woensdag 19 december 2012

London Calling (dag 1) - Amsterdam : Paradiso : vrijdag 02 november 2012

20 jaar London Calling. Zolang ga ik dus al. Op hoeveel bands dat in totaal neerkomt zou ik niet weten maar het zijn er in ieder geval een hele hoop. Honderden. Sommige daarvan staan me nog goed bij, andere ben ik alweer lang vergeten, soms meteen na het optreden. Er wordt graag gerefereerd aan de bands en artiesten die op London Calling stonden toen ze nog onbekend waren – vaak was Paradiso zelfs hun Nederlandse podiumdebuut – en later doorbraken. Denk bijvoorbeeld aan Franz Ferdinand, Placebo, Editors en Florence + The Machine. Maar ik heb in de loop der jaren ook de nodige bands gezien die indruk maakten maar nooit het grote publiek bereikten. Ze belandden in de vergetelheid, draaiden zichzelf de nek om voordat ze goed en wel begonnen waren of sluimerden onder de radar voort. Earl Brutus, Linoleum, The Jennifers, Terris, The Oxford Glamour Models: wie kent ze nog… of überhaupt? Het is elke editie spannend of zich weer van die muzikale verrassingen gaan voordoen, los van de vraag of ze later groot worden of niet. Op papier heeft deze editie – november 2012 – in ieder geval een aantal interessante namen waarvan ik de meeste wel ken of over heb gehoord. Het spits wordt afgebeten door een act die mij onbekend is: Stubborn Heart. Het betreft een duo opererend op het kruispunt van dubstep en soul, en dat laatste komt vooral op conto van zanger Ben Fitzgerald. De muziek doet nog het meest denken aan James Blake, en de intimiteit die van de liedjes uitgaat kennen we van The XX. Ik hoor niet meteen een liedje dat eruit springt en iets meer variatie zou welkom zijn, maar toch zorgt Stubborn Heart voor een goed begin van het festival. En zoals bekend is dat het halve werk.  

Daarna is het de beurt aan Tops, een Canadees kwartet met zangeres / toetsenist Jane Penny als blikvanger. Tot dusverre heb ik meer gelezen over de band dan dat ik muziek van ze heb gehoord, dus ik laat me verrassen of het top(s) of flop gaat worden. Het blijkt een aangename ervaring want Tops maakt lieve charmante pop waar een mens best een beetje vrolijk van wordt. Ze roepen bij ondergetekende hetzelfde blije gevoel op dat bands als The Cardigans en het ondergewaardeerde Ivy, beiden rond de tijd van hun eerste platen (‘94/’95), wisten te creëren. Dat die twee laatstgenoemden ook een zangeres hadden / hebben met een prettig stemgeluid zal vast geen toeval zijn. Het optreden van Tops is leuk genoeg om op zijn minst te overwegen naar hun recent verschenen album te gaan luisteren. Of ik een hele plaat trek weet ik niet, maar als het, net zoals dit optreden, ongeveer een half uur duurt, dan hebben we precies de juiste hoeveelheid te pakken. Want net als ik ben verzonken in een mijmering waarin ik mezelf in slow motion door een wuivend korenveld zie huppelen, hand in hand met Jane, met een kroon van madeliefjes rond onze hoofden, houden ze ermee op. En zo hoort het: leave the public wanting more. 

Tussen het aanbod van (nieuwe) bands op London Calling zitten vaak ook acts en artiesten die op herhaling zijn. Teruggevraagd dus, omdat ze sinds hun eerste keer op LC aan populariteit hebben gewonnen of zijn doorgebroken. Van Hooded Fang kun je niet echt zeggen dat ze sinds hun laatste bezoek aan LC ‘the next big thing’ zijn geworden. Niet dat het mij wat uitmaakt want Hooded Fang mocht een half jaar geleden tot een van de lichtpuntjes van het festival worden gerekend. Toen stonden ze in de kleine zaal, ditmaal in de grote. Afgezien van het feit dat bassist April Ansielmo, het ex-liefje van zanger / gitarist Daniel Lee, niet meer van de partij is – misschien dat dit gemeenschappelijke amoureuze verleden ze parten heeft gespeeld – komt de setlist van HF op veel punten overeen met hun eerdere optreden op London Calling. Er wordt namelijk veel gespeeld van laatste album “Tosta mista” – een aanrader, zeg ik hier nog maar eens – en alleen op het einde kondigt zich ‘a new song’ aan. Is dat erg? Nee, want zoals gezegd is “Tosta mista” een prima plaat vol aanstekelijke surfende garagerock met een gezonde meezingfactor en dat wordt live met vaart voor het voetlicht gebracht. Wanneer ik later op de avond Daniel tegen het lijf loop, kan ik dan ook de verleiding niet weerstaan om hem te complimenteren en te vragen voor een gezamenlijk fotomoment. Waarvan akte!  

De bovenzaal zit weer eens mudvol. Ik kan nog net een plekje veroveren achterin de zaal, geleund – eigenlijk meer geplet – tegen de bar. Waarom het publiek zo massaal is uitgerukt voor Kodaline, een kwartet uit Dublin, schrijf ik toe aan de ‘profetische’ woorden van dj Giel B., die in “De wereld draait door” verkondigde dat Kodaline wel eens ‘de nieuwe Coldplay’ zou kunnen worden. Dat werd geïllustreerd met een snipper uit de videoclip van single “All I want”. Even los van het feit waarom de wereld een nieuwe Coldplay nodig zou hebben, zal een oppervlakkig stel oren zeker iets van laatstgenoemde terug horen in de sound van Kodaline. Maar dat ‘iets’ is niet wat “Parachutes” tot zo’n overtuigende, gevoelige snaar rakende plaat maakte, maar het brave en op safe spelende ‘iets’ waarmee “X&Y” werd geïnfecteerd. Het publiek maakt de indruk toe te happen, zeker wanneer de single wordt gespeeld. Die is best aardig, daar niet van, maar over de gehele linie mist Kodaline de verbeeldingskracht om meer te zijn dan een band die wel wat wegheeft van het grote voorbeeld. 

De NME heeft er een sport van gemaakt om elke week een nieuwe ontdekking de hemel in te prijzen, en ook de drie zussen die samen Haim uitmaken zijn die eer te beurt gevallen. Niet zelden weet een band die loftuitingen niet waar te maken maar daar heeft Haim geen enkele last van. Ik heb het trio leren kennen via hun gratis downloadbare debuut EP “Forever” – nog steeds voor nop te verkrijgen volgens mij – en daar hoorde ik wel potentie in, maar lyrisch werd ik er niet van. Live weet Haim echter moeiteloos te overtuigen. Hun zelfverzekerdheid, samenspel, compositorische kwaliteiten en instrumentbeheersing verwacht je eerder bij een doorgewinterd gezelschap dat al wat albums meegaat dan een band die pas aan het begin van zijn carrière staat. De drie zussen, aangevuld met een mannelijke drummer, maken solide poprock met een 80s én 90s inslag die geknipt lijkt voor mainstream succes. Het zou in ieder geval verdiend zijn. Die gunfactor weten de meiden zelf te genereren, mede door hun energie en enthousiasme. Een doorbraak ligt voor de hand, dat straalt er gewoon vanaf. De NME vergeleek de band een paar keer met Fleetwood Mac, en alsof ze dat zelf willen bevestigen, spelen ze een dampende cover van “Oh well”. Het is een songtitel die beslist niet opgaat voor de band zelf, want Haim bewijst vanavond geen band te zijn uit de categorie ‘och ja’ maar eentje van het kaliber ‘jazeker!’   

Een man met een gitaar. Zie daar Nick Talbot die muziek maakt onder het alias Gravenhurst. Hij zit op het Warp label, en dat schept, bij mij althans, bepaalde verwachtingen. In de bovenzaal is het weer vechten om een plekje maar naarmate het optreden vordert wordt de bewegingsruimte alleen maar groter. Een veeg teken? De muziek van Gravenhurst is mij zo goed als onbekend, en eerlijk gezegd lukt het Nick niet om mij daar verandering in te willen brengen. Het is een man met een gitaar en hij speelt liedjes. Niet de meest charismatische man, brildragend, beetje mollig, en ook niet de meest aansprekende liedjes. Ik kijk op mijn spiekbriefje en zie dat ik nog niet eens op de helft ben van het aantal bands dat vanavond speelt. Tijd om mezelf wat rust te gunnen en te wachten op de volgende act die hopelijk wat meer leven in de brouwerij brengt.

Met de komst van The Joy Formidable krijg ik even een flashback naar de hittegolf die Pukkelpop dit jaar tot zo’n beproeving maakte. Schuilend tegen de zon onder het afdak van een kraam waar stukken meloen werden verkocht, zag ik een stukje van het TJF concert dat voor een zekere mate van muzikale verkoeling zorgde. Het is dat een overlap binnen het programma noopte tot een slakkengang naar de volgende band, anders hadden vast nog iets meer meegepikt dan het geval is geweest. De band stond al een keer eerder op LC, eveneens in de grote zaal, en toen kwamen ze solide en overtuigend over. Vanavond is dat niet anders, met als verschil dat ze duidelijk zijn gegroeid en daardoor nog krachtiger overkomen, ongetwijfeld het gevolg van (onder andere) meer spelen. Zangeres / gitarist Ritzy Bryan is het soort frontvrouw waar je als band de handen mee dicht mag knijpen. Ze heeft uitstraling, zingt en speelt met overgave en maakt goed gebruik van het podium. De ritmesectie staat als een huis. Dat levert pakkende, stevige indierock op met een hoop ‘schwung’ en de conclusie dat de naam van de band de lading in grote mate de lading dekt. 

Het is pas hun negende optreden in hun korte bestaan, en hun allereerste buiten Engeland. Ze zijn nog geen jaar bijeen – een kwestie van maanden, zo rekenen zanger/gitarist/krullenbol James Bagshaw en drummer Sam Toms later op de avond voor me uit – en hun debuutrelease moet op dat moment nog uitkomen (op het Heavenly label). Het betreft “Shelter song”, het nummer waar ze hun concert mee beëindigen. O ja, en “NME is going to do a piece on us”, weet James nog te melden. Niet geheel onbelangrijk natuurlijk wanneer dat muziektijdschrift je op positieve wijze in de smiezen heeft. Het jonge Temples is hooguit een maand of vijf geleden opgericht, verzekert Sam, dus we hebben hier met een wel heel kersverse band van doen. Ik raak met Sam in gesprek over bands als Loop, Spacemen 3 en The Telescopes – tot mijn grote verbazing heeft hij voor laatstgenoemde gedrumd – wat mijn sympathie voor de band nog wat groter maakt. Want die hadden ze namelijk al verdiend dankzij hun optreden op London Calling. Temples is dus een prille aangelegenheid maar wel een veelbelovende, zeker voor mensen die The Coral, Tame Impala en West Coast psychedelica een warm hart toedragen. 

Kreeg ik eerder op de avond al een hete Pukkelpop flashback bij The Joy Formidable, nu heb ik er weer eentje met Cloud Nothings. Het was de eerste band die ik dit jaar op genoemd festival meemaakte. Nou ja, de laatste twee nummers dan, maar zoveel meer hebben ze eigenlijk toen niet gespeeld, want ze waren te laat begonnen en dat werd qua tijd niet gecompenseerd. Ze gingen hoe dan ook onstuimig tekeer, en dat smaakte naar meer. Dat ‘meer’ krijg ik dus vanavond voorgeschoteld en ja, het smaakt weer goed. Niet geweldig maar het bevat alle noodzakelijke ingrediënten om het publiek te doen losgaan. Al geldt dat wat minder voor die bescheiden crowdsurfers. De heksenketel voor het podium sla ik niettemin vanaf een veilige plek gade. De indienoise / garagepunk van Cloud Nothings bevat vanavond een aantal songs van “Attack on memory” waaronder het uitgesponnen “Wasted days” en het betrekkelijk poppy “Fall in”. Het is de tweede keer dat de band zijn opwachting maakt op het festival, maar de eerste maal heb ik ze gemist. Toen stond ik namelijk in een Oostenrijkse jodeloutfit (niet mijn idee) op een themaverjaardag. Ik probeer dat te vergeten, zult u begrijpen. Ook dat is een ‘attack on memory’. 

De term ‘slackerglam’ verzin ik ter plekke tijdens het optreden van Gross Magic. Een aantal songs, niet alle, worden namelijk aangedreven door een typische glambeat, bekend geworden van de tegenwoordige zo foute kindervriend Gary G., en de glitterrock die daar vervolgens overheen wordt gegoten is ontdaan van alle glitter en vervangen door gruis. Neem Sam zelf nou bijvoorbeeld: een pet achterstevoren op zijn hoofd waaronder aan weerszijden shampoovreemde slierten haar uit tevoorschijn komen, en een broek met grote scheur die me niet uit modieuze overwegingen lijkt te zijn ontstaan. De band start met “Sweetest touch”, waarmee ook hun EP “Teen jamz” opent, op dit weblog omschreven als een mix van The Flaming Lips, T-Rex, Mott The Hoople en Ariel Pink. Het snelle “Telegram Tim”, door Sam aangekondigd als zijnde een song over zijn beste vriend Tim, doet zowel qua titel denken aan “Telegram Sam” (van het al genoemde T-Rex) als ook in zekere zin qua liedje, maar dan twee keer zo snel gespeeld. Het maakt een wat rommelig indruk maar het is wel onderhoudend. Gross Magic lijkt het door mij spontaan verzonnen label alweer deels van zich af te (willen) werpen maar voorlopig houd ik het nog even aan. Ik ben benieuwd naar wat de band in de toekomst uit de magische hoed weet te toveren.

Normaal gesproken kun je tegen de tijd dat de laatste band van start gaat op het hoofdpodium een kanon afschieten op de balkons. Dat is deze keer anders, want het is nog steeds druk. Heeft het te maken met Twin Shadow die een hit heeft, maar waarvan ik het bestaan niet ken? De band, of eigenlijk zanger George Lewis jr. plus om zich heen verzamelde huurlingen, is hier op herhaling maar toen ben ik ze misgelopen (zie hierboven bij Cloud Nothings voor het ‘waarom’) maar met een nieuw, tweede album op zak heeft Twin Shadow wat te promoten. In hoeverre de genoemde drukte een indicatie is van de publieksbehoefte naar deze promotie weet ik niet, maar op enkele nummers na kan ik hier amper voor warmlopen. Een naam die me herhaaldelijk te binnenschiet is die van Prince. Die van de jaren tachtig dan. Dat is sowieso een tijdperk waarvan de (twin) schaduw behoorlijk hangt over het werk van George Lewis jr. Het maakt mij in ieder geval nostalgisch noch enthousiast. Gezien het tijdstip en de hoeveelheid muziek die ik al achter de kiezen heb gehad, begin ik bovendien te verlangen naar het einde. 

De laatste band van de avond – of eigenlijk nacht inmiddels – is Alunageorge, een duo uit Londen dat bestaat uit Aluna Francis (zang) en George Reid (de muziek). Hoe simpel kan het bedenken van een naam voor je band soms zijn, denk ik dan maar. Het tweetal heeft pas één release op zijn naam staan, en wel de EP “You know you like it”, waarvan “Your drums, your love”, een ‘smooth’ liedje op het kruispunt van elektronische pop en R’n’B, min of meer de kartrekker is. Om op die EP titel terug te grijpen: het is een wat premature veronderstelling en hij gaat helaas ook niet helemaal op. Het goede nieuws is dat Alunageorge geen slechte band is, en ook geen matige, maar minder prettig is te moeten vermelden dat het mij evenmin bijzonder of opmerkelijk in de oren klinkt. Hun optreden onderga ik dan ook wat gelaten, na elk liedje denkend, of beter gezegd: hopend, dat het volgende nummer me wél weet te raken. Halverwege de vierde song is het voor Alunageorge een gelopen wedstrijd want de lokroep van de competitie – een ongezonde snack of twee en dan een warm bed – valt niet meer te weerstaan. FEBO calling!

Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten