vrijdag 15 juni 2012

London Calling (dag 1) - Amsterdam : Paradiso : vrijdag 18 mei 2012

London Calling, editie 38, en wederom was ik van de partij. Met zoveel bezochte festivalafleveringen mag ik mezelf met recht een hardcore veteraan noemen, en het aantal bands dat ik sinds 1992 in de loop der jaren op London Calling heb gezien, loopt in de honderden. Zeker de laatste vijf jaar loopt dat aantal per het tweemaal jaarlijks georganiseerde festival flink op, want elke editie telt al gauw om en nabij de 25 bands. En die probeer ik ook allemaal te zien, liefst van begin tot eind, al valt en staat dat natuurlijk ook met de kwaliteit van het gebodene. De eerste editie van 2012 – ergens in november volgt de tweede – telt in totaal 27 bands, zoals gewoonlijk uitgesmeerd over twee avonden in Paradiso. Het is altijd maar afwachten wat je voor de kiezen krijgt, maar alvast vooruitlopend op de zaken, kan ik stellen dat er deze keer veel te genieten viel. Het spits wordt afgebeten door Foe. Je spreekt het uit als ‘foo’, maar laat ik het nou op zijn Nederlands zeggen, want dan kan ik er een korte treffende rijm op maken. Foe ben ik al gauw moe. Foe (het alias van Hannah Louise Clark) is een blonde, langharige zangeres in een witte jurk met op de rugzijde haar naam en op de voorkant twee ogen ter hoogte van haar borsten. Dat moet dan visuele stimulatie voorstellen. Interessanter kan Foe, met rugdekking van drie jongemannen, het niet maken. Dit is van die indierock waar kraak noch smaak aan zit. Hier en daar doet het me denken aan medio 90er jaren band Sleeper, niet alleen wat betreft de muziek maar ook omdat Sleeper, net als Foe, eigenlijk nooit de middelmaat wist te ontstijgen. Conclusie: exit Foe, want dit gaat het niet worden.


Gelukkig wordt de valse start al gauw goedgemaakt door Kassidy: vier Schotten (uit Glasgow) die allemaal gitaar spelen, gebroederlijk naast elkaar staan, gezamenlijk – in harmonie of individueel – de vocalen voor hun rekening nemen en tevens, met uitzondering van Hamish Fingland, al geruime tijd kapper noch scheermes hebben gezien. Vier kapiteins op één schip, gaat dat geen problemen geven? Klaarblijkelijk niet, want dit is een democratie waarin iedereen zijn sterkste punten voor het voetlicht mag brengen. In gebundelde vorm leidt dat tot solide folk / pop / rock liedjes die blijven hangen zoals “Night in the box”, “There is a war coming” en “Stray cat”. Een gezette, gedrongen bassist met een soort Afrokapsel contrasteert met de vier mannen op de voorgrond, waar ik voorafgaande aan het optreden naast stond, zowel bij de bar als kijkend naar Foe. Zonder te weten wie ze waren, herkende ik er meteen leden van een Britse band in. Het charisma hebben ze in ieder geval, zo concludeer ik, en na afloop weet ik dat ze ook over de liedjes beschikken. O ja, en zanger Barrie-James O’Neill beschikt sinds enige tijd ook over een bekend liefje: Lana Del Rey. Weet u dat ook weer. 

Je kunt geen recensie of artikel over Citizens! uit Londen lezen zonder dat er gerefereerd wordt aan Alex Kapranos, zanger/gitarist van Franz Ferdinand. Alex heeft dan ook als producer achter de knoppen gezeten tijdens het opnameproces van het debuutalbum van Citizens! getiteld “Here we are”. Hier zijn ze dus, met een muzikale stiel die de interesse van Alex in de band verklaart want niet bepaald mijlenver uit de buurt van zijn eigen band verwijderd. Alleen, en daar wringt de schoen, dit is het toch allemaal net niet, met uitzondering van het lekker in gehoor liggende “Reptile”. Mijn persoonlijke struikelblok is de stem van zanger Tom Burke, waar ik geen klik mee heb, en op den duur zelfs als storend begin te ervaren. Bij vlagen aardig, maar niet bijzonder genoeg om de aandacht tot en met het einde vast te houden.

 

Oberhofer is een band geformeerd rond bandnaamgever Brad Oberhofer. Ook live is dat evident want het is de kleine, energieke, hyperactieve krullenbol die alle aandacht naar zich toetrekt. Hij ziet een nachtelijk boottochtje door Amsterdam wel zitten, maar helaas is er niemand in het publiek die hem dat kan aanbieden. En ik al helemaal niet, want ik heb geen boot, laat staan dat die in de hoofdstad is aangemeerd. Jammer, want ik had samen met Brad en zijn muzikale maten graag door de grachten gevaren, onderwijl lurkend aan flesjes bier in toenemende mate van dronkenschap en leut. Zulke gedachten borrelen als vanzelf op, geïnfecteerd als ik raak door de vrolijke surfpoppunk, een jolig strandfeestje met Howler, The Strokes, Beach Boys en The Drums rond het kampvuur of vooruit dan maar, op die denkbeeldige boot van me, gretig de ijskast plunderend terwijl we onderweg obsceniteiten schreeuwen naar mensen op de kade. We nemen dan de xylofoon mee, die gitarist Matthew Scheiner nodig heeft voor “Away frm you” en “oOoO”, want die twee liedjes mogen niet ontbreken. Net als de rest trouwens. 

In Engeland moet prins Charles nog even wachten voordat zijn moeder aan hem de scepter overdraagt, maar vanavond in Amsterdam heeft Charles Costa alias King Charles alvast een voorschot genomen op de eretitel. Nou had ik graag gezegd dat de indiefolk van Charles – uiterlijk een kruising tussen een dandy, piraat en toreador – een bijbehorend kroontje verdient. Echter, ik kom al vrij snel tot de conclusie dat deze Charles dan wel opwindender is dan de Britse troonpretendent met de grote oren – niet zo heel moeilijk natuurlijk – maar op muzikaal gebied niet meteen een koninklijke onderscheiding waard is. Er wordt inzet getoond, en de koning en zijn gevolg trachten een sfeer van uitbundigheid te creëren waarvan ze hopen dat die overslaat op het publiek. Doch het volk beslist anders. 

London Calling heeft een reputatie op te houden als festival waar onbekend talent zich voor het eerst in Nederland laat zien, om niet veel later op kleinere dan wel grotere schaal door te breken. Bekende voorbeelden uit het verleden zijn Franz Ferdinand, Editors en Placebo. Niet elke festivaleditie kan het waarmaken, maar als ik dan toch een band moet aanwijzen die best hoge ogen zou kunnen gooien, dan is dat voor deze avond Zulu Winter. Mede dankzij het aan Chris Martin verwante stemgeluid van Will Daunt hangt er een zweem van Coldplay in de lucht, al lijkt me dat niet ingecalculeerd. Zulu Winter kan bogen op solide songs die makkelijk kunnen worden opgepikt en meegezongen zoals singles “We could be swimming” en “Silver tongue”. Het doet weliswaar soms iets te gepolijst aan, maar waarom zou elke band naar bier, zweet en rock’n’roll moeten ruiken of zichzelf scherpe randen moeten aanmeten, als dat nu eenmaal niet in de aard ligt? 

Op herhaling: Breton. Verdiend ook, want een half jaar geleden, toen niemand – ja, en daar reken ik mezelf ook toe – ze nog kende, maakten ze een goede beurt in de bovenzaal met hun interessante mix van electrorock, Foals en Friendly Fires. Inmiddels hebben ze een goed ontvangen debuutalbum op hun CV staan, en qua naamsbekendheid zijn ze er op vooruit gegaan. Hun ‘promotie’ naar de grote zaal is verdiend, en ook voor wie de band pas voor de eerste keer op London Calling meemaakt, zal moeten beamen dat Breton een zelfverzekerd en overtuigend optreden neerzet. “Other people’s problems”, zo luidt de titel van hun eerste album, want zelf lijken ze nergens last van te hebben. 

Opmerkelijk: nadat het optreden van Zulu Winter is beëindigd, stroomt niet zoals gebruikelijk de zaal langzaam leeg omdat iedereen de act in de grote zaal wil zien (of weggaat om te roken, te plassen, aan de bar te gaan hangen etc.) maar komt er juist een stroom bezoekers op gang die naar binnen wil. En dat terwijl pas over veertig minuten de volgende artiest haar opwachting maakt. Het zegt iets over de populariteit van Grimes – het alter ego van Claire Boucher – waar ik me in ieder geval niet van bewust ben geweest. Al ruim voor aanvang is er dan ook geen doorkomen meer aan. De mensen die in de zaal staan, zitten gevangen als haringen in een ton, en wie er nog bij wil, heeft eenvoudigweg pech. Ik weet me nog via de bar een weg te banen totdat ik de toog in mijn rug heb en op mijn tenen staand diverse glimpen kan ontwaren van de artieste. De temperatuur loopt dankzij de opeengepakte mensenmassa ondertussen steeds verder op, en mijn gedachten beginnen zich meer te focussen op een verfrissende douche dan op de lichtelijk ontvlambare en zich op een eigen pad begevende electropop van Grimes. Sommigen geven de moed op omdat ze niets zien, een ander spreekt verzuchtend de hoop uit dat Grimes naar Lowlands komt. Wat ik vooral hoor en bij vlagen zie, wekt mijn interesse, dus voor mij en al die anderen des te jammer dat de organisatie de foute keuze heeft gemaakt door Grimes niet in de grote zaal te laten spelen. Dat zou menigeen een hoop teleurstelling en zweetdruppels hebben bespaard. 

In februari jongstleden reisde ik naar Amsterdam om het Nederlandse podiumdebuut van Howler bij te wonen. De vraag die ik mezelf vooraf had gesteld of het een hype of hoogtepunt zou worden, kon ik na afloop met overtuiging in het voordeel van de band beantwoorden. Vanavond is dat niet anders, zelfs met een man minder, want bassist Jay Simonson is niet van de partij. Zijn afwezigheid wordt niet verklaard, maar het gemis wordt muzikaal zodanig opgevangen door de voor de gelegenheid op basgitaar overgeschakelde toetsenist Max Petrek dat je het verschil eigenlijk niet eens merkt. In veertig minuten jaagt de band er het grootste deel van hun repertoire doorheen, zonder een steek te missen of in te kakken, met het effect van een energiedrankje of de spreekwoordelijke peper in de reet. Hun mix van Ramones, The Strokes, The Jesus And Mary Chain, garage- en vijftiger jaren rock doet vlot, aanstekelijk en opwindend aan. Ik verheug me erop ze weer op Pukkelpop te zien! 

Jong, fris en sprankelend. En uit Brisbane. Ziedaar in het kort mijn oordeel over Last Dinosaurs. Wat ik ‘ter voorbereiding’ op internet aantrof, bezorgde me geen kippenvel, maar live toveren deze vier jongens een brede, tevreden grijns op mijn gezicht. Het is vrolijk, funky en dansbaar. Hun in elkaar gevlochten covermedley van “Lady” (Modjo) en “Groovejet” (DJ Spiller en Sophie Ellis-Bextor) spreekt in dat opzicht boekdelen. Songtitels ontgaan me, maar dat geeft niet, want Last Dinosaurs staat garant voor een onderhoudend, heerlijk ongecompliceerd half uur. In de muziek ontdek ik plukjes Vampire Weekend en The Rapture, doch vooral een sound bepaald door jeugdig elan en onbevangenheid gekoppeld aan een oor voor leuke, koolzuurhoudende liedjes. Op deze wijze behoeden Last Dinosaurs zich met gemak voor uitsterving.  

De late uurtjes zijn aangebroken en die worden op overtuigende manier ingevuld door trio Austra, die me hun wereld binnenzuigen met bij vlagen betoverende electropop. “Spellwork”, een van de songs die ze spelen, is dan ook toepasselijk getiteld. “Spellbinding”, zou ik eraan willen toevoegen. De drie jongedames bewegen zich, af en toe theatraal gebarend, als bosnimfen over het podium, en hun zang heeft een zalvende werking op mijn lijf dat lekker onderuitgezakt op een houten stoel vanaf het balkon de intrigerende muzikale verrichtingen volgt van deze band uit Toronto. “Beat and the pulse” en “Lose it” zijn ook van die titels die je letterlijk op Austra mag stempelen: liedjes met een kloppende pols om jezelf in te verliezen. Het kan mede aan het tijdstip en mijn gemoedstoestand liggen, maar Austra komt voor mij als geroepen.  

Ik wil en kan het niet al te laat maken, want mijn vooruitzicht bestaat uit een korte nachtrust, om me vervolgens in een nette outfit te hijsen ten behoeve van een bruiloft die, inclusief de ermee gepaard gaande heen en weer reisbewegingen, het grootste deel van de zaterdag in beslag zal nemen. En dan heb ik nog niet eens weet van de salsa / merengue workshop die me op de bruiloft te wachten staat. Hoe dan ook, het afsluitende gedeelte van mijn eerste dag van London Calling heet Au Palais, een duo dat na Grimes en Austra de derde band uit Canada is die op de planken staat. Het is een sympathiek stel, deze broer (David) en zus (Elise), dat electropop met eenzelfde karakter maakt. De cover van “Some velvet morning” haalt door technische problemen het einde niet en dus maakt Elise het maar a capella af, nadat een mislukte, lacherige poging is ondernomen om de boel toch weer draaiende te krijgen. Het klinkt best aardig maar zeker op dit late uur met de al genoemde vooruitzichten, is er beduidend meer voor nodig om mij te doen willen blijven. Zodoende geen au palais maar á l’hotel. En morgen part deux.

Meer foto’s hier!