20 jaar London Calling. Zolang ga ik dus al. Op hoeveel bands dat in totaal neerkomt zou ik niet weten maar het zijn er in ieder geval een hele hoop. Honderden. Sommige daarvan staan me nog goed bij, andere ben ik alweer lang vergeten, soms meteen na het optreden. Er wordt graag gerefereerd aan de bands en artiesten die op London Calling stonden toen ze nog onbekend waren – vaak was Paradiso zelfs hun Nederlandse podiumdebuut – en later doorbraken. Denk bijvoorbeeld aan Franz Ferdinand, Placebo, Editors en Florence + The Machine. Maar ik heb in de loop der jaren ook de nodige bands gezien die indruk maakten maar nooit het grote publiek bereikten. Ze belandden in de vergetelheid, draaiden zichzelf de nek om voordat ze goed en wel begonnen waren of sluimerden onder de radar voort. Earl Brutus, Linoleum, The Jennifers, Terris, The Oxford Glamour Models: wie kent ze nog… of überhaupt? Het is elke editie spannend of zich weer van die muzikale verrassingen gaan voordoen, los van de vraag of ze later groot worden of niet. Op papier heeft deze editie – november 2012 – in ieder geval een aantal interessante namen waarvan ik de meeste wel ken of over heb gehoord. Het spits wordt afgebeten door een act die mij onbekend is: Stubborn Heart. Het betreft een duo opererend op het kruispunt van dubstep en soul, en dat laatste komt vooral op conto van zanger Ben Fitzgerald. De muziek doet nog het meest denken aan James Blake, en de intimiteit die van de liedjes uitgaat kennen we van The XX. Ik hoor niet meteen een liedje dat eruit springt en iets meer variatie zou welkom zijn, maar toch zorgt Stubborn Heart voor een goed begin van het festival. En zoals bekend is dat het halve werk.
Tussen het aanbod van (nieuwe) bands op London Calling zitten vaak ook acts en artiesten die op herhaling zijn. Teruggevraagd dus, omdat ze sinds hun eerste keer op LC aan populariteit hebben gewonnen of zijn doorgebroken. Van Hooded Fang kun je niet echt zeggen dat ze sinds hun laatste bezoek aan LC ‘the next big thing’ zijn geworden. Niet dat het mij wat uitmaakt want Hooded Fang mocht een half jaar geleden tot een van de lichtpuntjes van het festival worden gerekend. Toen stonden ze in de kleine zaal, ditmaal in de grote. Afgezien van het feit dat bassist April Ansielmo, het ex-liefje van zanger / gitarist Daniel Lee, niet meer van de partij is – misschien dat dit gemeenschappelijke amoureuze verleden ze parten heeft gespeeld – komt de setlist van HF op veel punten overeen met hun eerdere optreden op London Calling. Er wordt namelijk veel gespeeld van laatste album “Tosta mista” – een aanrader, zeg ik hier nog maar eens – en alleen op het einde kondigt zich ‘a new song’ aan. Is dat erg? Nee, want zoals gezegd is “Tosta mista” een prima plaat vol aanstekelijke surfende garagerock met een gezonde meezingfactor en dat wordt live met vaart voor het voetlicht gebracht. Wanneer ik later op de avond Daniel tegen het lijf loop, kan ik dan ook de verleiding niet weerstaan om hem te complimenteren en te vragen voor een gezamenlijk fotomoment. Waarvan akte!
De NME heeft er een sport van gemaakt om elke week een nieuwe ontdekking de hemel in te prijzen, en ook de drie zussen die samen Haim uitmaken zijn die eer te beurt gevallen. Niet zelden weet een band die loftuitingen niet waar te maken maar daar heeft Haim geen enkele last van. Ik heb het trio leren kennen via hun gratis downloadbare debuut EP “Forever” – nog steeds voor nop te verkrijgen volgens mij – en daar hoorde ik wel potentie in, maar lyrisch werd ik er niet van. Live weet Haim echter moeiteloos te overtuigen. Hun zelfverzekerdheid, samenspel, compositorische kwaliteiten en instrumentbeheersing verwacht je eerder bij een doorgewinterd gezelschap dat al wat albums meegaat dan een band die pas aan het begin van zijn carrière staat. De drie zussen, aangevuld met een mannelijke drummer, maken solide poprock met een 80s én 90s inslag die geknipt lijkt voor mainstream succes. Het zou in ieder geval verdiend zijn. Die gunfactor weten de meiden zelf te genereren, mede door hun energie en enthousiasme. Een doorbraak ligt voor de hand, dat straalt er gewoon vanaf. De NME vergeleek de band een paar keer met Fleetwood Mac, en alsof ze dat zelf willen bevestigen, spelen ze een dampende cover van “Oh well”. Het is een songtitel die beslist niet opgaat voor de band zelf, want Haim bewijst vanavond geen band te zijn uit de categorie ‘och ja’ maar eentje van het kaliber ‘jazeker!’
Met de komst van The Joy Formidable krijg ik even een flashback naar de hittegolf die Pukkelpop dit jaar tot zo’n beproeving maakte. Schuilend tegen de zon onder het afdak van een kraam waar stukken meloen werden verkocht, zag ik een stukje van het TJF concert dat voor een zekere mate van muzikale verkoeling zorgde. Het is dat een overlap binnen het programma noopte tot een slakkengang naar de volgende band, anders hadden vast nog iets meer meegepikt dan het geval is geweest. De band stond al een keer eerder op LC, eveneens in de grote zaal, en toen kwamen ze solide en overtuigend over. Vanavond is dat niet anders, met als verschil dat ze duidelijk zijn gegroeid en daardoor nog krachtiger overkomen, ongetwijfeld het gevolg van (onder andere) meer spelen. Zangeres / gitarist Ritzy Bryan is het soort frontvrouw waar je als band de handen mee dicht mag knijpen. Ze heeft uitstraling, zingt en speelt met overgave en maakt goed gebruik van het podium. De ritmesectie staat als een huis. Dat levert pakkende, stevige indierock op met een hoop ‘schwung’ en de conclusie dat de naam van de band de lading in grote mate de lading dekt.
Kreeg ik eerder op de avond al een hete Pukkelpop flashback bij The Joy Formidable, nu heb ik er weer eentje met Cloud Nothings. Het was de eerste band die ik dit jaar op genoemd festival meemaakte. Nou ja, de laatste twee nummers dan, maar zoveel meer hebben ze eigenlijk toen niet gespeeld, want ze waren te laat begonnen en dat werd qua tijd niet gecompenseerd. Ze gingen hoe dan ook onstuimig tekeer, en dat smaakte naar meer. Dat ‘meer’ krijg ik dus vanavond voorgeschoteld en ja, het smaakt weer goed. Niet geweldig maar het bevat alle noodzakelijke ingrediënten om het publiek te doen losgaan. Al geldt dat wat minder voor die bescheiden crowdsurfers. De heksenketel voor het podium sla ik niettemin vanaf een veilige plek gade. De indienoise / garagepunk van Cloud Nothings bevat vanavond een aantal songs van “Attack on memory” waaronder het uitgesponnen “Wasted days” en het betrekkelijk poppy “Fall in”. Het is de tweede keer dat de band zijn opwachting maakt op het festival, maar de eerste maal heb ik ze gemist. Toen stond ik namelijk in een Oostenrijkse jodeloutfit (niet mijn idee) op een themaverjaardag. Ik probeer dat te vergeten, zult u begrijpen. Ook dat is een ‘attack on memory’.
Normaal gesproken kun je tegen de tijd dat de laatste band van start gaat op het hoofdpodium een kanon afschieten op de balkons. Dat is deze keer anders, want het is nog steeds druk. Heeft het te maken met Twin Shadow die een hit heeft, maar waarvan ik het bestaan niet ken? De band, of eigenlijk zanger George Lewis jr. plus om zich heen verzamelde huurlingen, is hier op herhaling maar toen ben ik ze misgelopen (zie hierboven bij Cloud Nothings voor het ‘waarom’) maar met een nieuw, tweede album op zak heeft Twin Shadow wat te promoten. In hoeverre de genoemde drukte een indicatie is van de publieksbehoefte naar deze promotie weet ik niet, maar op enkele nummers na kan ik hier amper voor warmlopen. Een naam die me herhaaldelijk te binnenschiet is die van Prince. Die van de jaren tachtig dan. Dat is sowieso een tijdperk waarvan de (twin) schaduw behoorlijk hangt over het werk van George Lewis jr. Het maakt mij in ieder geval nostalgisch noch enthousiast. Gezien het tijdstip en de hoeveelheid muziek die ik al achter de kiezen heb gehad, begin ik bovendien te verlangen naar het einde.
Meer foto’s hier!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten