dinsdag 25 december 2012

November 2012

CD’s

THE SOFT PACK – Strapped

Het tweede album van The Soft Pack komt voor ondergetekende niet zonder hoge verwachtingen. Hun debuutplaat was namelijk mijn favoriete album van 2010. Om het ‘slechte’ nieuws maar meteen achter de rug te hebben: die eer gaat “Strapped” dit jaar niet te beurt vallen. Het goede nieuws is dat ze dicht in de buurt komen, en een top 10 notering is dit zeker waard. “Strapped” is meer gepolijst dan zijn voorganger en de band steekt het hoofd een paar keer buiten de garage zoals op de Hall & Oates popsong “Bobby Brown” en het Smiths-achtige “Captain ace”. De band is toegankelijker, minder rafelig en op de vraag of dat nou een gewoon een kwestie van ontwikkeling is, een bewuste keuze om meer mainstream te klinken of beide, past maar één antwoord: who cares? Want het resultaat telt en tellen we die twee mindere tracks niet mee (“Tallboy” en “Bound to fall”) dan houden we nog altijd tien puike, pakkende, bondige liedjes over waar je als gitaarband trots mee kan thuiskomen. 

SAUNA YOUTH – Dreamlands
Op de hoes van dit eerste album van het uit Brighton afkomstige Sauna Youth staat het complete instrumentarium van de band, klaargezet voor het huis waar ze vermoedelijk wonen / repeteren, alsof de bandleden elk moment kunnen komen opdagen om te gaan optreden. Het oogt als een simpele setup, en dat is het ook, maar Sauna Youth weet daar een maximum aan rendement uit te halen. De ene vinylhelft van “Dreamlands” wordt in beslag genomen door het tien minuten klokkende “Town called distraction”, een kort, gesproken verhaal gezet op voortjakkerende, opwindende Ramones-achtige punk. Ondanks zijn lengte wordt het nergens langdradig. De vijf andere songs duren allemaal zo rond de twee à drie minuten en hebben ook die tomeloze energie van Ramones in hun beste dagen. Songs als “Planned designs”, “Snapback” en “Hairstyles” zijn gemaakt om wild door een ruimte te springen met de volumeknop ver naar rechts gedraaid. Het is lekker zweten met Sauna Youth! 

METZ – METZ
Ze komen naar mijn smaak niet vaak genoeg voorbij, van die bands / platen die je een hartgrondig “FUCK, YES!” ontlokken, omdat het de enige mogelijke reactie is. Hier hebben we er dan zo een: trio METZ (met hoofdletters uiteraard) uit Canada. Dit is bruut, razend, kolkend, explosief, furieus. En dat is alleen nog maar de zanger… Met uitzondering van de twee geluidsexperimenten “Nausea” en “--))—“, kan ik als het ware met de ogen dicht lukraak een aantal nummers eruit lichten (“Headache”, “Wasted”, “Get off”, “Negative space”, allemaal niet vrolijk getiteld, I know) en ze voldoen aan het geschetste klankbeeld, in roestvrij staal gesmeed met werktuigen die eerder bands als The Jesus Lizard, Scratch Acid en Big Black van pas kwamen. Dat gaat ook op voor single “Dirty shirt” dat label Sub Pop mij als klantbindende geste met dit album meezond. Begin februari is METZ in Nederland. Zorg dat je erbij bent!

TY SEGALL – Twins
Je kunt als artiest enorm productief zijn maar dat wil nog niet zeggen dat alles wat je op de wereld loslaat ook de moeite van het beluisteren waard is. Ty Segall is getuige zijn output dit jaar – “Twins” is zijn derde album, ook al is iedere plaat dan uitgebracht onder verschillende vlaggen – iemand die echter de kwaliteitscontrole scherp in de gaten houdt. Het is knap dat hij opnieuw voldoende goed materiaal heeft verzameld om weer een heel album mee te vullen, en daar zitten geen opgewarmde kliekjes tussen. Waar de 25-jarige het allemaal vandaan haalt mag Joost weten, maar hij lijkt het zo uit de mouw te schudden alsof het niets is. “Twins” zou bovendien wel eens het album kunnen zijn dat hem de mainstream in katapulteert. Op deze plaat gaan Blue Cheer en The Beatles met elkaar in de weer, daarbij diverse fuzzpedalen verslijtend. Geen gebrek aan aanbevelenswaardige oppeppers, maar vooruit, laat ik de garagepunker “You’re the doctor”, “The hill” (vanwege de bijdrage van Brigid Dawson, toetsenist van de onvolprezen Thee Oh Sees) en het logge, stroperige “Ghost” eruit pikken om toch met wat titels te kunnen strooien. Mijn advies: gewoon kopen deze plaat!  

EGYPTIAN HIP HOP – Good don’t sleep
Terug na een absentie van twee jaar, maar die tijd hebben de jongemannen uit Manchester goed benut. Ik vond ze destijds al tamelijk ongrijpbaar, moeilijk vast te pinnen en eigengereid. In attitude, qua creativiteit en muzikaal gezien hadden ze wel iets weg van Late Of The Pier die inmiddels in rook zijn opgelost. Ik hoop dat EHH voorlopig geen tweede al dan niet tijdelijke verdwijntruc uitvoert, want daar zijn ze te intrigerend voor. “Good don’t sleep” is een plaat waar na diverse draaibeurten nog steeds iets nieuws in te ontdekken valt en die over het algemeen niet meteen toeslaat maar na verloop van tijd. Ondanks dat het album zich laat beluisteren als een plaat die alleen maar uit het heden had kunnen komen, blijven invloeden uit de jaren tachtig niet onopgemerkt. Als Japan fan doet het me deugd daar iets van terug te horen in “Tobago” en “Strange vale”, idem aangaande Cocteau Twins in “The white falls” en “Pearl sound”. Soms is het slechts de ‘kleur’ van gitaar, bas of drum, maar toch, ik pik het eruit. Single “SYH” is dan weer een update van typische 80s elektronische pop. Soms slaan ze de plank mis, zoals in het nogal richtingloze duo “Snake lane west” en “One eyed king” maar dat neemt niet weg dat EHH voorlopig niet aan slapen toe komt. Immers: good don’t sleep. 

TWO DOOR CINEMA CLUB – Beacon
Het Ierse drietal hoeft voorlopig niet te vrezen dat het dankzij debuutalbum “Tourist history” behaalde succes gaat afnemen. “Beacon”, hun tweede, bevat namelijk alle elementen van hun voorganger terwijl er voldoende gesleuteld is aan het totaalconcept om niet van een gemakzuchtige herhalingsoefening te hoeven spreken. Feit is dat “Beacon” weer van begin tot eind gevuld is met vlotte, aanstekelijke liedjes die vrijwel stuk voor stuk met gemak als single zouden kunnen dienstdoen. In de sound van TDCC zijn nog wat echo’s te horen van waar ze aanvankelijk de beste likjes mosterd vandaan hebben gehaald (Bloc Party, Vampire Weekend en Foals bijvoorbeeld) maar inmiddels zijn ze op het punt aangekomen dat die vergelijkingen achterwege kunnen worden gelaten. De band kan op zichzelf terugvallen, en dat doen ze dan ook, met instant aansprekende, veelal dansbare en optimistische liedjes van het kaliber “Someday”, “Sun” en “Handshake” als resultaat. En dat is beslist een compliment waard. 

EDGAR SUMMERTYME – Sense of harmony
Bij de burgerlijke stand heet hij gewoon Edgar Jones maar waarschijnlijk omdat het juist zo gewoontjes klinkt, heeft Edgar zich van een nieuwe achternaam voorzien. Let op die Griekse Y, een voorbeeld van een in de jaren zestig ontstane trend om in bandnamen bepaalde letters te vervangen door andere met eenzelfde klank. The Byrds bijvoorbeeld. Het is een subtiele hint naar het tijdperk waar het hart van Edgar ligt, maar wie hem nog kent als drijvende kracht achter de hevig door de 60s beïnvloedde The Stairs (’90-’94), heeft dat soort aanwijzingen feitelijk niet nodig. En anders hoor je het wel af aan “Sense of harmony” dat, als je niet beter zou weten, een album had kunnen zijn dat 45 jaar lang stof heeft liggen happen in een vergeten opnamestudio. Op het behoorlijk relaxed van sfeer zijnde “Sense of harmony” snoept Edgar van meerdere walletjes zoals psychedelische pop (“On and on”), bossanova ( “Beep beep” en “Wishing well”) en soul (“I would do anything”), en alles lijkt hem even makkelijk af te gaan. 

FLYING LOTUS – Until the quiet comes
Stephen Ellison is een geluidskunstenaar, maker van inventieve, vernieuwende soundscapes waarin elektronica, hiphop, psychedelica, jazz, neo-soul en avant-garde samensmelten tot een rijk geschakeerd, warm, sfeervol en de verbeelding prikkelend geheel. Het is een afwisseling van diverse stemmingen, dromen vertaald naar muziek, het ene nummer / fragment de luisteraar meer houvast biedend dan de andere. Met een totaal van 18 tracks kan niet alles even boeiend zijn maar wanneer Ellison raak schiet, is het ook echt in hartje roos zoals in de wonderschone creaties “Phantasm”, “All in”, “Until the colours come” en “Only if you wanna”.   

Singles

SAVAGES – I am here EP

In plaats van debuut “Husbands” te laten opvolgen met een reguliere twee tracks tellende single of een studio EP, is deze nieuwe release van Savages een live EP met vier nummers, waarvan de ene helft / de A-kant (“City’s full”, “Give me a gun”) is opgenomen in Nottingham, en de andere helft / de B-kant (“I am here”, “Husbands”) werd vastgelegd tijdens een concert in Bristol. Wat de vier songs gemeen hebben is dat ze een treffende weergave zijn van waar het postpunk kwartet zich nu bevindt: in blakende vorm, talentvol en op weg naar boven. 

CHEATAHS – Coared EP
De titeltrack van deze EP (als 12” vinyl verschenen zónder downloadcode, niet handig jongens) is alleen al de aanschaf waard omdat het tot het beste behoort van wat Teenage Fanclub nooit heeft gemaakt ten tijde van “Bandwagonesque”. Wat het nummer mist aan originaliteit wordt meer dan goedgemaakt door kwaliteit. De rest van de EP stelt je in de gelegenheid nog wat na te genieten.

THE STRYPES – Young gifted & blue
The Strypes zijn vier tieners uit Cavan, Ierland. De jongste is veertien, de oudste zestien maar ze lijken (nog) jonger. Wat hun muziekinteresse aangaat zijn ze in tegenstelling tot veel leeftijdsgenoten totaal niet geïnteresseerd in het hier en nu, en des te meer in het zo natuurgetrouw recreëren van het tijdperk – in geluid en presentatie – toen The Beatles maar net Pete Best hadden ingeruild voor Ringo Starr. Back tot basics rhythm & blues dus, en net als de Fab Four destijds, vooralsnog zonder eigen nummers en terugvallend op covers zoals “You can’t judge a book by the cover” van Willie Dixon, de beste van de vier nummers op deze EP. Meer retro dan dit lijkt me niet mogelijk. The kids are alright. 

SEPTEMBER GIRLS – Green eyed
Het zijn vijf jongedames (uit Dublin) en ik meen te hebben vernomen dat de band in de maand september werd opgericht, dus dat verklaart de naam van dit gezelschap. “Green eyed” is hun debuutsingle, een verdienstelijk plaatje dat het sterke vermoeden oproept dat deze meisjes hun grootste inspiratiebron hebben gevonden in Dum Dum Girls, waar ze dus ook in naam iets mee gemeen hebben. Het moet me daarbij van het hart dat “Green eyed” me meer doet dan de laatste release van hun grote voorbeeld. 

CHARLIE BOYER AND THE VOYEURS – I watch
Naar het uitziet betekent het begin van Charlie Boyer And The Voyeurs het einde van Electricity In Our Homes want Charlie was / is (?) de zanger / gitarist van laatstgenoemde band die ik sinds 2007 met veel interesse heb gevolgd. Jammer. Afijn, het nieuwe vehikel van Charlie zet hem op een muzikaal ander spoor dan de schots en scheve artrock / new wave van EIOH, nou ja, meer recht-toe-recht-aan dit keer en na drie van de vijf minuten trekt de band van leer op een wijze die aan Toy doet denken. De een zijn dood is de ander zijn brood…  

DAUGHTER – Smother
Dit is een mooi, verstild liedje met enkel akoestische gitaar en de stem van zangeres Elena Tonra dat ongeveer halverwege aanzwelt alsof zonnestralen zich langzaam door een wolkendek priemen. Dat duurt hooguit een minuut en daarna keren we terug naar die louterende kalmte.

PALMA VIOLETS – Best of friends
Dé beste nieuwe band van Engeland! Tenminste, als je NME moet geloven. Nou, ik weet het zo net nog niet. Misschien gaan deze vier jonge honden me nog verrassen maar ik kan zo vijf andere Britse nieuwe loten opnoemen die beter, opmerkelijker en creatiever zijn. “Best of friends” is op zijn best een gruizig garagerocknummer in de trant van de al tien jaar meelopende Black Lips. De nieuwe kleren van de keizer? 

CHEAP CURLS – Jackie Oh
Mijn favoriete groepslid van Dum Dum Girls was Katie Brouillette-Serbian. Ik zeg ‘was’, omdat ze niet langer meer deel uitmaakt van die band waarin ze overigens de naam Bambi voerde. Nu is ze voor zichzelf begonnen maar in plaats van nieuwe wegen in te slaan keert ze terug naar het pad dat haar vroegere band bewandelde circa 2009/2010. Wellicht verklaart dat haar vertrek uit DDG omdat die inmiddels een andere richting zijn ingeslagen. En nu maar hopen dat Katie een net zo goed album als “I will be” in haar mars heeft. “Jackie oh” is namelijk slechts een aardige maar niet opmerkelijke vingeroefening.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten