Le Guess Who is een meerdaags muziekfestival dat plaatsvindt op diverse locaties in de binnenstad van Utrecht. Het bestaat sinds 2007 maar voor mij is het de eerste keer dat ik het evenement bezoek. Ik houd het slechts op één dag, de laatste op zondag, omdat dan de voor mij meest interessante bandjes optreden. Het gros daarvan valt binnen het kader van de zgn. ‘Fuzzbox’, wat staat voor een variatie aan garagerockbandjes die beurtelings op de twee podia in de zaal van Tivoli Oudegracht optreden. Die podia bestaan enerzijds uit de vaste bühne en anderzijds een geïmproviseerd ‘podium’ wat eigenlijk niet meer behelst dan twee aan de zijkant van de zaal geplaatste speakersets waartussen de band mag optreden. Achter het drumstel bevindt zich een deur richting backstage. Mijn eerste stop is weliswaar Tivoli Oudegracht maar dat is alleen om mijn ticket om te ruilen voor een papieren polsbandje dat ik zelf mag aanbrengen. Daarna probeer ik met een simpel plattegrondje zaal Ekko te vinden, me een weg banend tussen drukke winkelstraten: het is de laatste zondag voor pakjesavond. De laatste keer dat ik Ekko bezocht zal meer als tien jaar geleden zijn geweest dus het is even zoeken. Ondanks dat de route op papier simpel lijkt, moet ik toch drie keer de weg vragen en opvallend daarbij is dat degenen die me helpen – inwoners van de stad – de mij door Le Guess Who verstrekte plattegrond bestempelen als ‘een rare kaart’. Uiteindelijk bereik ik mijn bestemming en heb ik de route in mijn hoofd geprent. Ik moet hier namelijk vandaag nog minstens één keer komen.
Ik ben terug in de ‘Fuzzbox’ waar Acid Baby Jesus, een kwintet uit Athene, mag komen bewijzen dat Grieken tot meer in staat zijn dan zichzelf diep in de schulden steken. Een flauwe opmerking natuurlijk, temeer omdat de band werkt voor zijn geld. Oeps, tweede flauwe grap! Het kan door de sinds de Eurocrisis geschetste beeldvorming komen maar deze jongens zien eruit alsof ze al jaren (te) weinig euro’s te verteren hebben. Ze zien er niet hip uit of als een typische ‘garagerock’ band, maar goed, dat is ook geen moetje. Belangrijker is of ze de aandacht kunnen vasthouden, en dat gaat ze meteen goed af met openingssong “Horse”, een dreinende, hypnotiserende song met een walsachtig ritme. Het is eigenlijk ook hun beste nummer, als je het afzet tegen alles wat ze daarna spelen. Niet dat de rest ondermaats is maar bijzonder is het evenmin. Het is aan de inzet van de band te danken dat ze hun songmateriaal de juiste ‘boost’ weet mee te geven om boven zichzelf uit te stijgen.
Het is inmiddels lichtjes gaan regenen en wanneer ik bij Ekko arriveer zie ik daar een groepje mensen staan. Ik ga naar de deur maar wordt er tegengehouden door een Surinaamse meneer van de security. “Het is vol”, zegt hij op gedecideerde toon. “Ik mag niemand meer naar binnenlaten.” Om me heen zie ik beteuterde gezichten. Een jong Vlaams stel komt aan, wil naar binnen en krijgt hetzelfde te horen. “We waren een half uur geleden nog in de zaal, en gingen even naar buiten om ergens iets te gaan eten”, proberen ze nog. De beveiligingsman is niet te vermurwen, ook niet nadat het stel claimt uitgerekend voor Diiv een ticket te hebben gekocht en als ze niet naar binnen mogen, dan zouden ze de volgende dag naar Parijs moeten reizen om de band in kwestie te kunnen zien. “Sorry mensen, ik maak de regels niet!” zegt de Surinamer op verontschuldigende toon. Hij lijkt zich steeds ongemakkelijker over de situatie te gaan voelen, zeker nadat hij voor alle duidelijkheid een A4tje op de deur plakt met de mededeling dat de zaal vol is. Een meisje smeekt naar binnen te willen, ze moet namelijk een stukje schrijven over het optreden. Ook zij krijgt nul op rekest. “Als er iemand naar buiten gaat, mag er iemand naar binnen”, krijgen we te horen, maar niemand lijkt er vertrouwen in te hebben. Ik besluit het gewoon af te wachten, ik sta immers al naast de deuropening en je weet maar nooit. Diiv is ondertussen van start gegaan met hun eerste nummer. Gelukkig kunnen we het concert horen, een schrale troost. Er gaat een bezoeker de deur uit, maar de security krijgt het voor elkaar dat te missen. Hij is even weggegaan voor overleg. In samenspraak met iemand van de organisatie mag hij 25 mensen toegang geven tot het gebouw. Mijn uitgangspositie is goed, en als vijfde, meteen na het Belgische stel die ik laat voorkruipen, mag ik naar binnen. Tja, de organisatie had het al van tevoren aangekondigd: kom op tijd, want vol is vol. Maar niemand die denkt dat het hem of haar zal overkomen, dat blijkt maar weer. De afgeladen zaal zegt ook iets over de populariteit van Diiv want deze drukte lijkt me echt geen toeval of een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Aan de andere kant: er passen slechts 250 mensen in Ekko. Mijn geduld wordt in ieder geval beloond met een wervelend optreden van Diiv. Live klinkt Diiv aanmerkelijk heftiger en opwindender dan op plaat, als een punkband op de shoegaze toer. Het gitaargeluid is als een overspoelende golf, de toch al volgepropte ruimte vullend. Verder dan de deuropening kom ik niet, en ik moet mijn nek strekken om het optreden te kunnen zien en toch krijg ik het gevoel er middenin te zitten. Dat neemt niet weg dat ik Diiv (en het publiek) volgende keer graag een grotere zaal gun.
Hoe anders gaat eraan toe tijdens Fidlar. Ik ben blij dat ik uit voorzorg tijdig een ‘veilig heenkomen’ heb gezocht op het balkon, precies tegenover de plek waar de vier garagepunkers uit Californië optreden. Op de een of andere wijze heb ik ze dit jaar gemist op Pukkelpop ofschoon ze wel op mijn ‘to see’ lijstje stonden. Dit is dus mijn herkansing. Ze stonden overigens ook op Lowlands afgelopen zomer. Het zou heel goed kunnen dat aardig wat toeschouwers die vanavond in de zaal zijn Fidlar daar hebben gezien, uit hun dak zijn gegaan en dat graag nog eens over willen doen. En dan niet dunnetjes maar voluit. Er wordt gemosht, gesprongen, geduwd, getrokken en gecrowdsurft dat het een lieve lust is en de soundtrack bestaat uit korte punkliedjes die de geneugten van drugs, drank en skateboarden bezingen. Na elke song bedankt bassist Brandon Schwartzel het publiek door “Thank you” met een hoog stemmetje te zeggen. Het wiel wordt hier niet opnieuw uitgevonden, maar het rolt wel op energieke wijze door de zaal heen als een op hol geslagen raceauto. Het komt soms over als makkelijk scoren en puberaal gedoe, al die teksten over goedkoop bier, geldgebrek, blowen en hoeren dat een bepaald clichébeeld oproept dat desondanks of juist daarom bij het publiek aanslaat. Aan de andere kant pretendeert Fidlar ook niet meer dan dat te zijn, ze willen ‘fun’, dat stralen ze uit en dat is wat het publiek krijgt. Bovendien zijn die teksten gekoppeld aan simpele maar effectieve drie akkoorden punk met een hoge mate van aanstekelijkheid. Fidlar staat voor: Fuck It Dog Life’s A Risk. En zo is het maar net.
De Amerikaanse singer/songwriter Sharon Van Etten heeft drie albums op haar naam staan, en eerlijk gezegd ken ik geen van allen, althans niet van A tot Z. De paar liedjes waarmee ik wel bekend ben, zoals bijvoorbeeld gespeeld in een aflevering van “Later… with Jools Holland”, hebben me er echter van overtuigd dat een live optreden van deze 31-jarige New Yorkse wel eens erg de moeite waard zou kunnen zijn. Een juist vermoeden want van de zestig minuten die Sharon en haar (prima musicerende) driekoppige band tot de beschikking staan, wordt er niet één verspild. De zangeres heeft een karaktervolle stem, die een gevoel van melancholie, berusting en troost kan overbrengen, maar ook gefocust en zelfverzekerd van aard is. Als Sharon zingt, is de zaal stil, en zo hoort het ook. Met band of alleen, zichzelf begeleidend op gitaar, weet ze met haar ‘folk meets indie rock’ liedjes de aandacht op haar gericht. Sharon, die trouwens wel iets wegheeft van (vergeten) actrice Karen Allen, is verkouden, zo geeft ze aan, wat soms rare dingen met haar stem doet. Ze geeft een demonstratie die niet van humor is gespeend en die haar gitarist de opmerking ontlokt dat ze klinkt als Yoda. Zo zijn er wel meer kwinkslagen met het publiek, wat de zangeres aan sympathie doet winnen. Maar die had ze al verdiend met stil makende uitvoeringen van “Give out”, “Save yourself” en “Kevin’s”. Zoals gezegd benut Sharon haar tijd goed, en momenten waarop de boel op inkakken staat zijn dan ook niet te bespeuren. Je krijgt eerder de indruk getuige te zijn van iets bijzonders. Ze eindigt met de aanzwellende finale “I’m wrong” en dan is het gedaan. Dit was een vervroegd Sinterklaascadeautje.
“Psychotic reaction”, is niet alleen de titel van het garagerocknummer van The Count Five uit 1965, maar ook een passende omschrijving van de publieksreactie op Night Beats, een trio uit Seattle. Vanaf het balkon zie ik een knul op psychotische wijze uit zijn dak gaan. Het is dat zijn lichaam redelijk de ‘steady beat’ van de drummer volgt en hij op een gegeven moment weer bij zinnen komt, anders zou de roep om een dokter in de zaal geen overbodige zijn geweest. Tegelijkertijd vallen zijn wilde, manische bewegingen eigenlijk niet eens zo uit de toon te midden van de kluit enthousiastelingen die zich voor het kleine podium hebben verzameld, want iedereen is door het dolle heen. Zelfs de speakers, die achter de band heen en weer deinen. Het is alsof ze staan te popelen om ook tussen het publiek te kunnen duiken. Night Beats geeft er dan ook reden toe met hun opwindende, psychotisch-psychedelische garagerock die zich een weg tript langs onder meer 13th Floor Elevators en The Seeds. De gitarist beklimt een speaker, maar dat lijkt niet zo’n veilig idee en dus gaat hij maar voor een crowdsurfmoment terwijl hij ondertussen manhaftig probeert verder te spelen. Het past binnen de totale gekte die Night Beats teweeg weet te brengen, en waar elke andere band zo voor zou tekenen.
Meer foto’s hier!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten