maandag 31 december 2012

Jaarlijstjes 2012

Op de laatste dag van 2012 met mijn jaarlijstjes op de proppen komen, dat is toch feitelijk een ideale timing want deze dag leent zich bij uitstek voor terugblikken. Laat ik deze inleiding vooral kort houden, want ik heb er vaak een handje van om erg uit te weiden. De lijstaanvoerders van de diverse categorieën waren dit jaar zgn. ‘no brainers’ oftewel daar hoefde ik niet (lang) over na te denken. Daarna zit het elkaar aardig op de hielen. Hier en daar hadden bepaalde posities best van stuivertje kunnen wisselen, maar over het algemeen klopt het plaatje wel. Het was in ieder geval voor mij een in muzikaal opzicht rijk jaar met meer dan genoeg talentvolle nieuwkomers die hopelijk 2013 verder gaan inkleuren en een aantal oudgedienden die bewezen nog steeds vitaal te zijn. Een gelukkig nieuwjaar allemaal! 

ALBUMS
01 STEALING SHEEP – Into the diamond sun
02 THE INTERNET – Purple naked ladies
03 THE SOFT PACK – Strapped
04 POND – Beard wives denim
05 OPOSSOM – Electric Hawaii
06 TOY – Toy
07 SAUNA YOUTH – Dreamlands
08 TENNIS – Young & old
09 ELECTRICITY IN OUR HOMES – Dear shareholder
10 METZ – Metz
11120 DAYS – II
12 MAXÏMO PARK – The national health
13 STEREO VENUS – Close to the sun
14 OBERHOFER – Time capsules II
15 TY SEGALL – Twins
16 RUFUS WAINWRIGHT – Out of the game
17 HOLOGRAMS – Holograms
18 THE MACCABEES – Given to the wild
19 JAKE BUGG – Jake Bugg
20 HOODED FANG – Tosta mista

MET TERUGWERKENDE KRACHT
01 MY BLOODY VALENTINE – EP’s 1988-1991
02 MY BLOODY VALENTINE – Isn’t anything
03 MY BLOODY VALENTINE – Loveless
04 SPACEMEN 3 - The perfect prescription
05 DREAMSCAPE – La-di-da recordings

SINGLES
01 SAVAGES – Husbands
02 OUTFIT – Another night’s dream reach earth again EP
03 TEMPLES – Shelter song
04 SPLASHH – Vacation
05 FIDLAR – Don’t try
06 TOWNS – Sleepwalking EP
07 THE HISTORY OF APPLE PIE – Do it wrong
08 JAKE BUGG – Lightning bolt
09 PINS – LuvU4Lyf
10 ZULU WINTER – We could be swimming
11 DJANGO DJANGO – Default
12 THE LUCID DREAM – Hits me like I’m stoned
13 THE DALAÏ LAMA RAMA FA FA FA – You make me crazy
14 DEAF CLUB – Moving still
15 RINGO DEATHSTARR – Rip
16 FUTURE UNLIMITED – EP
17 NOVELLA – EP
18 2:54 – You’re early
19 PEACE – Follow baby
20 DEADBEAT ECHOES – Surge of youth

LIVE
01 THE STONE ROSES – Kiewit : Een groot weiland (Pukkelpop) : vrijdag 17 augustus
02 JANELLE MONÁE – Rotterdam : Ahoy (North Sea Jazz) : zondag 14 juli
03 RUFUS WAINWRIGHT – Rotterdam : Ahoy (North Sea Jazz) : zaterdag 13 juli
04 THEE OH SEES – Amsterdam : Paradiso : dinsdag 19 juni
05 SAVAGES – Nijmegen : Valkhofpark (De Affaire): donderdag 19 juli
06 SIMPLE MINDS – Amsterdam : Paradiso : zaterdag 18 februari
07 ATARI TEENAGE RIOT – Heerlen : Nieuwe Nor : zaterdag 22 december
08 HOWLER – Amsterdam : Paradiso : vrijdag 10 februari
09 DEAD CAN DANCE – Utrecht : Vredenburg Leidsche Rijn: dinsdag 25 september
10 TUXEDOMOON – Heerlen : Nieuwe Nor : maandag 29 oktober
11 POND – Amsterdam : Paradiso (Indiestad): maandag 14 mei
12 TOY – Den Haag : Nationaal Toneel (Crossing Border): zaterdag 16 december
13 STEALING SHEEP – Den Haag : Nationaal Toneel (Crossing Border): zaterdag 16 december
14 ECHO & THE BUNNYMEN – Amsterdam : Paradiso : zaterdag 21 januari
15 RATS ON RAFTS – Sittard : Fenix : vrijdag 24 februari
16 SHARON VAN ETTEN – Utrecht : Tivoli De Helling (Le Guess Who): zondag 02 december
17 A PLACE TO BURY STRANGERS – Maastricht : Muziekgieterij : donderdag 03 mei
18 OBERHOFER – Amsterdam : Paradiso (London Calling): vrijdag 18 mei
19 CEREBRAL BALLZY – Eindhoven : Area51 : vrijdag 29 juni
20 SHARON JONES & THE DAP KINGS – Landgraaf : Megaland (Pinkpop): zondag 27 mei

December 2012

CD’s

JAKE BUGG – Jake Bugg
De tiener Jake Bugg uit Nottingham lijkt bijna niet van deze tijd. Zijn debuutplaat, gevuld met veertien nummers die ieder net zo rock zijn als folk, is sterk geïnspireerd door de muziek van eind jaren vijftig en begin jaren zestig maar gedateerd klinken doet het niet. Bewust of niet, maar dat laatste kan ik me amper voorstellen, grijpt Bugg terug op oude bronnen als Bob Dylan, The Everly Brothers, Donovan en Buddy Holly, en wat meer richting het heden: de op klassieke popsongs gestoelde The Las’s. Zowel in uptempo liedjes (o.a. single “Lightning bolt” en “Taste it”) als in ballads (“Broken” en “Note to self”) werpt Jake zich op als een vakmanschrijver van materiaal dat volwassener klinkt dan je op grond van zijn leeftijd zou mogen verwachten. Die zien we vast volgend jaar terug op Pinkpop. 

RINGO DEATHSTARR – Mauve
Hun eerste album “Colour trip” jatte zo schaamteloos van My Bloody Valentine dat Kevin Shields een rechtszaak wegens plagiaat met twee vingers in de neus zou hebben gewonnen. Niettemin was het wel een schoolvoorbeeld van ‘beter goed gejat dan slecht verzonnen’, maar een tweede keer hetzelfde kunstje flikken zou RD tot een overbodige band maken, zeker nu MBV zelf weer actief is. “Mauve” ziet de band op heterdaad betrapt worden dat ze het niet kunnen laten ruimhartig van de MBV koek te snoepen maar deze keer zijn ze wel zo…eh… creatief geweest om ook wat van Sonic Youth achterover te drukken. Doch eerlijk is eerlijk: RD doet zich nu ook moeite om iets eigens te creëren zoals in het dromerige duo “Brightest star” en “Drag”. Ondanks al dat leentjebuur spelen is “Mauve” een plaat die ditmaal de sound van MBV niet op slaafse maar op eerbetoon wijzende en in aandacht vasthoudende nummers weet te repliceren. 

THE SOFT MOON – Zeros
Eenmansband The Soft Moon – het maanmannetje in kwestie heet Luis Vasquez – laat na de vorig jaar verschenen EP “Total decay” van zich horen met het al net zo opbeurend getitelde “Zeros”, zijn tweede langspeler. Veel veranderd is er niet in de wereld van Luis: die zwelgt nog steeds in het (zwarte) gat tussen “Faith” en “Pornography”, de twee vroege jaren tachtig platen van The Cure toen ze op hun minst vrolijk waren. “It ends”, “Die life”, “Lost years” passen qua songtitels in dit zwartgallige plaatje. De spookachtige fluistervocalen in combinatie met de sinistere, onheilspellende muziek zet een sfeer neer van paranoia, somberheid, vertwijfeling en angst. Geen plaat die je in de buurt van suïcidaal gevoelige personen moet laten rondslingeren. Wat niet wegneemt dat Luis in zijn opzet is geslaagd. 

THE VACCINES – Come of age
Bands moeten groeien, volwassen worden voor zover ze dat al niet zijn. De titel van hun tweede album geeft aan dat The Vaccines zich dat goed hebben beseft. Anderhalf jaar na hun debuut komen ze op de proppen met een plaat die daar deels in het verlengde van ligt met liedjes in de stijl van Ramones en The Strokes (“Teenage icon”, “No hope”, “Change of heart pt. 2”) maar die daarnaast breder georiënteerd van opzet is. “Afstershave ocean” zou niet misstaan op een LP van Blur, “All in vain” en “I wish I was a girl” doen denken aan gedegen Amerikaanse mainstream rock en “Lonely world” roept een ‘countryrock’ gevoel op. Die stilistische verbreding had verkeerd kunnen uitpakken maar doet dat niet. “Come of age” spreekt minder direct aan dan “What did you expect from The Vaccines?”, is meer ‘laid back’ en langzamer maar weet – al kost het enkele draaibeurten – uiteindelijk toch de conclusie af te dwingen dat er leven is ná de hype.

TRASH TALK – 119
Alsof de hitte al niet verzengend genoeg was, werkte Trash Talk zich tijdens de laatste Pukkelpop editie behoorlijk in het zweet met een korte, explosieve hardcore punk set. Op zich niet verwonderlijk, want de band heeft een reputatie op te houden. Toen ik ze in juni jl. in de kleine Eindhovense zaal Area51 zag, ging het er net zo heftig aan toe. “119” brengt die herinneringen weer tot leven met bruut, hard, snel – van de veertien songs komen slechts vier boven de twee minuten uit – en van de energie uit zijn voegen barstend punkbommetjes met titels als “Fuck nostalgia”, “Apathy”, “Uncivil disobedience” en “Bad habits”. Verwacht niet dat Trash Talk op “119” vernieuwend te werk gaat, maar beschouw dit als een stel vers opgeladen powerbatterijen in het hardcore genre. 

Singles

TEMPLES – Shelter song
Duo Temples was een van mijn hoogtepunten op het laatste London Calling festival. Als laatste nummer speelden ze “Shelter song”, de meest indrukwekkende song van het concert, en daarom terecht op single uitgebracht. Dit debuut draagt zijn psychedelische sixties invloeden (o.a. The Byrds & The Beatles circa ’67) trots op de borst, net zoals The Coral en Tame Impala dat deden / doen. 

SPLASHH – Vacation
Een liedje met “Vacation” moet wel lekker klinken, net als “Holiday” van Madonna. En dat doet het ook, tenminste als het gaat om het oproepen van een goed gevoel. Deze vakantie doet niet zozeer aan strand, zee en wuivende palmbomen doet denken als wel ‘fuzzy’ grunge vermengd met psychedelische pop. Met voorganger “Need it” diende Splashh zich aan als een talentvolle nieuweling, “Vacation” doet daar een schepje bovenop.  

TOWNS – Sleepwalking EP
Deze maand levert een hoop tof spul op van Britse bands die nog niet zo lang aan de weg timmeren. De singles die Towns tot nu toe uitbracht – zoals aanrader “Gone are the days”, hun eerste – zijn voor ondergetekende tot dusverre nog onvindbaar gebleken maar met deze EP, noem het gerust een mini-LP, heb ik eindelijk prijs. Wat ze met veel andere jonge Engelse talenten delen is een voorliefde voor shoegaze, en dan vooral de blauwdrukmakers van het genre My Bloody Valentine. Dat giet Towns, net als een aantal van de groepen die eind jaren 80, begin jaren 90 in het kielzog van MBV opdoken (Chapterhouse, The Boo Radleys), in lekker compacte popliedjes (“Sleepwalking”, “Dig your heels”) waar de band hopelijk nog veel meer van in petto heeft. Alleen volgende keer wel voor een betere hoesfoto kiezen, beste heren, want een amateuristisch kiekje van een lachende blote jongeman in een badkuip getuigt van weinig goede smaak…

THE HISTORY OF APPLE PIE – Do it wrong
Na hun eerste twee singles bleef het bijna een jaar stil rondom dit jonge kwintet uit London en eindelijk is er weer een teken van leven. De songtitel moet vooral niet letterlijk worden genomen want THOAP slaat ditmaal, volgens het principe ‘drie keer is scheepsrecht’, de spijker op zijn kop. De titel “Do it right” was dus toepasselijker geweest voor dit net onder de drie minuten klokkende liedje die de combinatie indierock, shoegaze en een snufje grunge tot een aanstekelijk geheel maken én die doet uitkijken naar hun in 2013 te verschijnen debuutalbum. 

THE LUCID DREAM – Hits me like I’m stoned
Ze hebben er net een hele korte tournee door Europa opzitten maar helaas deden ze Nederland niet aan. Hopelijk gebeurt dat in de toekomst alsnog, want ik heb tot nu toe trouw de output van het kwartet uit Carlisle aangeschaft. De titel van het psychedelische, bijna zeven minuten durende en in een climax eindigende “Hits me like I’m stoned” geeft weer wat je van dit nummer mag verwachten. En voor wie dat nog niet hint genoeg is noem ik de naam Spacemen 3. Cool as fuck. 

SWIM DEEP – Honey
“Honey” is single nummer twee van deze band die net als o.a. Peace en Troumaca behoort tot de ‘B-town’ scène. Die ‘B’ staat voor Birmingham en dat is eigenlijk een van de weinige overeenkomsten tussen de bands die gemakshalve tot deze ‘stroming’ worden gerekend. Muzikaal gezien verschillen ze van elkaar maar wat ze bindt is dat ze nieuw, jong en veelbelovend zijn. Swim Deep maakt ‘feel good’ indie poprock en het zou me niets verbazen als binnenkort, voor zover al niet gebeurd, een major label met een contract komt wapperen. Want “Honey”, meer dan Swim Deep waarschijnlijk lief is, heeft wat iets weg van het populaire… Keane.

donderdag 27 december 2012

Atari Teenage Riot - Heerlen : Nieuwe Nor : zaterdag 22 december 2012

“Ik heb je nog nooit zo gezien tijdens een concert”, merkt blogparty op na afloop van het concert in de Nieuwe Nor te Heerlen. “Dat klopt”, antwoord ik, “omdat je mij nog nooit bij een concert van Atari Teenage Riot hebt gezien.” Waar blogparty op doelde was mijn uitbundige gespring, gestuiter, gedans en andere uitingen van euforie. Dat effect heeft ATR namelijk op mij. Niet anders dan die eerdere keren toen ik de band live meemaakte, onder andere in de Effenaar en op Pinkpop. De tel ben ik een beetje kwijt, maar dit is het vijfde of zesde ATR optreden dat ik bijwoon sinds medio jaren 90. Nu moet ik er wel bij zeggen dat de triggers om wild te gaan jumpen of me in het gedruis te storten bestaan uit een aantal specifieke ATR songs. Daaronder vallen sowieso alle nummers die te vinden zijn op het debuutalbum “1995” (later ook uitgebracht als “Delete yourself!” en “Burn Berlin burn”). Het is namelijk een van mijn favoriete platen ooit, één van die albums die de koffer ingaat wanneer ik naar een onbewoond eiland zou worden gestuurd en ik maar vijf platen mag meenemen. Dat ATR op hun laatste album “Is this hyperreal?” grotendeels is teruggekeerd naar de sound en de muzikale variatie van dat debuut, vind ik dan ook een goede ontwikkeling.

Het is hun laatste show van het jaar – en trouwens ook mijn laatste concert van 2012 – en de wereld bestaat nog, iets waar Alec Empire even aan refereert. De Maya’s hadden het bij het verkeerde eind, zegt Alec op spottende toon, en de Bijbel moet je evenmin geloven, voegt hij er aan toe. Maar Alec is dan ook iemand die kritisch is en kritisch blijft. Hij maakt zich nog onverminderd druk over misstanden in de maatschappij en verpakt zijn kritiek en ongenoegen in sloganachtige teksten en kreten die oproepen tot dadendrang, revolutie en actie, gezet op digital hardcore: overstuurde drum’n’bass, gabberpunk en opgefokte techno. Alec, gestoken in een cool Black Flags T-shirt – het is een van de nummers op “Is this hyperreal?” die vanavond ook gespeeld wordt – is de enige overgeblevene van de originele line-up. Hanin Elias kwam net te vaak niet opdagen, en Carl Crack stierf aan de gevolgen van een overdosis. Hun plaatsen zijn ingenomen door door noiseterrorist / schreeuwlelijk Nic Endo – die van ’97-’00 ook al van de partij was – en Rowdy Superstar, die ik voor de eerste keer meemaak als bandlid. Geen idee of dat ter tijdelijke of permanente vervanging is van CX Kidtronik, maar voor het optreden vanavond maakt het (me) weinig uit. Met name Alec en Nic zijn relatief het vaakst zowel achter de knoppen als achter de microfoon te vinden, en op beide wijzen vuren ze hun beats en teksten op de zaal af. Die zaal is trouwens, zeker voor een band als ATR, minder goed gevuld dan verwacht en dan de band had verdiend. 

De hoogtepunten van de set, die van mij althans, zijn de ‘triggers’ waar ik het eerder over had. De eerste tonen van de snelle speedmetalriff waarmee “Into the death” van start gaat, doen bij mij het eerste knopje omzetten, “Atari teenage riot” met zijn “Smells like teen spirit” sample stuurt signalen naar mijn voeten die ze op en neer van de grond af laten gaan, en het laatste zetje wordt gegeven door “Hetzjagd auf Nazis!” waar slechts een wildemandans op van toepassing is. “Speed” doet wat de titel belooft (en laat me nog het meest zweten), “Destroy 2000 years of culture” is ATR’s eigen boodschap in relatie tot het (vermeende) wereldeinde en “Revolution action” wordt als laatste molotovcocktail over de barricade geworpen. Althans, dat hoop ik niet want ik sta in de startblokken voor “Midijunkies”, de voor de hand liggende toegift. Maar eh… die komt dus niet. Daar zal ook die kerel met zijn “Midijunkies” T-shirt van hebben gebaald. De lichten floepen aan en de DJ zet een plaatje van The Prodigy op. Jammer, maar het kan de pret niet drukken, temeer omdat ik Alec na afloop (wederom) de hand mag schudden, Nic Endo en Ik Indo met elkaar op de foto gaan, en ik dit als de explosieve aftrap beschouw van mijn twee weken durende vakantie. Start the riot…NOW! 

Meer foto’s hier! En een ander verslag daar!

Adam Ant & The Good, The Mad & The Lovely Posse - Roermond : ECI Cultuurfabriek : zaterdag 08 december 2012

Het zal u misschien niet ontgaan zijn maar Roermond is bezig met een culturele inhaalslag. Op concertgebied welteverstaan. Al mag het binnenhalen van de landelijke Sinterklaasintocht natuurlijk niet onvermeld blijven. Hoe dan ook, dankzij de komst van de ECI Cultuurfabriek mocht de bisschopsstad dit jaar dan eindelijk twee gouwe ouwe van formaat verwelkomen die (begin) jaren tachtig hun grootste successen beleefden. In juli jongstleden liep niet meer zo jong en oud uit voor UB40, en onlangs wist het publiek, ik schat zo’n 200 man sterk maar ik kan me uiteraard vergissen, de nieuwe cultuurtempel te vinden voor een optreden van Adam Ant. Gezien deze ontwikkelingen lijkt een bezoek van Kim Wilde of zelfs Blondie aan Roermond in de nabije toekomst niet uitgesloten. Jos van Rey zou het met trots vervullen, als hij tenminste nog wethouder zou zijn geweest. Afijn, terug naar Adam Ant, die zich weliswaar niet langer laat begeleiden door een stel Ants maar een nieuwe begeleidingsgroep heeft meegenomen genaamd The Good, The Mad & The Lovely Posse. De opstelling doet dan wel weer vertrouwd aan met twee drummers, een bassist en gitarist. Een achtergrondzangeres, of beter gezegd: een voorgrondzangeres namens Georgina, maakt het plaatje compleet. Het is wel duidelijk dat zij het ‘lovely’ gedeelte van de naam vertegenwoordigt. En vooruit, die blonde drumster met dat getoupeerde kapsel scharen we er gemakshalve ook onder, al houdt zij het bij één outfit, terwijl Georgina af en toe in de coulissen verdwijnt om terug te komen met het ene na het andere spannende pakje: van ondeugende dienstmeid tot vaudeville danseres in prikkelend corset. Aangaande ‘the good’ en ‘the mad’: wie van de drie andere begeleiders dat precies zijn, dat zullen we wel nooit te weten komen, maar bij ‘mad’ gaan de gedachten wel het eerst uit naar hun broodheer. Adam, geboren als Stuart Goddard, kwam immers de laatste jaren vooral in het nieuws vanwege zijn mentale instabiliteit. Opname in een psychiatrisch ziekenhuis, een rechterlijke veroordeling wegens bedreiging van een stel cafébezoekers: het zijn niet bepaald zaken die je associeert met een ‘prince charming’. Maar dat is verleden tijd want inmiddels heeft Adam zichzelf weer in de hand, zijn manische depressiviteit is naar verluidt onder controle en zijn muzikale carrière is sinds 2010 bezig met een herstart. 

Met krakend ijs onder onze voeten lopen commando Billy en ik naar de ECI Cultuurfabriek. Een luxe voor mij, want hoe vaak komt het voor dat ik vanaf huis naar een concert(zaal) kan wandelen? In de ontvangsthal moeten we eerst wat geld wisselen bij de kassa om in het bezit te komen van roze en blauwe muntjes, en daarna wacht ons een warm welkom. Eerst is er een vriendelijke begroeting van een vrijwilligster die me blijkt te kennen – en ik haar ook, maar het kwartje valt pas later – en daarna zegt de gekleurde meneer van de security dat hij me ook ergens van kent, maar dat blijkt een misvatting. Bekend of niet, door een derde persoon word ik vriendelijk gevraagd mijn zakken te ledigen wat op zijn minst vreemd overkomt. Zie ik er zo verdacht uit, is er sprake van een terroristische dreiging of staan mensen die een concert van Adam Ant bezoeken te boek als net zo mentaal uit evenwicht als de goede man zelf was? Nadat de beveiliging overtuigd is geraakt van mijn goede bedoelingen mag ik een paar meter doorlopen waar een vierde persoon mij opwacht met een polsbandje dat ik krijg omgedaan. Het komt op zijn zachtst gezegd overtrokken over totdat ik op het bandje de melding ‘18+’ zie staan en me duidelijk word dat het vleiend is bedoeld. Gezien mijn jeugdige uiterlijk die niet in overeenstemming is met mijn leeftijd, zou het barpersoneel van dienst mij wel eens de aankoop van een alcoholische versnapering kunnen weigeren. Door mijn polsbandje te tonen kan dit misverstand zo uit de wereld worden geholpen. Maar goed dus dat de vrijwilligers en medewerkers zijn doordrongen van ECI oftewel Extreme Controle Instructie.  

Onze timing is perfect want amper zijn we de zaal binnen of het optreden gaat van start. De ons onbekende support act hebben we dus weten te mijden, maar naar het schijnt hebben we daardoor wel de band van de eerder genoemde Georgina gemist, een stel sexy meiden, zo begrijpen we. Gelukkig dat we dus in ieder geval niet van Georgina verstoken blijven. Ze is dan wel geen Ant, maar ze geeft het begrip ‘mierenneuken’ wel een nieuwe betekenis. Maar ik dwaal af. Vooraf wist ik niet precies wat ik zou kunnen verwachten van dit concert: tenenkrommend, een aanfluiting, een triomf, beter dan gedacht? Het blijkt het laatste te zijn. Niet alleen omdat zoals verwacht Adam (het gros van) zijn grootste hits de revue laat passeren maar ook omdat hij verder teruggaat in de tijd, voordat hij bekend werd en Malcolm McLaren hem losweekte van de rest van de band – die weer later door Malcolm tot Bow Wow Wow werd gekneed. De tijd dus toen Adam & The Ants nog een non-commerciële postpunkband was. Mijn grootste verrassing is dan ook “Catholic day” dat ik niet meer heb gehoord sinds het cassettebandje waar ik het op had opgenomen – samen met de rest van album “Dirk wears white sox” – zich niet langer meer liet afspelen. Uit de hele oude doos komen ook “Cleopatra” en “Never trust a man (with egg on his face)” voorbij, en Adam is ook niet beroerd om B-kantjes te spelen ten faveure van (godzijdank) niet gespeelde hitjes van het kaliber “Puss’n’boots”. We staan achter het mengpaneel van waaruit ik zicht heb op de lange setlist en daarop zie ik tot mijn verbazing geen “Prince charming” staan. “Oei, dat is wel heel vreemd en gewaagd om die niet te spelen”, verbaas ik me, zeker voor mij die gewend is als een ‘prince charming’ bekend te staan, ahum. Van de welbekende hitjes ben ik nog het meest verguld met “Stand and deliver” en “Antmusic” die ik nog redelijk en op bescheiden wijze kan meezingen. 

