Het
is de derde editie van Sinner's Day en ik ben er voor de derde maal bij. Ook
dit jaar is er weer gesleuteld aan het concept en dat levert een verbetering op
ten opzichte van vorig jaar. Alle concerten in de Ethias Arena te Hasselt vinden dit jaar plaats in de grote
zaal (‘Main hall’) en dat betekent dat de kleine zaal, dat het vaak nadelig
uitpakkende ‘vol is vol’ principe hanteerde, is geschrapt. Het podium in de
grote zaal is nu opgedeeld in drie secties (rechts, midden en links) en wie
zich enigszins strategisch opstelt, hoeft in theorie geen stap te verzetten om
alle optredens te kunnen zien en horen. Wij (commando Billy, Jeanette en
ondergetekende) kiezen ervoor om af en toe een wandelingetje te maken, soms
omwille van primaire behoeftes (hapje eten, toiletbezoek) of anders wel omdat
de band / act ons niet aanstaat. Een kluisje biedt handig uitkomst om onze
spullen in op te bergen, dansen op new wave plaatjes van weleer kan in de
Elektropedia en wie zich de moeite neemt om in de rij te gaan staan voor een
kopje koffie, krijgt niet alleen iets lekkers te drinken maar ook te zien…
Als er één band is waarvan de
vlag de lading niet meer dekt, dan is het wel Gene Loves Jezebel. Gene en
Jezebel zijn de respectievelijke bijnamen van de tweelingbroers Jay (John) en
Michael Aston. Ooit was er ‘love’ tussen het tweetal maar sinds 1997 is de
liefde over, en hebben ze elkaar eigenlijk alleen nog maar in de rechtbank
gezien. Gene Hates Jezebel kortom. Misschien kan iemand ze eens opgeven voor EO’s
“Het familiediner.” Hoe dan ook, de broers toeren sinds jaren elk met hun eigen
versie van de band, en in Hasselt krijgen we die van Michael te zien, die uit
viervijfde bestaat van de meest succesvolle bezetting. In 2006 gaf Gene Loves
Jezebel (samen met Theatre Of Hate, overigens een prima kandidaat voor dit
festival, toch?) een optreden in jongerencentrum Fenix te Sittard. Ik had met
ze te doen want ze stonden er voor anderhalve man en een paardenkop te spelen.
Ondanks die circa 25 betalende bezoekers zette de band zijn beste beentje voor,
en toonde Michael zich een sympathieke, optimistische en praatgrage frontman.
Ik gunde ze een groter publiek en dat krijgen ze nu – als ‘last minute’
invaller voor John Foxx die een hoofdwond opliep, gelukkig niet à la Kurt
Cobain – maar helaas vergooien ze die kans. Ze gaan goed van start met
“Upstairs” en “Over the rooftops”, daarna wordt het allengs minder, met als
dieptepunt het suffige “Who wants to go to heaven”. Hitje “Desire” is bedoeld
als uitsmijter, doch er lijkt amper iemand op te reageren en sorteert dus niet
het gewenste effect, en Michael gooit er daarom maar wat grappig bedoelde, doch
uit lichte frustratie voortkomende, aan het publiek gerichte opmerkingen
doorheen. Volgend jaar de GLJ versie van Jay eens uitproberen? Ik ben bang dat
die net zo weinig, zo niet nog minder respons oplevert. Boodschap aan de
broers: maak het nou weer gewoon goed met elkaar!
“Er is een DJ aan het draaien”, zeg ik bij het binnenkomen van de zaal. Dichterbij komend zie ik dat er twee mensen op het podium staan, en dat blijken geen DJ’s te zijn, maar de band Recoil. Recoil, is dat een band uit het verleden? Nee, maar het herbergt een oud-employee van Depeche Mode (Alan Wilder) en dat is kennelijk al genoeg om voor plaatsing op Sinner’s Day in aanmerking te komen. Alan staat met een compagnon achter laptopjes en lapknopjes. De nummers die ze de zaal in slingeren zeggen me vrij weinig. Wie kan zich erop beroepen een song van Recoil te noemen of te herkennen? Ik niet in elk geval. Even een moment van herkenning als we “Reach out and touch me!” horen, een stukje
Voor de Britt Dekkers onder
ons: Visage is het Franse woord voor gezicht. En het is tevens sinds begin
jaren 80 de ‘nom de plume’ van Steve Strange die op basis van zijn wanprestatie
zich voortaan beter ‘Pas De Visage’ (geen gezicht) zou moeten noemen. Omdat het
dus geen gezicht is, deze nicht die vals is in meerdere betekenissen van het
woord. “I’m getting old, my memory has gone”, zegt Steve, maar dat is niet het
enige dat hij kwijt is. De weg, bijvoorbeeld. En zijn stem, wat zangeres
Sandrine Gouriou mag trachten te maskeren. Steve heeft een hip uitziend
ensemble om zich heen verzameld, zoals de reeds genoemde Sandrine en bassist
Rosie Harris die met hun kapsels de tachtiger jaren weer tot leven proberen te
brengen. Maar veel leven zit niet meer in Visage, want het aanzien van het
optreden is hetzelfde als de ramptoerist uithangen. “Nighttrain”, “Pleasure
boys” en “Madman” (“a song about me”, luidt de overbodige introductie van
Steve) reutelen op tenenkrommende wijze voorbij. Of we liever weer The Exploited
willen zien, vraagt Steve op een gegeven moment, ongetwijfeld zelf aanvoelend
dat niemand op zijn Blamage zit te wachten. De langverwachte finale bestaat uit
“Fade to grey”, wat deze verlepte Barry Stevens der old romantics eindelijk de
kans geeft om zijn enige grote hit voor het voetlicht te brengen. Maar ja, de
echte Barry – moge hij rusten in vrede – zou hier natuurlijk nooit zijn credo
“Vooral doorgaan!” (met vet Brits accent) aan hebben gegeven. “Vooral
doodgaan!”, dat dan hoogstwaarschijnlijk weer wel…
Een goede zet van de organisatie om Diamanda Galas te boeken. Je hebt namelijk ook acts nodig die je niet zo nodig of zelfs liever helemaal niet wenst te zien. Dat stelt je immers in staat om even wat te eten, te slenteren, een grote boodschap te doen of een sigaret te gaan roken. Of een combinatie daarvan.
De vleugel van Diamada staat al geruime tijd opgesteld – en blijft tijdens het Exploited concert zelfs netjes onaangetast – totdat de zwarte feeksachtige verschijning haar opwachting maakt. Ze neemt plaats achter de vleugel, trekt haar scheur open en doet menigeen al gauw beseffen dat – om het netjes te zeggen – we toch te zeer cultuurbarbaar zijn om hier chocola van te kunnen / willen maken. Maar dat komt goed uit, want de innerlijke mens heeft zich gemeld en aangezien de rijen bij de frites binnenshuis moedeloos stemmen, beproeven we met meer geluk de kramen die buiten staan alwaar je zo aan de beurt bent voor een Bicky Burger of een zak patat. Berichten dat de Sinner’s Day catering het nog nooit zo druk heeft gehad als tijdens Diamanda Galas blijven vooralsnog onbevestigd.“Das Original!” kondigt presentator Luc Jansen Karl Bartos aan, alsof het een Werther’s Echte betreft. Die originele status heeft Karl te danken aan het feit dat hij ooit deel uitmaakte van de klassieke Kraftwerk line-up. De informatie die Sinner’s Day erbij geeft is dat Karl de architect was van het gezelschap. Wat waren die andere drie dan, denk ik bij mezelf. Bouwvakkers? Hoe dan ook, Karl laat nog even op zich wachten, terwijl de intromuziek zichzelf maar blijft herhalen. Hoort dit zo of zit Karl ergens met zijn broek op de enkels een architectonisch monument eruit te persen? Of kan hij zijn floppy disks soms niet vinden? Uiteindelijk maakt hij zijn opwachting, geflankeerd door een langharige Duitser van middelbare leeftijd, die in het verleden hooguit een functie bij Kraftwerk als kabelsjouwer
kan hebben gehad. In de wetenschap dat publiek snel uitgekeken raakt op twee oudere Duitse heren achter knoppen, beeldschermen en een batterij toetsen, heeft Karl opdracht gegeven om fraaie filmpjes te laten maken die aansluiten op de muziek. Met die muziek kan Karl natuurlijk weinig fout doen, het zijn immers (lichtelijk bewerkte) klassiekers uit de Kraftwerk catalogus waar hij als medecomponist aan bijdroeg. En dat zijn niet de minste nummers zoals “Das Model”, “Die Roboter”, “Neon lights” en “Computer world”. De show kan uiteraard niet tippen aan het visuele spektakel van het echte ‘Original’, maar ach, het is een goedbedoeld en redelijk onderhoudend alternatief.Front 242 heeft iets te
vieren op dit late uur – door vertraging bijna een uur later dan de bedoeling
was – want de band zit namelijk 30 jaar ‘in het vak’. Geen band vandaag die
zoveel merchandise aanbod heeft als Front 242. Twee jaar geleden, op de eerste
editie van Sinner’s Day, waren ze ook al de afsluitende act, dus dit voelt voor
mij als een herhaling. Na praktisch de hele dag te hebben gestaan, zit ik het
optreden uit op de tribune, en laat ik het spektakel aan oog en oor
voorbijtrekken, mijn benen en voeten de broodnodige rust gunnend. Het
instrumentarium is kaal en rigide met alleen een drumstel en een keyboard,
aangevuld met commanderende zang en meer duisternis dan licht. Dansen en
bewegen doe ik slechts in gedachten, wat niet in de weg staat van het genieten
van elektronische hoogtepunten “No shuffle”, “Headhunter”, “Welcome to
paradise” en “Tragedy for you”. Voor de liefhebbers is er na afloop nog de
afterparty in de Elektropedia maar tegen de tijd dat het daadwerkelijk 242 is
(twee minuten voor twee uur ’s nachts dus) zitten we in de auto huiswaarts, moe
doch voldaan, in de overtuiging dat we volgend jaar weer komen zondigen.
Meer foto’s hier!