woensdag 5 december 2012

Oktober 2012

CD’s

STEALING SHEEP – Into the diamond sun
Rebecca Hawley, Emily Lansley en Lucy Mercer vormen samen Stealing Sheep uit Liverpool, verantwoordelijk voor “Into the diamond sun”, wat mij betreft een van de beste albums van het jaar. (Middeleeuwse) folk, pop en psychedelica combineren ze op volkomen organische wijze tot een fris, verrassend, intrigerend en inventief geheel. De vindingrijke vocale melodieën en de vloeiende, mooi op elkaar aansluitende samenzang van het drietal vormt hierin de troefkaart. “Genevieve” en “Rearrange” zijn voorbeelden van liedjes waarin het popelement de boventoon voert, terwijl “Gold” een soort Westcoast folk op de heidense tour is. Luisterend naar “The garden” en “Shut eye” zie je de bandleden als het ware in gedachten rond de meiboom dansen. Ik kijk gebiologeerd toe, verslingerd aan de muziek en huppel vervolgens vrolijk mee… into the diamond sun.


OPOSSOM – Electric Hawaii
Vorig jaar werd ik aangenaam verrast door de debuutplaat van Unknown Mortal Orchestra, de band van Ruban Nielson, voormalig zanger van de sinds 2010 opgeheven Nieuw-Zeelandse band Mint Chicks wiens eerste twee EP’s ik overigens van harte wil aanbevelen. Inmiddels heeft collega ex-Mint Chicks lid Kody Nielson – de broer van Ruban – zich gemeld met een puike plaat die zich in kwalitatief opzicht kan meten met UNO. “Electric Hawaii” bevat 10 compacte liedjes, bijna allemaal rond de drie minuten klokkend, die je als ‘psychedelische space pop’ mag bestempelen. De invloed van de jaren zestig, zoals daar zijn Brian Wilson (na het surftijdperk) en The Beatles (toen ze allemaal net een snor hadden en felkleurige outfits droegen), druipt er vanaf. Behalve bij het stilistisch afwijkende, trage “Inhaler song” dan. Als “Electric Hawaii” een grabbelton zou zijn, dan kun je er blind in graaien en is het telkens prijs. Nou vooruit, om er toch een paar uit te pikken: “Cola elixer”, “Why why” en “Watchful eye” hebben mijn extra aandacht.

THEE OH SEES – Putrifiers II EP
In mijn album eindejaarslijst van 2011 stond “Carrion crawler/The dream”, de tot aanschaf verplichtende psychedelische garagerock plaat van Thee Oh Sees op een ferme derde plek. Gaan ze dit jaar weer zo hoog eindigen met deze EP die tien nummers bevat en de lengte van een LP heeft? Eerste nummer “Wax face” begint in ieder geval goed en vertrouwd, want het had zo op zijn voorganger gekund, wat ook geldt voor “Lupine dominus” met zijn Krautrock beat en stijf van de fuzz staande gitaren. Maar daar houdt het van zijn voorganger vertrouwde geluid mee op, want op “Putrifiers II” wordt uit andere vaatjes getapt. “So nice” lijkt wel The Velvet Underground inclusief de van John Cale geleende viool, “Flood’s new light” is toegankelijke sixties pop met ‘ba ba ba’ meezingkoortje, “Will we be scared” is een psychedelisch slaapliedje en de titeltrack is log en heavy. De plaat sluit af met het lieflijke “Goodnight baby” en het akoestische “Wicked park”. Het is even wennen, deze bijna 180 graden draai, maar ook nu weten ze me te grijpen, en dat is knap. 

MELODY’S ECHO CHAMBER – Melody’s echo chamber
Zelfs al zou je niet weten dat de in Parijs woonachtige Melody Prochet voor haar debuutalbum de samenwerking opzocht met Tame Impalas Kevin Parker, die behalve de productie ook bas en drums voor zijn rekening nam, dan was de invloed van de Australische neopsychedelische band overduidelijk. Dat uit zich nog het meest op het schitterende “Endless shore”, beelden oproepend van zon reflecterende golven. Gelukkig hoeven we MEC niet weg te zetten als weinig meer dan een Tame Impala kloon, want de dromerige muziek, is ook niet ongevoelig gebleken voor andere invloeden zoals Stereolab, Broadcast en Lush. De lieve, onschuldige stem van Melody sluit naadloos aan op de soezerige liedjes zodat ze nog meer lijken te zweven. Kortom, het is aangenaam toeven in de echokamer van Melody. 

TAME IMPALA – Lonerism
Je zou kunnen denken dat Kevin Parker, sinds hem succes en lovende kritieken ten deel zijn gevallen met Tame Impala, lekker in zijn vel zit, maar wat “Lonerism” duidelijk maakt, afgaande op songtitels en teksten, is dat hij zich een sociaal buitenbeentje voelt. Het zit blijkbaar in zijn aard. Net zoals het zijn aard is om psychedelische liedjes te schrijven die hun oorsprong vinden in de wereld waar Lucy, het meisje met de caleidoscopische ogen, in de hemel zit met diamanten, en je de echo van de stem van John Lennon hoort weerklinken in die van Parker. “Lonerism” zweeft in dezelfde atmosfeer als “Innerspeaker” maar moet het qua variatie en impact wel afleggen tegen het debuutalbum. Single “Elephant” zorgt met zijn stompende beat voor de nodige afwisseling, maar dan zijn we al bij het negende nummer van de plaat aanbeland. En op het einde houdt Parker het bij een piano, afwijkend van de op de hele plaat volgehouden typische gitaarsound die aanvoelt alsof je hoofd vol watten zit. “Lonerism” is allesbehalve een slechte plaat – daar zorgen songs als “Apocalypse dreams” en “Feels like we only go backwards” wel voor – maar is wat eenzijdiger in schakering dan hetgeen de band voorheen wist te produceren. 

NORTH ATLANTIC OSCILLATION – Fog electric
Het is altijd jammer wanneer voor bands die het verdienen een doorbraak uitblijft. Onbekend maakt onbemind, zo luidt het gezegde, en dat gevoel bekruipt me ook een beetje met dit Schotse trio uit Edinburgh. De pers hebben ze in ieder geval mee, nu het grote publiek nog. Met de prima voorganger “Grappling hooks” is dat niet gelukt, al blijft het een ge(s)laagd album in de gecombineerde lijn van Pink Floyd, Radiohead, Engineers, Sigur Rós en Doves. Die lijn wordt doorgetrokken op “Fog electric” die opnieuw laat horen dat van progrock, elektronica en pop een even gracieuze als interessante alliantie valt te maken. De hoge, nevelige en fraaie stem van zanger / gitarist / toetsenist Sam Healy vormt daarin een belangrijk ingrediënt. De songs doen vaak overweldigend en majestueus aan, maar nooit pompeus, als een imponerend berglandschap. Afgezet tegen “Grappling hooks” heb ik een persoonlijke voorkeur voor hun debuut, maar dat neemt niet weg dat ook “Fog electric” – een titel die overigens de lading goed dekt – een aantal lumineuze liedjes bevat zoals “Chirality”, “Savage with barometer” en “Empire waste”. 

DUM DUM GIRLS – End of daze
“End of daze” is een woordspeling op ‘end of days’ en ofschoon het waarschijnlijk helemaal niet zo bedoeld is, kan dat worden opgevat als het einde van een tijdperk in het bestaan van de band. Deze EP lijkt de vervolmaking van de transitie van lekker voortjakkerende garagerock met een gruizig lo-fi tintje naar melodieuzere indie poprock. Begrijpelijk dat een band zich wil ontwikkelen, alleen is het jammer wanneer ze daarmee steeds verder verwijderd raken van hetgeen ze in eerste instantie zo bijzonder, spannend of opwindend maakte. Was hun eerste album “I will be” nog om te koesteren, zo kan ik om “End of daze” vooral mijn schouders ophalen. O ja, en dat bassist Bambi niet meer van de partij is, daar word ik ook niet blij van…

Singles

FIDLAR – Don’t try…
FIDLAR staat voor Fuck It Dog Life’s A Risk waarmee de ‘who cares’ / ‘lang leve de lol’ mentaliteit van deze vier jongemannen uit Los Angeles treffend is verwoord. En anders had je het wel kunnen afleiden uit hun teksten van het kaliber “I drink cheap beer so what, fuck you!” of “Wake bake skate” (opstaan, in de zon bakken, en skaten). Wat dat betreft zouden ze vast goed kunnen opschieten met hardcore punkers Cerebral Ballzy, voor zover ze niet al vriendjes zijn geworden. “Don’t try…” is gefundenes Fressen voor liefhebbers van even simpele als doeltreffende lo-fi garagesurfpunk die het wiel niet opnieuw uitvindt maar het wel verdomd lekker laat ronddraaien.

PINS – LuvU4Lyf
Het dameskwartet Pins trok in eerste instantie mijn aandacht toen ik las dat ze samen met het door mij zo gewaardeerde Savages een optreden had gegeven in de Führer Bunker (!) te Salford. Mijn gedachte was dat ze mogelijk muzikaal aan elkaar gelieerd zouden kunnen zijn en daar bleek na enige Google ‘research’ in de kern wel iets van te kloppen. Net als Savages haalt namelijk ook Pins inspiratie uit het postpunk verleden, maar in de uitkomst verschillen de twee bands. In de titeltrack van deze EP zijn subtiele vleugjes Siouxsie & The Banshees en The Slits verwerkt maar het tweede nummer zou je met goed fatsoen als ‘gothic shoegaze’ mogen omschrijven. Meer garagerock georiënteerd is “Say to me” en in live track “You don’t need to be” valt een embryonale SATB te herkennen. Over Pins hoeven we nog niet zo lyrisch te zijn als bij Savages maar “LuvU4Lyf” is goed genoeg om de band in de gaten te blijven houden.     