De 58-jarige Adam is er hier in het kader van de Blueback Hussar tournee, ter promotie van een nieuw in 2013 te verschijnen album, vandaar dat hij gekleed / verkleed is als een huzaar. Een huzaar met een piratensteek op het hoofd en een Klark Kent bril op de neus welteverstaan. De witte schminkstreep door het gezicht die in zijn toptijd een soort handelsmerk was, is in de kleedkamer achtergelaten. Wanneer hij tegen het einde zijn huzarenjasje uittrekt zien we een hoop tatoeages op zijn armen. Adam zet een energieke performance neer die duidelijk maakt dat hij veel zin heeft in zijn comeback. Hij oogt wat clownesk, maar is fit genoeg om 28 songs lang te entertainen. Net nadat ik weer wat foto’s heb geschoten probeert de Britse geluidsman mijn aandacht te trekken. In de veronderstelling dat ik heb staan filmen, vraagt hij me om de opnames op YouTube te plaatsen. “Because last night was shit”, licht hij toe. Ik vergeet te vragen of dat ‘shit’ op het optreden van gisteravond slaat, de kwaliteit van het beeldmateriaal of beide, maar met een goedkeurend knikje laat ik hem in de waan dat ik zijn verzoek ga inwilligen. Of iemand anders in de zaal dat alsnog gaat doen weet ik op dat moment niet, maar als het gebeurt, dan zullen de filmpjes uitwijzen dat dit optreden allesbehalve ‘shit’ was.

Setlist: Intro (Vince Taylor – Rock’n’roll station) * Press darlings * Dog eat dog * Beat my guest * Kick! * Cartrouble * Ants invasion * Deutscher girls * Stand and deliver * Room at the top * Kings of the wild frontier * Wonderful * Whip in my valise * Vince Taylor * Catholic day * Cool zombie * Desperate but not serious * Cleopatra * Never trust a man (with egg on his face) * Zerox * Vive le rock * Ant music * Goody two shoes * Lady / Fall in * (toegift) Christian D’or * Red scab * Prince charming * Physical (you’re so) 

Meer foto’s hier!

woensdag 26 december 2012

Le Guess Who - Utrecht : Diverse locaties : zondag 02 december 2012

Le Guess Who is een meerdaags muziekfestival dat plaatsvindt op diverse locaties in de binnenstad van Utrecht. Het bestaat sinds 2007 maar voor mij is het de eerste keer dat ik het evenement bezoek. Ik houd het slechts op één dag, de laatste op zondag, omdat dan de voor mij meest interessante bandjes optreden. Het gros daarvan valt binnen het kader van de zgn. ‘Fuzzbox’, wat staat voor een variatie aan garagerockbandjes die beurtelings op de twee podia in de zaal van Tivoli Oudegracht optreden. Die podia bestaan enerzijds uit de vaste bühne en anderzijds een geïmproviseerd ‘podium’ wat eigenlijk niet meer behelst dan twee aan de zijkant van de zaal geplaatste speakersets waartussen de band mag optreden. Achter het drumstel bevindt zich een deur richting backstage. Mijn eerste stop is weliswaar Tivoli Oudegracht maar dat is alleen om mijn ticket om te ruilen voor een papieren polsbandje dat ik zelf mag aanbrengen. Daarna probeer ik met een simpel plattegrondje zaal Ekko te vinden, me een weg banend tussen drukke winkelstraten: het is de laatste zondag voor pakjesavond. De laatste keer dat ik Ekko bezocht zal meer als tien jaar geleden zijn geweest dus het is even zoeken. Ondanks dat de route op papier simpel lijkt, moet ik toch drie keer de weg vragen en opvallend daarbij is dat degenen die me helpen – inwoners van de stad – de mij door Le Guess Who verstrekte plattegrond bestempelen als ‘een rare kaart’. Uiteindelijk bereik ik mijn bestemming en heb ik de route in mijn hoofd geprent. Ik moet hier namelijk vandaag nog minstens één keer komen. 

Eerste band van de dag is Cheatahs, een kwartet uit Londen met een niettemin internationaal karakter: er zitten een Brit, een Duitser, een Amerikaan en een Canadees in. Die laatstgenoemde is Nathan Hewitt, die de band oorspronkelijk begon als een soloproject. In mijn platencollectie schuilt ergens een single uit die tijd (“Warrior”) maar die heeft zelden mijn platenspeler gezien. Dat ligt anders bij de eerste door de groep opgenomen EP (“Coared”) die dit jaar op het Marshall Teller label verscheen. Op genoemde plaat als ook op de recentelijk verschenen opvolger “Sans”, uitgekomen op Wichita die de band heeft getekend, neemt Cheatahs de luisteraar mee terug in de tijd. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig om precies te zijn: de tijd dat bands als Teenage Fanclub en Dinosaur Jr. hoogtij vierden. Cheatahs slaagt erin om die specifieke sound te doen herleven. Deze muzikale replica is zo geslaagd dat je jezelf kunt afvragen wat de band er eigenlijk zelf nog aan toe te voegen heeft. Niet zo heel veel eerlijk gezegd, maar dat mag Cheatahs worden vergeven zolang daar instant memorabele liedjes als “The swan” en “Coared” uitvloeien. Niet alles haalt dat niveau en aan de podiumpresentatie mag wel wat gewerkt worden. Maar goed, het is pas 15.00u en de zaal is nog niet eens halfvol. “It’s early”, zegt Nathan op een gegeven moment, à propos. Niettemin zorgt Cheatahs voor een verdienstelijke festivalstart. 

Ik ben terug in de ‘Fuzzbox’ waar Acid Baby Jesus, een kwintet uit Athene, mag komen bewijzen dat Grieken tot meer in staat zijn dan zichzelf diep in de schulden steken. Een flauwe opmerking natuurlijk, temeer omdat de band werkt voor zijn geld. Oeps, tweede flauwe grap! Het kan door de sinds de Eurocrisis geschetste beeldvorming komen maar deze jongens zien eruit alsof ze al jaren (te) weinig euro’s te verteren hebben. Ze zien er niet hip uit of als een typische ‘garagerock’ band, maar goed, dat is ook geen moetje. Belangrijker is of ze de aandacht kunnen vasthouden, en dat gaat ze meteen goed af met openingssong “Horse”, een dreinende, hypnotiserende song met een walsachtig ritme. Het is eigenlijk ook hun beste nummer, als je het afzet tegen alles wat ze daarna spelen. Niet dat de rest ondermaats is maar bijzonder is het evenmin. Het is aan de inzet van de band te danken dat ze hun songmateriaal de juiste ‘boost’ weet mee te geven om boven zichzelf uit te stijgen. 

Het vergt slechts een kwartslag lichaamsdraai om mijn blik richting het ‘hoofdpodium’ te werpen. Doch zelfs die simpele beweging blijkt de moeite niet waard te zijn voor het optreden van X-Ray Eyeballs, een viertal Amerikanen die nog geen deuk in een pakje boter kunnen slaan. Zo enthousiast als de oriëntaals ogende zanger / gitarist en de drummer met een handdoek om het hoofd tekeer gaan, zo afgezaagd en nietszeggend komt het eruit. Toetsenist / gitarist Liz Lohse en bassist Carly Rabalais zien er wel interessant uit (voor de heren) maar de een kijkt verveeld en bij de ander meen ik een flauwe, verontschuldigende glimlach te bespeuren alsof ze zelf ook weet dat de band een collectieve wanprestatie aan het neerzetten is. O ja, het moet garagerock / garagepunk voorstellen met een beetje new wave, maar het moet vooral snel worden vergeten. Het publiek krijgen ze niet mee en ik maak me snel uit de voeten. 

Het is inmiddels lichtjes gaan regenen en wanneer ik bij Ekko arriveer zie ik daar een groepje mensen staan. Ik ga naar de deur maar wordt er tegengehouden door een Surinaamse meneer van de security. “Het is vol”, zegt hij op gedecideerde toon. “Ik mag niemand meer naar binnenlaten.” Om me heen zie ik beteuterde gezichten. Een jong Vlaams stel komt aan, wil naar binnen en krijgt hetzelfde te horen. “We waren een half uur geleden nog in de zaal, en gingen even naar buiten om ergens iets te gaan eten”, proberen ze nog. De beveiligingsman is niet te vermurwen, ook niet nadat het stel claimt uitgerekend voor Diiv een ticket te hebben gekocht en als ze niet naar binnen mogen, dan zouden ze de volgende dag naar Parijs moeten reizen om de band in kwestie te kunnen zien. “Sorry mensen, ik maak de regels niet!” zegt de Surinamer op verontschuldigende toon. Hij lijkt zich steeds ongemakkelijker over de situatie te gaan voelen, zeker nadat hij voor alle duidelijkheid een A4tje op de deur plakt met de mededeling dat de zaal vol is. Een meisje smeekt naar binnen te willen, ze moet namelijk een stukje schrijven over het optreden. Ook zij krijgt nul op rekest. “Als er iemand naar buiten gaat, mag er iemand naar binnen”, krijgen we te horen, maar niemand lijkt er vertrouwen in te hebben. Ik besluit het gewoon af te wachten, ik sta immers al naast de deuropening en je weet maar nooit. Diiv is ondertussen van start gegaan met hun eerste nummer. Gelukkig kunnen we het concert horen, een schrale troost. Er gaat een bezoeker de deur uit, maar de security krijgt het voor elkaar dat te missen. Hij is even weggegaan voor overleg. In samenspraak met iemand van de organisatie mag hij 25 mensen toegang geven tot het gebouw. Mijn uitgangspositie is goed, en als vijfde, meteen na het Belgische stel die ik laat voorkruipen, mag ik naar binnen. Tja, de organisatie had het al van tevoren aangekondigd: kom op tijd, want vol is vol. Maar niemand die denkt dat het hem of haar zal overkomen, dat blijkt maar weer. De afgeladen zaal zegt ook iets over de populariteit van Diiv want deze drukte lijkt me echt geen toeval of een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Aan de andere kant: er passen slechts 250 mensen in Ekko. Mijn geduld wordt in ieder geval beloond met een wervelend optreden van Diiv. Live klinkt Diiv aanmerkelijk heftiger en opwindender dan op plaat, als een punkband op de shoegaze toer. Het gitaargeluid is als een overspoelende golf, de toch al volgepropte ruimte vullend. Verder dan de deuropening kom ik niet, en ik moet mijn nek strekken om het optreden te kunnen zien en toch krijg ik het gevoel er middenin te zitten. Dat neemt niet weg dat ik Diiv (en het publiek) volgende keer graag een grotere zaal gun. 

Terug naar Tivoli Oudegracht waar ik in het laatste kwart val van het concert van Allah-Las. Leuke naam, zeker voor een stel Amerikanen. Wat minder controversieel dan The Muslims, de garagerockers die sinds een jaar of drie als The Soft Pack door het leven gaan. Laatstgenoemde had ik vandaag liever hier gezien dan Allah-Las want hun vrij traditionele, op (o.a.) vroege Rolling Stones en The Byrds gestoelde muziek kan me geen kippenvel geven. Het is nogal spanningsloos optreden dat alleen aan het einde even dreigt boeiend te worden wanneer de zanger en de drummer stuivertje wisselen. Maar na dat rollenspel is het ook meteen gedaan met het optreden. Geen band waar Allah, zelfs met zo’n naam, aanstoot aan zal kunnen nemen.    

Hoe anders gaat eraan toe tijdens Fidlar. Ik ben blij dat ik uit voorzorg tijdig een ‘veilig heenkomen’ heb gezocht op het balkon, precies tegenover de plek waar de vier garagepunkers uit Californië optreden. Op de een of andere wijze heb ik ze dit jaar gemist op Pukkelpop ofschoon ze wel op mijn ‘to see’ lijstje stonden. Dit is dus mijn herkansing. Ze stonden overigens ook op Lowlands afgelopen zomer. Het zou heel goed kunnen dat aardig wat toeschouwers die vanavond in de zaal zijn Fidlar daar hebben gezien, uit hun dak zijn gegaan en dat graag nog eens over willen doen. En dan niet dunnetjes maar voluit. Er wordt gemosht, gesprongen, geduwd, getrokken en gecrowdsurft dat het een lieve lust is en de soundtrack bestaat uit korte punkliedjes die de geneugten van drugs, drank en skateboarden bezingen. Na elke song bedankt bassist Brandon Schwartzel het publiek door “Thank you” met een hoog stemmetje te zeggen. Het wiel wordt hier niet opnieuw uitgevonden, maar het rolt wel op energieke wijze door de zaal heen als een op hol geslagen raceauto. Het komt soms over als makkelijk scoren en puberaal gedoe, al die teksten over goedkoop bier, geldgebrek, blowen en hoeren dat een bepaald clichébeeld oproept dat desondanks of juist daarom bij het publiek aanslaat. Aan de andere kant pretendeert Fidlar ook niet meer dan dat te zijn, ze willen ‘fun’, dat stralen ze uit en dat is wat het publiek krijgt. Bovendien zijn die teksten gekoppeld aan simpele maar effectieve drie akkoorden punk met een hoge mate van aanstekelijkheid. Fidlar staat voor: Fuck It Dog Life’s A Risk. En zo is het maar net. 

De volgende act die ik wil zien treedt op in Tivoli De Helling waar ik nooit eerder ben geweest. Op basis van mijn plattegrond schat ik in dat het weliswaar te belopen is, maar mijn gevoel voor oriëntatie, vooral in het donker en in een vreemde stad, doen me wel even op mijn hoofd krabben. Zeker omdat die plattegrond zoals eerder vermeld als ‘raar’ werd omschreven door nota bene stadsinwoners. Ik besluit ervoor te gaan – fuck it dog life’s a risk, toch? – maar niet voordat ik Nick Waterhouse en zijn band twee soulnummers de tijd geef om mezelf voor te bereiden op mijn volgende wandeling. De plattegrond geeft me tot op een zeker punt houvast en daarna is het zoeken op gevoel. Wanneer ik door een onverlichte, provisorische fiets- annex voetgangerstunnel loop, bekruipt me een gevoel van onbehagen. Het blijkt echter wel de juiste keuze te zijn geweest, want een minuut of vijf later, na een goed uitgepakt ‘links of rechts?’ beslissingsmoment zie ik een bordje met de tekst ‘De Helling’. 

De Amerikaanse singer/songwriter Sharon Van Etten heeft drie albums op haar naam staan, en eerlijk gezegd ken ik geen van allen, althans niet van A tot Z. De paar liedjes waarmee ik wel bekend ben, zoals bijvoorbeeld gespeeld in een aflevering van “Later… with Jools Holland”, hebben me er echter van overtuigd dat een live optreden van deze 31-jarige New Yorkse wel eens erg de moeite waard zou kunnen zijn. Een juist vermoeden want van de zestig minuten die Sharon en haar (prima musicerende) driekoppige band tot de beschikking staan, wordt er niet één verspild. De zangeres heeft een karaktervolle stem, die een gevoel van melancholie, berusting en troost kan overbrengen, maar ook gefocust en zelfverzekerd van aard is. Als Sharon zingt, is de zaal stil, en zo hoort het ook. Met band of alleen, zichzelf begeleidend op gitaar, weet ze met haar ‘folk meets indie rock’ liedjes de aandacht op haar gericht. Sharon, die trouwens wel iets wegheeft van (vergeten) actrice Karen Allen, is verkouden, zo geeft ze aan, wat soms rare dingen met haar stem doet. Ze geeft een demonstratie die niet van humor is gespeend en die haar gitarist de opmerking ontlokt dat ze klinkt als Yoda. Zo zijn er wel meer kwinkslagen met het publiek, wat de zangeres aan sympathie doet winnen. Maar die had ze al verdiend met stil makende uitvoeringen van “Give out”, “Save yourself” en “Kevin’s”. Zoals gezegd benut Sharon haar tijd goed, en momenten waarop de boel op inkakken staat zijn dan ook niet te bespeuren. Je krijgt eerder de indruk getuige te zijn van iets bijzonders. Ze eindigt met de aanzwellende finale “I’m wrong” en dan is het gedaan. Dit was een vervroegd Sinterklaascadeautje. 

Terug in de ‘Fuzzbox’ maak ik de laatste tien minuten mee van White Fence, de band van Tim Presley (nee, geen familie) die bij mij pas in zicht kwam naar aanleiding van zijn dit jaar verschenen collaboratie met Ty Segall, het album “Hair”. Wat ik vanavond meekrijg is zoals gezegd de staart van het optreden, en die wordt voor het grootste deel in beslag genomen door een zgn. ‘wig out’ of ‘freak out’ zo u wil, waarbij de instrumenten, de twee gitaren met name, op elkaar worden losgelaten ten behoeve van een gruizige, psychedelische geluidsorgie. Dat klinkt best smakelijk maar in mijn hoofd ben ik nog aan het nagenieten van het hoogstaande concert van Sharon Van Etten, en dat maakt White Fence qua timing als een primitief toetje na een exquise hoofdgerecht. Volgende keer beter! 

“Psychotic reaction”, is niet alleen de titel van het garagerocknummer van The Count Five uit 1965, maar ook een passende omschrijving van de publieksreactie op Night Beats, een trio uit Seattle. Vanaf het balkon zie ik een knul op psychotische wijze uit zijn dak gaan. Het is dat zijn lichaam redelijk de ‘steady beat’ van de drummer volgt en hij op een gegeven moment weer bij zinnen komt, anders zou de roep om een dokter in de zaal geen overbodige zijn geweest. Tegelijkertijd vallen zijn wilde, manische bewegingen eigenlijk niet eens zo uit de toon te midden van de kluit enthousiastelingen die zich voor het kleine podium hebben verzameld, want iedereen is door het dolle heen. Zelfs de speakers, die achter de band heen en weer deinen. Het is alsof ze staan te popelen om ook tussen het publiek te kunnen duiken. Night Beats geeft er dan ook reden toe met hun opwindende, psychotisch-psychedelische garagerock die zich een weg tript langs onder meer 13th Floor Elevators en The Seeds. De gitarist beklimt een speaker, maar dat lijkt niet zo’n veilig idee en dus gaat hij maar voor een crowdsurfmoment terwijl hij ondertussen manhaftig probeert verder te spelen. Het past binnen de totale gekte die Night Beats teweeg weet te brengen, en waar elke andere band zo voor zou tekenen. 

De enige logische afsluiter is Ty Segall, want hij is de ongekroonde koning van de garagerock die dit jaar maar liefst drie albums uitbracht. Weliswaar onder de namen Ty Segall Band, Ty Segall en Ty Segall & White Fence, doch dat doet verder niets af aan dat huzarenstukje. Dat het stuk voor stuk goede platen zijn maakt het pas echt tot een bijzondere prestatie. Heel de dag refereren andere (garage)bands aan hem door tijden hun optredens het publiek te vragen of aan te sporen om later op de avond naar hem te gaan kijken. Het zegt iets over de reputatie, het respect en de status die de pas 25-jarige Amerikaan onder collega’s geniet. London Calling wist hem anderhalf jaar geleden al te strikken toen hij nog niet zo bekend was. Ofschoon hij staat geafficheerd als Ty Segall, heeft hij in zijn set plek ingeruimd voor nummers die hij onder de drie eerder genoemde bandnamen heeft uitgebracht. Zo start hij met “Time” en “Scissor people”, die hij samen met White Fence maakte, want ja, Tim Presley is er toch al, dus dat komt wel zo goed uit. Van wat wel eens zijn doorbraakalbum zou kunnen worden (“Twins”) knalt Ty “Thank God for sinners” en het snelle “You’re the doctor” eruit. Helaas moet ik vervolgens ook de nodige snelheid maken want mijn laatste trein heeft geen boodschap aan laatkomers. Dat is wel even balen, maar beter een beetje Ty dan helemaal geen Ty. En het moet bovendien wel heel raar lopen als hij volgend jaar niet weer in Nederland te zien zal zijn, al was het maar omdat geen elk zichzelf respecterend festival niet meer om hem heen kan of mag! Vanavond werd alvast het goede voorbeeld gegeven. Hopelijk geeft Le Guess Who daar volgend jaar een vervolg aan. 

Meer foto’s hier!

dinsdag 25 december 2012

November 2012

CD’s

THE SOFT PACK – Strapped

Het tweede album van The Soft Pack komt voor ondergetekende niet zonder hoge verwachtingen. Hun debuutplaat was namelijk mijn favoriete album van 2010. Om het ‘slechte’ nieuws maar meteen achter de rug te hebben: die eer gaat “Strapped” dit jaar niet te beurt vallen. Het goede nieuws is dat ze dicht in de buurt komen, en een top 10 notering is dit zeker waard. “Strapped” is meer gepolijst dan zijn voorganger en de band steekt het hoofd een paar keer buiten de garage zoals op de Hall & Oates popsong “Bobby Brown” en het Smiths-achtige “Captain ace”. De band is toegankelijker, minder rafelig en op de vraag of dat nou een gewoon een kwestie van ontwikkeling is, een bewuste keuze om meer mainstream te klinken of beide, past maar één antwoord: who cares? Want het resultaat telt en tellen we die twee mindere tracks niet mee (“Tallboy” en “Bound to fall”) dan houden we nog altijd tien puike, pakkende, bondige liedjes over waar je als gitaarband trots mee kan thuiskomen. 

SAUNA YOUTH – Dreamlands
Op de hoes van dit eerste album van het uit Brighton afkomstige Sauna Youth staat het complete instrumentarium van de band, klaargezet voor het huis waar ze vermoedelijk wonen / repeteren, alsof de bandleden elk moment kunnen komen opdagen om te gaan optreden. Het oogt als een simpele setup, en dat is het ook, maar Sauna Youth weet daar een maximum aan rendement uit te halen. De ene vinylhelft van “Dreamlands” wordt in beslag genomen door het tien minuten klokkende “Town called distraction”, een kort, gesproken verhaal gezet op voortjakkerende, opwindende Ramones-achtige punk. Ondanks zijn lengte wordt het nergens langdradig. De vijf andere songs duren allemaal zo rond de twee à drie minuten en hebben ook die tomeloze energie van Ramones in hun beste dagen. Songs als “Planned designs”, “Snapback” en “Hairstyles” zijn gemaakt om wild door een ruimte te springen met de volumeknop ver naar rechts gedraaid. Het is lekker zweten met Sauna Youth! 

METZ – METZ
Ze komen naar mijn smaak niet vaak genoeg voorbij, van die bands / platen die je een hartgrondig “FUCK, YES!” ontlokken, omdat het de enige mogelijke reactie is. Hier hebben we er dan zo een: trio METZ (met hoofdletters uiteraard) uit Canada. Dit is bruut, razend, kolkend, explosief, furieus. En dat is alleen nog maar de zanger… Met uitzondering van de twee geluidsexperimenten “Nausea” en “--))—“, kan ik als het ware met de ogen dicht lukraak een aantal nummers eruit lichten (“Headache”, “Wasted”, “Get off”, “Negative space”, allemaal niet vrolijk getiteld, I know) en ze voldoen aan het geschetste klankbeeld, in roestvrij staal gesmeed met werktuigen die eerder bands als The Jesus Lizard, Scratch Acid en Big Black van pas kwamen. Dat gaat ook op voor single “Dirty shirt” dat label Sub Pop mij als klantbindende geste met dit album meezond. Begin februari is METZ in Nederland. Zorg dat je erbij bent!

TY SEGALL – Twins
Je kunt als artiest enorm productief zijn maar dat wil nog niet zeggen dat alles wat je op de wereld loslaat ook de moeite van het beluisteren waard is. Ty Segall is getuige zijn output dit jaar – “Twins” is zijn derde album, ook al is iedere plaat dan uitgebracht onder verschillende vlaggen – iemand die echter de kwaliteitscontrole scherp in de gaten houdt. Het is knap dat hij opnieuw voldoende goed materiaal heeft verzameld om weer een heel album mee te vullen, en daar zitten geen opgewarmde kliekjes tussen. Waar de 25-jarige het allemaal vandaan haalt mag Joost weten, maar hij lijkt het zo uit de mouw te schudden alsof het niets is. “Twins” zou bovendien wel eens het album kunnen zijn dat hem de mainstream in katapulteert. Op deze plaat gaan Blue Cheer en The Beatles met elkaar in de weer, daarbij diverse fuzzpedalen verslijtend. Geen gebrek aan aanbevelenswaardige oppeppers, maar vooruit, laat ik de garagepunker “You’re the doctor”, “The hill” (vanwege de bijdrage van Brigid Dawson, toetsenist van de onvolprezen Thee Oh Sees) en het logge, stroperige “Ghost” eruit pikken om toch met wat titels te kunnen strooien. Mijn advies: gewoon kopen deze plaat!  

EGYPTIAN HIP HOP – Good don’t sleep
Terug na een absentie van twee jaar, maar die tijd hebben de jongemannen uit Manchester goed benut. Ik vond ze destijds al tamelijk ongrijpbaar, moeilijk vast te pinnen en eigengereid. In attitude, qua creativiteit en muzikaal gezien hadden ze wel iets weg van Late Of The Pier die inmiddels in rook zijn opgelost. Ik hoop dat EHH voorlopig geen tweede al dan niet tijdelijke verdwijntruc uitvoert, want daar zijn ze te intrigerend voor. “Good don’t sleep” is een plaat waar na diverse draaibeurten nog steeds iets nieuws in te ontdekken valt en die over het algemeen niet meteen toeslaat maar na verloop van tijd. Ondanks dat het album zich laat beluisteren als een plaat die alleen maar uit het heden had kunnen komen, blijven invloeden uit de jaren tachtig niet onopgemerkt. Als Japan fan doet het me deugd daar iets van terug te horen in “Tobago” en “Strange vale”, idem aangaande Cocteau Twins in “The white falls” en “Pearl sound”. Soms is het slechts de ‘kleur’ van gitaar, bas of drum, maar toch, ik pik het eruit. Single “SYH” is dan weer een update van typische 80s elektronische pop. Soms slaan ze de plank mis, zoals in het nogal richtingloze duo “Snake lane west” en “One eyed king” maar dat neemt niet weg dat EHH voorlopig niet aan slapen toe komt. Immers: good don’t sleep. 

TWO DOOR CINEMA CLUB – Beacon
Het Ierse drietal hoeft voorlopig niet te vrezen dat het dankzij debuutalbum “Tourist history” behaalde succes gaat afnemen. “Beacon”, hun tweede, bevat namelijk alle elementen van hun voorganger terwijl er voldoende gesleuteld is aan het totaalconcept om niet van een gemakzuchtige herhalingsoefening te hoeven spreken. Feit is dat “Beacon” weer van begin tot eind gevuld is met vlotte, aanstekelijke liedjes die vrijwel stuk voor stuk met gemak als single zouden kunnen dienstdoen. In de sound van TDCC zijn nog wat echo’s te horen van waar ze aanvankelijk de beste likjes mosterd vandaan hebben gehaald (Bloc Party, Vampire Weekend en Foals bijvoorbeeld) maar inmiddels zijn ze op het punt aangekomen dat die vergelijkingen achterwege kunnen worden gelaten. De band kan op zichzelf terugvallen, en dat doen ze dan ook, met instant aansprekende, veelal dansbare en optimistische liedjes van het kaliber “Someday”, “Sun” en “Handshake” als resultaat. En dat is beslist een compliment waard. 

EDGAR SUMMERTYME – Sense of harmony
Bij de burgerlijke stand heet hij gewoon Edgar Jones maar waarschijnlijk omdat het juist zo gewoontjes klinkt, heeft Edgar zich van een nieuwe achternaam voorzien. Let op die Griekse Y, een voorbeeld van een in de jaren zestig ontstane trend om in bandnamen bepaalde letters te vervangen door andere met eenzelfde klank. The Byrds bijvoorbeeld. Het is een subtiele hint naar het tijdperk waar het hart van Edgar ligt, maar wie hem nog kent als drijvende kracht achter de hevig door de 60s beïnvloedde The Stairs (’90-’94), heeft dat soort aanwijzingen feitelijk niet nodig. En anders hoor je het wel af aan “Sense of harmony” dat, als je niet beter zou weten, een album had kunnen zijn dat 45 jaar lang stof heeft liggen happen in een vergeten opnamestudio. Op het behoorlijk relaxed van sfeer zijnde “Sense of harmony” snoept Edgar van meerdere walletjes zoals psychedelische pop (“On and on”), bossanova ( “Beep beep” en “Wishing well”) en soul (“I would do anything”), en alles lijkt hem even makkelijk af te gaan. 

FLYING LOTUS – Until the quiet comes
Stephen Ellison is een geluidskunstenaar, maker van inventieve, vernieuwende soundscapes waarin elektronica, hiphop, psychedelica, jazz, neo-soul en avant-garde samensmelten tot een rijk geschakeerd, warm, sfeervol en de verbeelding prikkelend geheel. Het is een afwisseling van diverse stemmingen, dromen vertaald naar muziek, het ene nummer / fragment de luisteraar meer houvast biedend dan de andere. Met een totaal van 18 tracks kan niet alles even boeiend zijn maar wanneer Ellison raak schiet, is het ook echt in hartje roos zoals in de wonderschone creaties “Phantasm”, “All in”, “Until the colours come” en “Only if you wanna”.   

Singles

SAVAGES – I am here EP

In plaats van debuut “Husbands” te laten opvolgen met een reguliere twee tracks tellende single of een studio EP, is deze nieuwe release van Savages een live EP met vier nummers, waarvan de ene helft / de A-kant (“City’s full”, “Give me a gun”) is opgenomen in Nottingham, en de andere helft / de B-kant (“I am here”, “Husbands”) werd vastgelegd tijdens een concert in Bristol. Wat de vier songs gemeen hebben is dat ze een treffende weergave zijn van waar het postpunk kwartet zich nu bevindt: in blakende vorm, talentvol en op weg naar boven. 

CHEATAHS – Coared EP
De titeltrack van deze EP (als 12” vinyl verschenen zónder downloadcode, niet handig jongens) is alleen al de aanschaf waard omdat het tot het beste behoort van wat Teenage Fanclub nooit heeft gemaakt ten tijde van “Bandwagonesque”. Wat het nummer mist aan originaliteit wordt meer dan goedgemaakt door kwaliteit. De rest van de EP stelt je in de gelegenheid nog wat na te genieten.

THE STRYPES – Young gifted & blue
The Strypes zijn vier tieners uit Cavan, Ierland. De jongste is veertien, de oudste zestien maar ze lijken (nog) jonger. Wat hun muziekinteresse aangaat zijn ze in tegenstelling tot veel leeftijdsgenoten totaal niet geïnteresseerd in het hier en nu, en des te meer in het zo natuurgetrouw recreëren van het tijdperk – in geluid en presentatie – toen The Beatles maar net Pete Best hadden ingeruild voor Ringo Starr. Back tot basics rhythm & blues dus, en net als de Fab Four destijds, vooralsnog zonder eigen nummers en terugvallend op covers zoals “You can’t judge a book by the cover” van Willie Dixon, de beste van de vier nummers op deze EP. Meer retro dan dit lijkt me niet mogelijk. The kids are alright. 

SEPTEMBER GIRLS – Green eyed
Het zijn vijf jongedames (uit Dublin) en ik meen te hebben vernomen dat de band in de maand september werd opgericht, dus dat verklaart de naam van dit gezelschap. “Green eyed” is hun debuutsingle, een verdienstelijk plaatje dat het sterke vermoeden oproept dat deze meisjes hun grootste inspiratiebron hebben gevonden in Dum Dum Girls, waar ze dus ook in naam iets mee gemeen hebben. Het moet me daarbij van het hart dat “Green eyed” me meer doet dan de laatste release van hun grote voorbeeld. 

CHARLIE BOYER AND THE VOYEURS – I watch
Naar het uitziet betekent het begin van Charlie Boyer And The Voyeurs het einde van Electricity In Our Homes want Charlie was / is (?) de zanger / gitarist van laatstgenoemde band die ik sinds 2007 met veel interesse heb gevolgd. Jammer. Afijn, het nieuwe vehikel van Charlie zet hem op een muzikaal ander spoor dan de schots en scheve artrock / new wave van EIOH, nou ja, meer recht-toe-recht-aan dit keer en na drie van de vijf minuten trekt de band van leer op een wijze die aan Toy doet denken. De een zijn dood is de ander zijn brood…  

DAUGHTER – Smother
Dit is een mooi, verstild liedje met enkel akoestische gitaar en de stem van zangeres Elena Tonra dat ongeveer halverwege aanzwelt alsof zonnestralen zich langzaam door een wolkendek priemen. Dat duurt hooguit een minuut en daarna keren we terug naar die louterende kalmte.

PALMA VIOLETS – Best of friends
Dé beste nieuwe band van Engeland! Tenminste, als je NME moet geloven. Nou, ik weet het zo net nog niet. Misschien gaan deze vier jonge honden me nog verrassen maar ik kan zo vijf andere Britse nieuwe loten opnoemen die beter, opmerkelijker en creatiever zijn. “Best of friends” is op zijn best een gruizig garagerocknummer in de trant van de al tien jaar meelopende Black Lips. De nieuwe kleren van de keizer? 

CHEAP CURLS – Jackie Oh
Mijn favoriete groepslid van Dum Dum Girls was Katie Brouillette-Serbian. Ik zeg ‘was’, omdat ze niet langer meer deel uitmaakt van die band waarin ze overigens de naam Bambi voerde. Nu is ze voor zichzelf begonnen maar in plaats van nieuwe wegen in te slaan keert ze terug naar het pad dat haar vroegere band bewandelde circa 2009/2010. Wellicht verklaart dat haar vertrek uit DDG omdat die inmiddels een andere richting zijn ingeslagen. En nu maar hopen dat Katie een net zo goed album als “I will be” in haar mars heeft. “Jackie oh” is namelijk slechts een aardige maar niet opmerkelijke vingeroefening.

maandag 24 december 2012

Crossing Border - Den Haag : Diverse locaties : zaterdag 16 november 2012

Crossing Border is het festival waar de combinatie literatuur, muziek, film en beeldende kunst centraal staat”, aldus de organisatie van dit culturele evenement. Persoonlijk is me aan drie van de vier genoemde artistieke elementen weinig gelegen, althans wat Crossing Border aangaat, en ga ik puur voor de muziek. Het is een meerdaags festival maar ik heb vanwege het meest aansprekende aanbod voor slechts één dag gekozen, en wel de zaterdag. Het aanbod is verdeeld over diverse locaties maar ik ben vooral te vinden in het gebouw van het Nationaal Toneel. Het heeft nog even wat voeten in de aarde om die op hooguit tien minuten lopen van het station gelegen locaties te vinden maar dat wijt ik dan maar aan een niet goed gelezen routebeschrijving. Maar dat geldt dan waarschijnlijk ook voor de twee mannen die mij de weg vragen naar dezelfde bestemming. Opvallend: we vragen het aan diverse stadsbewoners en die kunnen ons niet helpen! Met zijn drieën, geholpen door Google Maps, bereiken we na een omweg uiteindelijk dan toch de Koninklijke Schouwburg waar we onze tickets inwisselen voor een polsbandje. 

Ondanks de kleine dwaaltocht ben ik op tijd voor het eerste optreden van de avond: Toy. Dat we inzake dit kwintet uit Londen van duurzaam speelgoed mogen spreken is een kwalificatie die ze op basis van hun prima debuutalbum hebben verdiend. Ik heb goede hoop dat ze het ook live gaan waarmaken, aangezien de concertrecensies die ik tot dusverre van ze heb gelezen unaniem positief waren. Bij deze kan mijn oordeel aan die lovende bewoordingen worden toegevoegd want Toy is op de bühne inderdaad zeer de moeite waard. Eerste nummer “Colours running out” zet de toon met zijn zwierende, roes opwekkende wolk van in psychedelica gedrenkte shoegaze, opgetrokken door gitaartandem Tom Dougall en Dominic O’Dair en het dreinende keyboard van toetsenist Alejandra Diez, dat tegelijkertijd met beide benen op de grond wordt gehouden door de Krautrock ritmesectie Maxim Barron (bas) en Charlie Savidge (drums). Het is de vervolmaking van de sound die The Horrors met succes beproefden op hun gelauwerde plaat “Primary colours”. De band (allen begintwintigers) heeft uiterlijk alle kenmerken van eind jaren zestig / begin jaren zeventig – vooral de langharige Maxim in zijn hippiejasje – en toch klinken ze heel erg als nú. “Drifting deeper” en “Strange” maken beiden hun naam meer dan waar, de één het publiek steeds dieper meezuigend in een maalstroom van geluid, de ander spannend als de fascinatie voor het onbekende. Niet op het album, maar gelukkig wel op de setlist staat debuutsingle “Left myself behind”, mijn eerste boeiende kennismaking met Toy (in 2011), dat ook nu weer de aandacht opeist. Ofschoon ze vanavond ook overtuigen met meer naar traditionele pop-rock neigende liedjes als “Lose my way” en “My heart skips a beat” is Toy op zijn best wanneer ze overschakelen op ‘trance modus’, en je als toeschouwer / luisteraar weinig andere keuze hebt om daarin mee te gaan. Het beste voorbeeld daarvan is de spetterende uitvoering van de bijna tien minuten durende, in opbouw steeds heftiger wordende afsluiter “Kopter” die een hypnotiserende muur van geluid optrekt. Wanneer de laatste tonen zijn weggeëbd, is het weer even wennen om terug te zijn in de realiteit. En concert om in te lijsten. 

Eén van de kanshebbers van mijn album van het jaar is “Into the diamond sun” van het in Liverpool gehuisveste trio Stealing Sheep. Hun ietwat feeërieke samensmelting van folk, pop en psychedelica is sinds mijn eerste kennismaking met de plaat een vaak opgezocht toevluchtsoord wanneer ik naar muziek wil luisteren. Ik kijk dan ook erg uit naar het enige optreden dat de band in Nederland geeft in het kader van een Europese tournee ter promotie van genoemd album. Ze staan in een aanvankelijk niet bepaald gevulde maar gelukkig steeds voller wordende tent (Teatro Cuatro) die naast de Koninklijke Schouwburg is neergezet. De drie meiden, begintwintigers schat ik ze, maken een ontwapenende, charmante en onschuldige indruk. De kleine Rebecca heeft een dun haarbandje om het hoofd gebonden wat haar tot een soort elfje maakt. Haar keyboard is omhangen met kerstboomverlichting. Staande drummer Lucy Mercer heeft de glimlach van iemand die bijna permanent binnenpretjes lijkt te hebben. Soms lijkt het net alsof ze zichzelf heeft betrapt op een verkeerde slag en daar stiekem om moet lachen: ‘Als de rest het maar niet gehoord heeft’. Op een eenvoudige vierkwartsmaat zal je Lucy overigens zelden betrappen, haar percussiewerk is inventief. Gitarist Emily Lansley is verantwoordelijk voor onder meer een complexe fingerpicking techniek en soms iele, maar effectieve gitaarlijntjes. Hun samenzang is voortreffelijk. De drie jongedames beschikken allemaal over prettige stemmen die met elkaar in harmonie zijn, even lieflijk als zelfverzekerd. Hun liedjes zijn kort, bondig en trefzeker en er gaat een verfrissende werking van uit. Er wordt veel gespeeld van “Into the diamond sun” zoals de vrolijk makende pop-folk liedjes “Genevieve” en “Rearrange” en het mooi zweverig psychedelische “Gold”, maar ook een oudere song dat niet op het album staat, zoals “Mountain dogs”, komt voorbij. Met Toy nog vers in het geheugen is dit opnieuw een bijzonder optreden van een nieuwe (Britse) aanrader die ongetwijfeld een plaatsje gaat bezetten in mijn lijstje van beste concerten van 2012. 

De aanschaf van het over het algemeen goed ontvangen debuutalbum “Give you the ghost” van het uit Minneapolis afkomstige Poliça is er nog niet van gekomen. Mijn beslissing staat in de wachtkamer zogezegd maar op basis van de sessie die de band in het Nationeel Toneel gebouw geeft, doet het de balans de goede kant opslaan. De muziek geeft daarbij uiteraard de doorslag maar ik moet toch ook even kwijt dat de aantrekkelijkheid van Poliça zangeres Channy Leaneagh in geval van twijfel het beslissende zetje geeft. Behalve haar mooie, elegante uiterlijk en de gracieuze, wiegende wijze waarop ze zich dansend beweegt, heeft ze ook een aangenaam stemgeluid dat aansluit bij de ingehouden, fraai gestroomlijnde elektronische pop met R’n’B, triphop en soul invloeden. De instrumentale setup van de band is opmerkelijk: twee drummers, een keyboardspeler en een bassist. Ze verzorgen de muzikale basis waarover blikvangster Channy haar even tedere als geconcentreerde stem kan leggen. Met het eerste, ritmisch aantrekkelijke nummer “Form” heeft Poliça meteen de aandacht te pakken, gevolgd door single “Wandering star”. Omdat het een sessie betreft en niet een volledig concert – dat vindt later op de avond plaats – speelt de band maar een aantal nummers. Maar dat is voldoende voor Poliça om zichzelf op positieve wijze in live vorm te presenteren. 

Precies twintig jaar geleden zag ik Spiritualized voor het eerst live, in de Melkweg te Amsterdam. Het was hun eerste optreden in Nederland, gekoppeld aan de release van debuutalbum “Lazer guided melodies”. Het optreden staat me nog redelijk goed bij. Niet alleen vanwege het concert zelf – vooraan tegen het podium geplakt, de muziek absorberend, en af en toe foto’s schietend – maar ook omdat voorafgaande aan het optreden ik in het Melkweg café twee tafels verwijderd zat van Spiritualized leider Jason Pierce, zijn toenmalige vriendin Kate Radley en Verve zanger Richard Ashcroft. Zoals wellicht bekend zou Kate een aantal jaren later Jason verlaten voor Richard en met laatstgenoemde in het huwelijk treden. Ik zou de band na die eerste keer nog tweemaal zien maar voor het laatst zal dat zeker meer als tien jaar geleden zijn geweest. Jason is tot op heden de enige constante geweest: hij is dan ook Spiritualized. Gekleed in een wit Iggy Pop T-shirt, zonnebril op de neus en gezeten op een stoel zoals hij dat al tijdens zijn Spacemen 3 tijd deed, lijkt Jason geen spat veranderd. Communicatie met het publiek doet hij alleen via de muziek, dat getuige het dit jaar verschenen laatste album “Sweet heart sweet light” nog steeds is gestoeld op een mengeling van onder andere psychedelische rock, gospel en blues. De setlist telt maar acht nummers, waarvan vier afkomstig van de nieuwe plaat (“Hey Jane”, “Freedom”, “So long you pretty thing” en “Heading for the top”). Acht nummers klinkt als weinig maar de songs duren over het algemeen lang, niet zelden rustig opbouwend richting een uitbundige, luidruchtige climax zoals bijvoorbeeld in de spacey afsluiter “Electric mainline”, samen met het lekker heftige “Electricity” hoogtepunten van het concert. “Ladies and gentlemen we are floating in space”, horen we een stem zeggen, en zo is het maar net, want Spiritualized is nog altijd in staat om je dat gevoel te geven. Zelfs als mijn stiekeme hoop op een Spacemen 3 nummer niet wordt beloond. 

Richting uitgang pik ik een stukje mee van I Am Kloot die al meer als tien jaar meegaan. In het begin van hun carrière heb ik ze een keer of wat zien optreden, en van de aanschaf van hun debuutplaat “Natural history” heb ik geen moment spijt gehad. “From your favourite sky”, zingt de grijs geworden zanger / gitarist John Bramwell maar meer dan dat zit er vanavond voor mij niet in. Dat geldt ook voor oud-Supergrass zanger Gaz Coombes wiens optreden ik omwille van een te halen trein helaas moet missen, maar die ik wel op straat ontmoet, een gitaarkoffer zeulend op weg naar het gebouw van het Nationaal Toneel. Ach ja, dan heb ik tenminste nog iets om naar uit te zien in de toekomst. Maar belangrijker nog is het feit dat Crossing Border 2012 een ervaring is geweest om zeer tevreden op terug te kijken.

Meer foto’s hier!

zondag 23 december 2012

London Calling (dag 2) - Amsterdam : Paradiso : zaterdag 03 november 2012

De voorbereidingen op mijn weekend Amsterdam in het kader van een tweedaags bezoek aan het London Calling  festival in Paradiso liepen vrij gesmeerd totdat ik me op het laatste moment geconfronteerd zag met onvoorziene wijzigingen. Die leidden er uiteindelijk toe dat ik mijn intrek moet nemen in een hotel met de Wallen binnen handbereik maar minder gunstig gelegen voor een wandeling van en naar de plek van bestemming. Dan maar een fiets gehuurd en met gevaar voor eigen leven me een weg slingeren door het centrum van Amsterdam. Een fluitje van een cent als je het gewend bent, maar de combinatie van onoverzichtelijke verkeersituaties, hapsnap overstekende toeristen, fietspaden die opeens ophouden en je vervolgens de keuze laten tussen stoep, trambaan of tegen de stroom inrijden, maken een op papier simpel ritje tot een ware beproeving. Zulke dingen vallen je niet op wanneer je met de tram reist. Deed ik me de eerste avond nog moeite om mijn knots van een fietsslot aan een vast element in de buitenlucht te bevestigen, kan ik een dag later mijn stalen ros gerust achterlaten in de overdekte, ondergrondse fietsenstalling van en naast Paradiso. Met de jas nog aan, want ik hoor dat Peace al het eerste nummer heeft ingezet, ren ik de trap op naar de bovenzaal. Daar staat zoals gezegd Peace, een van de veelbelovende nieuwe bandjes die dit jaar in Engeland zijn opgedoken. Pas twee releases hebben ze op hun naam staan, te weten single “Follow baby” en het snel uitverkochte en de niet meer (in fysieke vorm) verkrijgbare EP “Delicious”. Net als Two Door Cinema Club weet Peace de vrede te bewaren door in hun sound bouwstenen te verwerken die zich reeds hebben bewezen, wat me overigens geen ingecalculeerde zet lijkt. Zo vang ik onder meer flarden van Foals, The Stone Roses, Wu Lyf en eh… Two Door Cinema Club op, alleen jammer genoeg niet de titelsong van genoemde EP want die is met zijn tien minuten waarschijnlijk te lang bevonden voor een set van krap een half uur. Het is smaakmakend genoeg om het ook daadwerkelijk als ‘delicious’ te bestempelen, al blijft het voor mij tegelijkertijd afwachten in welke muzikale richting Peace zich uiteindelijk gaat ontwikkelen dan wel vastleggen. Voorlopig heb ik hier meer dan vrede mee! 

Eén van de leukste, frisse en meest geslaagde albums van het jaar is wat mij betreft “Electric Hawaii” van Opossom, de feitelijke eenmansband van voormalig Mint Chicks drummer Kody Nielson. Hij treedt daarmee in het voetspoor van zijn broer Ruban die vorig jaar ook al zo goed en verrassend voor de dag kwam met “Unknown mortal orchestra”, het debuutalbum van zijn nieuwe gelijknamige band. De door Opossom vormgegeven sixtiespop met invloeden van The Beach Boys en The Beatles maar voorzien van nieuwe invalshoeken duurt op plaat circa een half uur, en dat komt overeen met de speeltijd die Opossom is gegeven op London Calling. In principe zou het hele album dus kunnen worden gespeeld, en dat blijkt nagenoeg het geval te zijn. Om de vertaalslag van plaat naar bühne te kunnen maken heeft Kody twee mensen meegenomen voor het gitaar- en toetsenwerk terwijl hij zelf achter de drumkit de rol van slagwerker én zanger vervult. Dat brengt beperkingen met zich mee want een zingende drummer kan zich moeilijk vrijelijk over het podium bewegen. Kody hanteert weliswaar een stijl met groove en drive maar het blijft een statische bedoening op de bühne temeer daar de twee andere bandleden gewoon hun werk staan te doen zonder zich echt om het publiek te bekommeren. De liedjes zoals “Girl”, “Blue meanies” en “Fly” blijven dan wel fier overeind staan en worden adequaat uitgevoerd maar de meerwaarde die ik in hun live incarnatie had gehoopt te horen en te zien blijft jammer genoeg achterwege.  

Dé nieuwkomer van het jaar heet Savages, het vrouwelijk kwartet uit Londen dat me, vanaf het moment dat ik hun muziek voor het eerst hoorde, wist te fascineren. Hun eerste optreden buiten Engeland vond plaats in Nijmegen en daar moest ik gewoon bij zijn. Dat was afgelopen juli, en een half jaar later zijn ze terug in Nederland voor een aantal concerten waaronder London Calling, ter promotie van zichzelf en hun live EP “I am here”. Gek genoeg is uitgerekend “I am here” de opvallende afwezige in hun setlist. Jammer, want ik had er naar uitgekeken. Maar Savages heeft gelukkig meer te bieden, veel meer zelfs. Hun postpunk mix van o.a. Joy Division en Siouxsie & The Banshees kan me ook vanavond weer mateloos boeien, dankzij songs als “City’s full”, “Shut up”, “Flying to Berlin” en afmaker “Husbands”. De gedreven ritmesectie met de Peter Hook baslijnen van Ayse Hassan, het door Gemma Thompson geproduceerde karakteristieke postpunk gitaargeluid en de intensiteit van zangeres Jehnny Beth maken dit tot een boeiend optreden. Na afloop ben ik weer een badge en een T-shirt rijker. En een memorabele live ervaring. 

Op herhaling is Exitmusic dat een jaar geleden voor het eerst op London Calling te zien was. Toen hadden ze alleen een verdienstelijke EP (“From silence”) om op terug te vallen – OK dan, en een vier jaar oud in eigen beheer uitgebracht album – maar nu is er ook een in 2012 verschenen langspeler die in muzikaal opzicht een verlengstuk is van genoemde EP. Wat ik schreef over Exitmusic – vernoemd naar de gelijknamige Radiohead song by the way – aangaande hun concert op London Calling in november 2011 zou ik met wat knip- en plakwerk hier in grote lijnen opnieuw kunnen plaatsen. Zoals een vergelijking in sound(scape) met Beach House en Esben And The Witch (en gezwollen shoegaze, voeg ik er nu aan toe) en de klaaglijke en dramatische stem van Aleksa Palladino die aanvankelijk intrigeert maar op den duur niet meer. “The modern age”, met goede reden zowel op de EP als het album te vinden, blijft hun ‘finest hour’. Andere liedjes komen in de buurt, of kunnen er niet aan tippen, doch hoe dan ook gaat van de pathos die Exitmusic zo kenmerkt naarmate hun half uur voortschrijdt een vermoeiende werking uit. Nadat de band er tenslotte een punt aan heeft gedraaid slaak ik bijna een zucht van verlichting op weg naar de exit.    

De sophisticated soul-pop / R’n’B die zangeres Jessie Ware voor London Calling in petto heeft, komt niet helemaal over zoals het ongetwijfeld is bedoeld. De plaatversies zijn te prefereren en begeleid door een stel inwisselbare huurlingen valt er eigenlijk weinig te bespeuren wat dit tot iets speciaals zou kunnen maken. Jessie kan zonder meer goed zingen – ze heeft als achtergrondzangeres haar sporen verdiend – maar zoals gezegd krijg ik niet het idee naar een ster in wording te kijken. Behoudens een paar uitzonderingen (“Running”, “Night light”) komt het op mij als tamelijk dertien-in-een dozijn over, net zoals de performance van Jessie niet vrij is van maniërisme.  

Ik zie het zelf niet maar Mica Levi, het opperhoofd van Micachu & The Shapes merkt tijdens een interval tussen twee nummers op dat ze iemand ziet die de vingers in de oren heeft gedaan. Het eerste waar ik dan aan denk is niet dat het geluidsvolume te hard staat maar dat de persoon in kwestie een lollig bedoeld statement wil maken met betrekking tot de muziek van de band. Het hoeft niet zo te zijn natuurlijk maar het zomaar kunnen, en zeker bij Micachu & The Shapes. Want het trio maakt niet de meest voor de hand liggende muziek; vol rare kronkels, onverwachte wendingen en onorthodoxe regels, als er al regels worden gehanteerd. Dit soort van experimentele pop is niet voor iedereen weggelegd, en zeker de minder avontuurlijk ingestelde luisteraar die zijn deuntjes graag makkelijk behap- en verteerbaar ziet opgediend, zou je ervan kunnen verdenken om voor de grap de oren te bedekken. Ik daarentegen spits de oren want dit type popmuziek kom je niet vaak tegen. En dat zou wel zo moeten zijn. 

Persoonlijk kan de droomachtige pop van Wild Nothing me niet zo boeien. De naam van de band, waaruit een tegenstrijdigheid spreekt, is wel een interessante. Het klinkt lekker maar wat zegt het eigenlijk? Het woeste niets? Rekenen is nooit mijn sterkste kant geweest maar ik wel geleerd dat de uitkomst van een bepaalde hoeveelheid of een getal maal niets, neerkomt op niets oftewel nul. Nu is in Wild Nothing weinig wilds of woests te vinden, want de muziek is juist weeïg en zijig. Het tweede woord van de bandnaam komt al dichter in de buurt, want er gaat weinig van uit. Het doet me zogezegd niets, en het publiek gelooft het na een tijdje ook wel. Een beetje (weg)dromen is nooit weg, goed zelfs, maar de muzikale dromen waarin Wild Nothing het publiek wil meevoeren spreken niet genoeg tot de verbeelding en verworden tot een larmoyante staat van zijn die de aandacht doet verslappen. Zo ook bij mij, want tijdens dit saaie optreden zou ik me het liefst even à la Star Trek naar de Nieuwe Nor in Heerlen willen beamen waar deze avond een dansavond plaatsvindt die ik jammerlijk moet missen.   

Ach, het is op momenten best een leuke band, dat Theme Park uit Londen. Hun tot dusverre verschenen singles – een soort Talking Heads light – konden me tot aanschaf verleiden maar daar ga ik het waarschijnlijk bij laten. Een heel album van dit soort liedjes lijkt me te hoog gegrepen en ik durf te wedden dat de leukste liedjes dan al in mijn bezit zijn, want op single uitgebracht. Ik had gehoopt op eenzelfde soort sprankelende frisheid zoals die een half jaar geleden van begin tot einde van het Australische Last Dinosaurs afspatte. Die gingen namelijk ook voor het beoogde effect ‘vrolijk, funky en dansbaar’. Theme Park wil dat eveneens zijn, slaagt daar af en toe ook in met bijvoorbeeld “Jamaica” en “Milk”, maar in zijn algemeenheid is het effect meer dat de band de luisteraar weet mild te stemmen dan dat ze je meenemen in een roes van euforie en onbevangen de voetjes van de vloer gooien. Ik hoop niet dat ik het uiteindelijk bij het rechte eind heb, maar Theme Park lijkt me typisch zo’n band die we in twintig jaar London Calling wel vaker hebben gezien: vandaag hip en leuk voor nu, maar over een jaar alweer vergeten.  

Op Pukkelpop zat ik qua timing precies goed want net toen ik de tent had bereikt waar The Walkmen al het leeuwendeel van het optreden hadden afgewerkt, gingen ze van start met single “The rat” (2004), hun meest bekende nummer en wat mij aangaat ook hun beste. De aanwezigheid van de Amerikaanse indierock formatie komt mij een beetje vreemd over. In tegenstelling tot alle andere bands die deze editie op het programma staan, kun je ze niet scharen tot de categorie ‘nieuw, jong en veelbelovend’. En dat is toch feitelijk de insteek van het aanbod op London Calling. The Walkmen lopen immers al twaalf jaar mee, ze hebben zeven albums op de teller staan en zichzelf bewijzen hebben ze al lang en breed gedaan. Of kwam deze datum toevallig net goed uit in het kader van een tournee ter promotie van de in mei jongstleden verschenen plaat “Heaven”? Je kunt jezelf echter afvragen wat er te klagen valt dat er een ‘oudgediende’ staat in plaats van ‘vers talent’ wanneer de band in kwestie een solide en vooral professionele set neerzet. Ondanks dat ze nooit écht zijn doorgebroken, hebben The Walkmen veel krediet en goodwill vergaard door zichzelf opnieuw uit te vinden, en gestaag een reputatie op te bouwen gebaseerd op kwaliteit en duurzaamheid. Zanger Hamilton Leithauser kun je geen gebrek aan inzet verwijten, en de rest van de band werkt zich geolied door de set heen, maar met een duur van negentig minuten is dat voor een festival als London Calling, waar het publiek gewend is aan een redelijk snelle opeenvolging van bands, misschien toch iets teveel van het goede.  

In spannende afwachting hoop ik dat Melody Prochet, de Parijse naamgeefster aan Melody's Echo Chamber in staat is om de kleine zaal met haar droomachtige pop te transformeren tot de echokamer die ze naar ik aanneem in gedachten had toen ze zich wijdde aan het maken van (deze) muziek. In haar kamer is een drummer opvallend absent, Meloldy staat zelf achter een keyboard en verder zijn nog twee heren en een dame uitgenodigd. En wij dus, het publiek, dat de zaal tot een weer redelijk volgestouwde bedoening maakt. Misschien niet de meest ideale conditie om je te kunnen laten meevoeren door de dromerige klanken maar openingssong “Endless shore”, het beste nummer van de plaat naar mijn idee, weet dat toch voor elkaar te krijgen. Melody’s liedjes zijn de liefdesbaby’s van Tame Impala – wiens Kevin Parker een flinke vinger in de pap had van Melody’s album – Broadcast en Stereolab. De psychedelische impulsen die in haar sound zijn verwerkt worden door Melody tijdens een nummert vertolkt met zweverige armgebaren, maar dan wel in een lacherig ‘kijk ons nou toch eens gek doen’ een-tweetje met haar vrouwelijke collega bandlid. Maar vaker lijkt ze op te gaan in haar eigen aangenaam verdovende muzikale waas, en op zulke momenten zie je het Franse hippiemeisje op haar (aandoenlijke) best, zich onbespied wanend in haar eigen caleidoscopische echokamer. 

Ik ken de Amerikaanse band Chromatics vooral van naam en dat maakt het voor mij ook een beetje spannend, want het zou zomaar verrassend kunnen uitpakken. En dat doet het ook, deze 80s electro-poprock met zoet beheerste zang en een schemerige ondertoon die geknipt lijkt voor het late tijdstip waarop de band mag aantreden, als afsluitende act in de grote zaal. “Night drive”, zo heet een van hun albums dan ook toepasselijk. Ofschoon ze al meer als tien jaar actief zijn, ben ik me pas echt van Chromatics bewust geworden dankzij hun bijdrage aan de soundtrack van de uitstekende speelfilm “Drive” (2011) waar het concert mee van start gaat. De intrigerende sfeer die Chromatics met deze prima opener creëert weet de band moeiteloos tot en met het einde vast te houden. De muziek is heerlijk dansbaar terwijl van de band zelf een ingetogen houding uitgaat, bijna achteloos, alsof het de normaalste zaak van de wereld is om het publiek in een aangename roes te dompelen. Ze eindigen met twee covers, maar dat is geen zwaktebod, want hun versies van “Running up that hill
(Kate Bush) en “Into the black” (Neil Young) zijn niet alleen schoolvoorbeelden hoe je het beste uit een bewerking van een origineel kunt halen maar tevens trekken ze het toch al sterke optreden naar een nog hoger niveau. En zo mogen we Chromatics bijschrijven als een van de hoogtepunten van deze London Calling editie, een smakelijk toetje aan het (bijna) einde van het festival.

Het einde van London Calling is in zicht. Het laatste optreden is gegund aan de Amerikaanse rapformatie Ratking, een viertal uit New York. De ene helft is verantwoordelijk voor de beats en samples, de andere helft handelt het verbale deel af. Op de achtergrond worden zich herhalende, vervormde en in elkaar overvloeiende filmsnippers vertoond die afkomstig lijken uit de jaren zeventig, met beelden van junkfood en teksten als ‘our feature presentation’ en ‘coming soon’. Ik beken een liefhebber noch kenner van het genre te zijn maar de onorthodoxe ritmes en inventieve samples vallen vanaf de eerste klanken in positieve zin op. Ik vind het bijna jammer wanneer de rappers hun monden beginnen te roeren want de muziek is avontuurlijk en interessant genoeg om op zichzelf te staan. Niettemin begint een zeker gebrek aan afwisseling in combinatie met de bijna onvermijdelijke bandjesmoeheid na twee avonden London Calling zich te wreken dus ergens tijdens het vierde nummer besluit ik dat het goed is geweest. Tot over een half jaar dan maar weer!

Meer foto’s hier!

woensdag 19 december 2012

London Calling (dag 1) - Amsterdam : Paradiso : vrijdag 02 november 2012

20 jaar London Calling. Zolang ga ik dus al. Op hoeveel bands dat in totaal neerkomt zou ik niet weten maar het zijn er in ieder geval een hele hoop. Honderden. Sommige daarvan staan me nog goed bij, andere ben ik alweer lang vergeten, soms meteen na het optreden. Er wordt graag gerefereerd aan de bands en artiesten die op London Calling stonden toen ze nog onbekend waren – vaak was Paradiso zelfs hun Nederlandse podiumdebuut – en later doorbraken. Denk bijvoorbeeld aan Franz Ferdinand, Placebo, Editors en Florence + The Machine. Maar ik heb in de loop der jaren ook de nodige bands gezien die indruk maakten maar nooit het grote publiek bereikten. Ze belandden in de vergetelheid, draaiden zichzelf de nek om voordat ze goed en wel begonnen waren of sluimerden onder de radar voort. Earl Brutus, Linoleum, The Jennifers, Terris, The Oxford Glamour Models: wie kent ze nog… of überhaupt? Het is elke editie spannend of zich weer van die muzikale verrassingen gaan voordoen, los van de vraag of ze later groot worden of niet. Op papier heeft deze editie – november 2012 – in ieder geval een aantal interessante namen waarvan ik de meeste wel ken of over heb gehoord. Het spits wordt afgebeten door een act die mij onbekend is: Stubborn Heart. Het betreft een duo opererend op het kruispunt van dubstep en soul, en dat laatste komt vooral op conto van zanger Ben Fitzgerald. De muziek doet nog het meest denken aan James Blake, en de intimiteit die van de liedjes uitgaat kennen we van The XX. Ik hoor niet meteen een liedje dat eruit springt en iets meer variatie zou welkom zijn, maar toch zorgt Stubborn Heart voor een goed begin van het festival. En zoals bekend is dat het halve werk.  

Daarna is het de beurt aan Tops, een Canadees kwartet met zangeres / toetsenist Jane Penny als blikvanger. Tot dusverre heb ik meer gelezen over de band dan dat ik muziek van ze heb gehoord, dus ik laat me verrassen of het top(s) of flop gaat worden. Het blijkt een aangename ervaring want Tops maakt lieve charmante pop waar een mens best een beetje vrolijk van wordt. Ze roepen bij ondergetekende hetzelfde blije gevoel op dat bands als The Cardigans en het ondergewaardeerde Ivy, beiden rond de tijd van hun eerste platen (‘94/’95), wisten te creëren. Dat die twee laatstgenoemden ook een zangeres hadden / hebben met een prettig stemgeluid zal vast geen toeval zijn. Het optreden van Tops is leuk genoeg om op zijn minst te overwegen naar hun recent verschenen album te gaan luisteren. Of ik een hele plaat trek weet ik niet, maar als het, net zoals dit optreden, ongeveer een half uur duurt, dan hebben we precies de juiste hoeveelheid te pakken. Want net als ik ben verzonken in een mijmering waarin ik mezelf in slow motion door een wuivend korenveld zie huppelen, hand in hand met Jane, met een kroon van madeliefjes rond onze hoofden, houden ze ermee op. En zo hoort het: leave the public wanting more. 

Tussen het aanbod van (nieuwe) bands op London Calling zitten vaak ook acts en artiesten die op herhaling zijn. Teruggevraagd dus, omdat ze sinds hun eerste keer op LC aan populariteit hebben gewonnen of zijn doorgebroken. Van Hooded Fang kun je niet echt zeggen dat ze sinds hun laatste bezoek aan LC ‘the next big thing’ zijn geworden. Niet dat het mij wat uitmaakt want Hooded Fang mocht een half jaar geleden tot een van de lichtpuntjes van het festival worden gerekend. Toen stonden ze in de kleine zaal, ditmaal in de grote. Afgezien van het feit dat bassist April Ansielmo, het ex-liefje van zanger / gitarist Daniel Lee, niet meer van de partij is – misschien dat dit gemeenschappelijke amoureuze verleden ze parten heeft gespeeld – komt de setlist van HF op veel punten overeen met hun eerdere optreden op London Calling. Er wordt namelijk veel gespeeld van laatste album “Tosta mista” – een aanrader, zeg ik hier nog maar eens – en alleen op het einde kondigt zich ‘a new song’ aan. Is dat erg? Nee, want zoals gezegd is “Tosta mista” een prima plaat vol aanstekelijke surfende garagerock met een gezonde meezingfactor en dat wordt live met vaart voor het voetlicht gebracht. Wanneer ik later op de avond Daniel tegen het lijf loop, kan ik dan ook de verleiding niet weerstaan om hem te complimenteren en te vragen voor een gezamenlijk fotomoment. Waarvan akte!  

De bovenzaal zit weer eens mudvol. Ik kan nog net een plekje veroveren achterin de zaal, geleund – eigenlijk meer geplet – tegen de bar. Waarom het publiek zo massaal is uitgerukt voor Kodaline, een kwartet uit Dublin, schrijf ik toe aan de ‘profetische’ woorden van dj Giel B., die in “De wereld draait door” verkondigde dat Kodaline wel eens ‘de nieuwe Coldplay’ zou kunnen worden. Dat werd geïllustreerd met een snipper uit de videoclip van single “All I want”. Even los van het feit waarom de wereld een nieuwe Coldplay nodig zou hebben, zal een oppervlakkig stel oren zeker iets van laatstgenoemde terug horen in de sound van Kodaline. Maar dat ‘iets’ is niet wat “Parachutes” tot zo’n overtuigende, gevoelige snaar rakende plaat maakte, maar het brave en op safe spelende ‘iets’ waarmee “X&Y” werd geïnfecteerd. Het publiek maakt de indruk toe te happen, zeker wanneer de single wordt gespeeld. Die is best aardig, daar niet van, maar over de gehele linie mist Kodaline de verbeeldingskracht om meer te zijn dan een band die wel wat wegheeft van het grote voorbeeld. 

De NME heeft er een sport van gemaakt om elke week een nieuwe ontdekking de hemel in te prijzen, en ook de drie zussen die samen Haim uitmaken zijn die eer te beurt gevallen. Niet zelden weet een band die loftuitingen niet waar te maken maar daar heeft Haim geen enkele last van. Ik heb het trio leren kennen via hun gratis downloadbare debuut EP “Forever” – nog steeds voor nop te verkrijgen volgens mij – en daar hoorde ik wel potentie in, maar lyrisch werd ik er niet van. Live weet Haim echter moeiteloos te overtuigen. Hun zelfverzekerdheid, samenspel, compositorische kwaliteiten en instrumentbeheersing verwacht je eerder bij een doorgewinterd gezelschap dat al wat albums meegaat dan een band die pas aan het begin van zijn carrière staat. De drie zussen, aangevuld met een mannelijke drummer, maken solide poprock met een 80s én 90s inslag die geknipt lijkt voor mainstream succes. Het zou in ieder geval verdiend zijn. Die gunfactor weten de meiden zelf te genereren, mede door hun energie en enthousiasme. Een doorbraak ligt voor de hand, dat straalt er gewoon vanaf. De NME vergeleek de band een paar keer met Fleetwood Mac, en alsof ze dat zelf willen bevestigen, spelen ze een dampende cover van “Oh well”. Het is een songtitel die beslist niet opgaat voor de band zelf, want Haim bewijst vanavond geen band te zijn uit de categorie ‘och ja’ maar eentje van het kaliber ‘jazeker!’   

Een man met een gitaar. Zie daar Nick Talbot die muziek maakt onder het alias Gravenhurst. Hij zit op het Warp label, en dat schept, bij mij althans, bepaalde verwachtingen. In de bovenzaal is het weer vechten om een plekje maar naarmate het optreden vordert wordt de bewegingsruimte alleen maar groter. Een veeg teken? De muziek van Gravenhurst is mij zo goed als onbekend, en eerlijk gezegd lukt het Nick niet om mij daar verandering in te willen brengen. Het is een man met een gitaar en hij speelt liedjes. Niet de meest charismatische man, brildragend, beetje mollig, en ook niet de meest aansprekende liedjes. Ik kijk op mijn spiekbriefje en zie dat ik nog niet eens op de helft ben van het aantal bands dat vanavond speelt. Tijd om mezelf wat rust te gunnen en te wachten op de volgende act die hopelijk wat meer leven in de brouwerij brengt.

Met de komst van The Joy Formidable krijg ik even een flashback naar de hittegolf die Pukkelpop dit jaar tot zo’n beproeving maakte. Schuilend tegen de zon onder het afdak van een kraam waar stukken meloen werden verkocht, zag ik een stukje van het TJF concert dat voor een zekere mate van muzikale verkoeling zorgde. Het is dat een overlap binnen het programma noopte tot een slakkengang naar de volgende band, anders hadden vast nog iets meer meegepikt dan het geval is geweest. De band stond al een keer eerder op LC, eveneens in de grote zaal, en toen kwamen ze solide en overtuigend over. Vanavond is dat niet anders, met als verschil dat ze duidelijk zijn gegroeid en daardoor nog krachtiger overkomen, ongetwijfeld het gevolg van (onder andere) meer spelen. Zangeres / gitarist Ritzy Bryan is het soort frontvrouw waar je als band de handen mee dicht mag knijpen. Ze heeft uitstraling, zingt en speelt met overgave en maakt goed gebruik van het podium. De ritmesectie staat als een huis. Dat levert pakkende, stevige indierock op met een hoop ‘schwung’ en de conclusie dat de naam van de band de lading in grote mate de lading dekt. 

Het is pas hun negende optreden in hun korte bestaan, en hun allereerste buiten Engeland. Ze zijn nog geen jaar bijeen – een kwestie van maanden, zo rekenen zanger/gitarist/krullenbol James Bagshaw en drummer Sam Toms later op de avond voor me uit – en hun debuutrelease moet op dat moment nog uitkomen (op het Heavenly label). Het betreft “Shelter song”, het nummer waar ze hun concert mee beëindigen. O ja, en “NME is going to do a piece on us”, weet James nog te melden. Niet geheel onbelangrijk natuurlijk wanneer dat muziektijdschrift je op positieve wijze in de smiezen heeft. Het jonge Temples is hooguit een maand of vijf geleden opgericht, verzekert Sam, dus we hebben hier met een wel heel kersverse band van doen. Ik raak met Sam in gesprek over bands als Loop, Spacemen 3 en The Telescopes – tot mijn grote verbazing heeft hij voor laatstgenoemde gedrumd – wat mijn sympathie voor de band nog wat groter maakt. Want die hadden ze namelijk al verdiend dankzij hun optreden op London Calling. Temples is dus een prille aangelegenheid maar wel een veelbelovende, zeker voor mensen die The Coral, Tame Impala en West Coast psychedelica een warm hart toedragen. 

Kreeg ik eerder op de avond al een hete Pukkelpop flashback bij The Joy Formidable, nu heb ik er weer eentje met Cloud Nothings. Het was de eerste band die ik dit jaar op genoemd festival meemaakte. Nou ja, de laatste twee nummers dan, maar zoveel meer hebben ze eigenlijk toen niet gespeeld, want ze waren te laat begonnen en dat werd qua tijd niet gecompenseerd. Ze gingen hoe dan ook onstuimig tekeer, en dat smaakte naar meer. Dat ‘meer’ krijg ik dus vanavond voorgeschoteld en ja, het smaakt weer goed. Niet geweldig maar het bevat alle noodzakelijke ingrediënten om het publiek te doen losgaan. Al geldt dat wat minder voor die bescheiden crowdsurfers. De heksenketel voor het podium sla ik niettemin vanaf een veilige plek gade. De indienoise / garagepunk van Cloud Nothings bevat vanavond een aantal songs van “Attack on memory” waaronder het uitgesponnen “Wasted days” en het betrekkelijk poppy “Fall in”. Het is de tweede keer dat de band zijn opwachting maakt op het festival, maar de eerste maal heb ik ze gemist. Toen stond ik namelijk in een Oostenrijkse jodeloutfit (niet mijn idee) op een themaverjaardag. Ik probeer dat te vergeten, zult u begrijpen. Ook dat is een ‘attack on memory’. 

De term ‘slackerglam’ verzin ik ter plekke tijdens het optreden van Gross Magic. Een aantal songs, niet alle, worden namelijk aangedreven door een typische glambeat, bekend geworden van de tegenwoordige zo foute kindervriend Gary G., en de glitterrock die daar vervolgens overheen wordt gegoten is ontdaan van alle glitter en vervangen door gruis. Neem Sam zelf nou bijvoorbeeld: een pet achterstevoren op zijn hoofd waaronder aan weerszijden shampoovreemde slierten haar uit tevoorschijn komen, en een broek met grote scheur die me niet uit modieuze overwegingen lijkt te zijn ontstaan. De band start met “Sweetest touch”, waarmee ook hun EP “Teen jamz” opent, op dit weblog omschreven als een mix van The Flaming Lips, T-Rex, Mott The Hoople en Ariel Pink. Het snelle “Telegram Tim”, door Sam aangekondigd als zijnde een song over zijn beste vriend Tim, doet zowel qua titel denken aan “Telegram Sam” (van het al genoemde T-Rex) als ook in zekere zin qua liedje, maar dan twee keer zo snel gespeeld. Het maakt een wat rommelig indruk maar het is wel onderhoudend. Gross Magic lijkt het door mij spontaan verzonnen label alweer deels van zich af te (willen) werpen maar voorlopig houd ik het nog even aan. Ik ben benieuwd naar wat de band in de toekomst uit de magische hoed weet te toveren.

Normaal gesproken kun je tegen de tijd dat de laatste band van start gaat op het hoofdpodium een kanon afschieten op de balkons. Dat is deze keer anders, want het is nog steeds druk. Heeft het te maken met Twin Shadow die een hit heeft, maar waarvan ik het bestaan niet ken? De band, of eigenlijk zanger George Lewis jr. plus om zich heen verzamelde huurlingen, is hier op herhaling maar toen ben ik ze misgelopen (zie hierboven bij Cloud Nothings voor het ‘waarom’) maar met een nieuw, tweede album op zak heeft Twin Shadow wat te promoten. In hoeverre de genoemde drukte een indicatie is van de publieksbehoefte naar deze promotie weet ik niet, maar op enkele nummers na kan ik hier amper voor warmlopen. Een naam die me herhaaldelijk te binnenschiet is die van Prince. Die van de jaren tachtig dan. Dat is sowieso een tijdperk waarvan de (twin) schaduw behoorlijk hangt over het werk van George Lewis jr. Het maakt mij in ieder geval nostalgisch noch enthousiast. Gezien het tijdstip en de hoeveelheid muziek die ik al achter de kiezen heb gehad, begin ik bovendien te verlangen naar het einde. 

De laatste band van de avond – of eigenlijk nacht inmiddels – is Alunageorge, een duo uit Londen dat bestaat uit Aluna Francis (zang) en George Reid (de muziek). Hoe simpel kan het bedenken van een naam voor je band soms zijn, denk ik dan maar. Het tweetal heeft pas één release op zijn naam staan, en wel de EP “You know you like it”, waarvan “Your drums, your love”, een ‘smooth’ liedje op het kruispunt van elektronische pop en R’n’B, min of meer de kartrekker is. Om op die EP titel terug te grijpen: het is een wat premature veronderstelling en hij gaat helaas ook niet helemaal op. Het goede nieuws is dat Alunageorge geen slechte band is, en ook geen matige, maar minder prettig is te moeten vermelden dat het mij evenmin bijzonder of opmerkelijk in de oren klinkt. Hun optreden onderga ik dan ook wat gelaten, na elk liedje denkend, of beter gezegd: hopend, dat het volgende nummer me wél weet te raken. Halverwege de vierde song is het voor Alunageorge een gelopen wedstrijd want de lokroep van de competitie – een ongezonde snack of twee en dan een warm bed – valt niet meer te weerstaan. FEBO calling!

Meer foto’s hier!