DEAF CLUB – Moving still
Na hun – volgens mij nog steeds gratis te downloaden – naar meer smakende debuut “Lull” EP (juni 2011) is dit de tweede prachtige single van een van die vele beloftevolle Britse bands die we dit jaar hebben mogen begroeten. In muzikaal opzicht zijn er raakvlakken met The Cure, Warpaint en Esben And The Witch. En alleen een dove zou niet vallen voor de fraaie stem van zangeres Polly Mackey. Hoog tijd voor een album! 

TOY – Lose my way
Meer pop dan Kraut of shoegaze die voorgaande singles en het album kenmerken, maar een lichte walm van psychedelica – ik verdenk toetseniste Alejandra Diez ervan – komt zo nu en dan bovendrijven. De songtitel gaat (gelukkig) niet op voor deze band, want ze zijn goed onderweg en het doel is in zicht. Dat hun reis nog maar lang mag duren.

A PLACE TO BURY STRANGERS - And I’m up
Het komt vast niet als een verrassing als ik vertel dat deze van het laatste APTBS album “Worship” getrokken single uit de erfenis van The Jesus And Mary Chain afkomstig had kunnen zijn, en wel de periode toen Bobby Gillespie nog achter de drumkit stond. In “And I’m up” heeft Bobby klaarblijkelijk haast want hij drumt een stuk sneller dan we van hem gewend zijn. En op de een of andere manier klinkt Oliver Ackermann hier verdacht veel als Jim Reid. A Place To Bury The Mary Chain dan maar?  

RINGO DEATHSTARR – Rip
“Rip” is de voorbode van “Mauve”, het nieuwe album van My Bloody Valentine plagiaatplegers Ringo Deathstarr die getuige deze single nog steeds het motto aanhangen ‘beter goed gejat dan slecht verzonnen’. Kevin Shields krijgt er dan wel geen royalties voor maar hij zal het vast als de grootste vorm van eerbetoon zien.

BY THE SEA – Dream waters
Ze komen uit Wirral en de beter geïnformeerde lezer weet dat dit ook het thuishonk is van The Coral. Nou hoeft dat niet meteen een vergelijking op te roepen, maar ja, als je voor je single Bill Ryder-Jones de productie laat doen, probeer dan maar eens niet beide bands aan elkaar te toetsen. Indien je graag zou willen, valt in By The Sea wel iets van The Coral terug te horen, maar dat is eigenlijk weinig meer dan een paar druppeltjes. “Dream waters”, de titel zegt het al, is vooral aangenaam dromerige pop die als een mistnevel boven het water hangt.

DROP OUT VENUS – Elastic teen rent
“Satisfy my cunt, satisfy my cock”, zingt de zangeres van dit in het zuiden van Londen gevestigde maar van oorsprong Bulgaarse (!) trio in “Elastic teen rent”. Het valt nog niet mee om de band adequaat te omschrijven, maar afgaande op mijn oren vang ik iets op van PJ Harvey circa “Dry”, no wave, grunge en indierock. Geen combinatie die je direct zou associëren met een stel Bulgaren. Het zou ze wel de eerste noemenswaardige band maken uit dat land. En niet alleen omdat ik verder geen enkele act uit Bulgarije zou kunnen bedenken.

THE DATSUNS – Gold halo
Ach ja, The Datsuns. Ik was ze eigenlijk alweer vergeten en ik zal vast niet de enige zijn. Live schijnen ze nog steeds hun mannetje te staan maar als het om platen gaat dan hebben ze zich eigenlijk nooit weten te ontworstelen aan de schaduw die hun debuutalbum, hét definitieve Datsuns statement, over de rest van hun output wierp. Op “Gold halo” doen ze een verdienstelijke, dappere poging om hun glorietijd te doen herleven, maar het doet me – voorzichtig uitgedrukt – niet al te reikhalzend uitkijken naar hun nieuwe album. 

WAX IDOLS – Schadenfreude
Wax Idols is een kwartet uit San Francisco dat zich op “Schadenfreude” manifesteert als een band die een ongeveer gelijkwaardige interesse toont in zowel postpunk als garagerock, althans afgaande op de twee minuten en een beetje die we op deze single te horen krijgen. In een cijfer uitgedrukt, schommelt het resultaat tussen een zes en een zeven. Meer hoeft u eigenlijk niet te weten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten