Het
is de derde editie van Sinner's Day en ik ben er voor de derde maal bij. Ook
dit jaar is er weer gesleuteld aan het concept en dat levert een verbetering op
ten opzichte van vorig jaar. Alle concerten in de Ethias Arena te Hasselt vinden dit jaar plaats in de grote
zaal (‘Main hall’) en dat betekent dat de kleine zaal, dat het vaak nadelig
uitpakkende ‘vol is vol’ principe hanteerde, is geschrapt. Het podium in de
grote zaal is nu opgedeeld in drie secties (rechts, midden en links) en wie
zich enigszins strategisch opstelt, hoeft in theorie geen stap te verzetten om
alle optredens te kunnen zien en horen. Wij (commando Billy, Jeanette en
ondergetekende) kiezen ervoor om af en toe een wandelingetje te maken, soms
omwille van primaire behoeftes (hapje eten, toiletbezoek) of anders wel omdat
de band / act ons niet aanstaat. Een kluisje biedt handig uitkomst om onze
spullen in op te bergen, dansen op new wave plaatjes van weleer kan in de
Elektropedia en wie zich de moeite neemt om in de rij te gaan staan voor een
kopje koffie, krijgt niet alleen iets lekkers te drinken maar ook te zien…
Het
spits wordt afgemeten door het Britse electropop duo Blancmange. Het tweetal is
weer bijeen, heeft zelfs een nieuw album uit, maar in live gedaante mag vocalist Neil
Arthur het opknappen, terwijl partner Stephen Luscombe thuis op deze
zondagmiddag wellicht zijn auto staat te wassen. Helemaal alleen hoeft Neil het
niet te doen: een onbekend heerschap achter een keyboard zorgt voor de deuntjes
en een meneer in een soepjurk van Indiase of Pakistaanse komaf neemt de
percussie voor zijn rekening. Het publiek reageert af en toe wat lauwtjes, wat
Neil de cynische uitspraak doet uitlokken: “Maybe you should have stayed at
home.” Het nieuwe werk wordt voor kennisgeving aangenomen, want op Sinner’s Day
zit iedereen te wachten op een nostalgietrip. Die krijgen we in de vorm van
“Living on the ceiling”, het meest bekende en daardoor best ontvangen “Don’t
tell me”, en de sterke afsluiter “Blind
vision”. Een aardige start van het festival.
Als er één band is waarvan de
vlag de lading niet meer dekt, dan is het wel Gene Loves Jezebel. Gene en
Jezebel zijn de respectievelijke bijnamen van de tweelingbroers Jay (John) en
Michael Aston. Ooit was er ‘love’ tussen het tweetal maar sinds 1997 is de
liefde over, en hebben ze elkaar eigenlijk alleen nog maar in de rechtbank
gezien. Gene Hates Jezebel kortom. Misschien kan iemand ze eens opgeven voor EO’s
“Het familiediner.” Hoe dan ook, de broers toeren sinds jaren elk met hun eigen
versie van de band, en in Hasselt krijgen we die van Michael te zien, die uit
viervijfde bestaat van de meest succesvolle bezetting. In 2006 gaf Gene Loves
Jezebel (samen met Theatre Of Hate, overigens een prima kandidaat voor dit
festival, toch?) een optreden in jongerencentrum Fenix te Sittard. Ik had met
ze te doen want ze stonden er voor anderhalve man en een paardenkop te spelen.
Ondanks die circa 25 betalende bezoekers zette de band zijn beste beentje voor,
en toonde Michael zich een sympathieke, optimistische en praatgrage frontman.
Ik gunde ze een groter publiek en dat krijgen ze nu – als ‘last minute’
invaller voor John Foxx die een hoofdwond opliep, gelukkig niet à la Kurt
Cobain – maar helaas vergooien ze die kans. Ze gaan goed van start met
“Upstairs” en “Over the rooftops”, daarna wordt het allengs minder, met als
dieptepunt het suffige “Who wants to go to heaven”. Hitje “Desire” is bedoeld
als uitsmijter, doch er lijkt amper iemand op te reageren en sorteert dus niet
het gewenste effect, en Michael gooit er daarom maar wat grappig bedoelde, doch
uit lichte frustratie voortkomende, aan het publiek gerichte opmerkingen
doorheen. Volgend jaar de GLJ versie van Jay eens uitproberen? Ik ben bang dat
die net zo weinig, zo niet nog minder respons oplevert. Boodschap aan de
broers: maak het nou weer gewoon goed met elkaar!
En ik altijd maar denken dat KMFDM
stond voor Kill Motherfucking Depeche Mode. Dat had ik immers in de NME
gelezen – iets van twintig jaar geleden overigens – en het kwam me even grappig
als plausibel over. Maar goed, het goede antwoord luidt Kein Mehrheit Für Die Mitleid,
wat ik toch minder opmerkelijk /grappig vind. Deutsch Englische Freundschaft was
gezien de samenstelling van de band meer op zijn plaats, en meteen een knipoog
naar die andere band die we hopelijk ook nog eens op dit festival gaan
meemaken. Ik weet niet goed wat ik er van moet verwachten, maar zodra de band
de bühne betreedt, wordt er massaal naar fototoestellen en mobieltjes gegrist
om toch maar vooral zangeres / toetsenist Lucia Cifarelli in haar spannende
pakje met gespijkerde boezem vast te leggen. Wat eronder verscholen zit
prikkelt ongetwijfeld de fantasie maar het blijft hoe dan ook binnenboord.
Keine Möpse Für Die Männer kortom. Muzikaal vaart de band op grofweg dezelfde
koers als Rammstein, al moet daarbij aangetekend worden dat dit industrial rock
gezelschap al sinds ’84 actief is, dus tien jaar eerder dan hun veel succesvollere
evenknie uit voormalig Oost-Duitsland. Na een nummertje of drie geloven we het
wel, tijd om ons naar het eetgedeelte te begeven. Sinner’s Day is er om te
zondigen en die mogelijkheid wordt volop geboden met ongezond voedsel – de
gebruikelijke bouletten, shoarma, frites en andere vetmakers – maar wij houden
het voorlopig op koffie. Alleen jammer dat het jonge meisje die mijn bestelling
afhandelt het verschil niet weet tussen latte machiato en cappucino. Ach ja,
Beginner’s Day.
“Er is een DJ aan het
draaien”, zeg ik bij het binnenkomen van de zaal. Dichterbij komend zie ik dat
er twee mensen op het podium staan, en dat blijken geen DJ’s te zijn, maar de
band Recoil. Recoil, is dat een band uit het verleden? Nee, maar het herbergt
een oud-employee van Depeche Mode (Alan Wilder) en dat is kennelijk al genoeg
om voor plaatsing op Sinner’s Day in aanmerking te komen. Alan staat met een
compagnon achter laptopjes en lapknopjes. De nummers die ze de zaal in
slingeren zeggen me vrij weinig. Wie kan zich erop beroepen een song van Recoil
te noemen of te herkennen? Ik niet in elk geval. Even een moment van herkenning
als we “Reach out and touch me!” horen, een stukje
“Personal Jesus” dus van zijn
voormalige broodheren. Op het scherm zie ik op een gegeven moment ‘Nitzer Ebb’
verschijnen, maar de betekenis ervan ontgaat me. En eigenlijk gaat dat ook op
voor de aanwezigheid van Recoil. Het klinkt niet verkeerd, maar de grenzen zijn
naar mijn mening iets te ver opgerekt om de aanwezigheid van Recoil te
rechtvaardigen binnen het concept van het festival. Maar goed, het biedt
natuurlijk wel mogelijkheden voor de toekomst wanneer de bodem van het blik nog
bestaande / toerende alternatieve bands en artiesten van weleer in zicht begint
te raken. Het bandje van een voormalige Joy Division roadie of oud-manager van
The Sisters Of Mercy is dan zo geboekt.
Het is twintig jaar geleden
dat ik voor het laatst The Exploited heb gezien (in de Melkweg te Amsterdam).
De bandbezetting is sindsdien diverse malen gewijzigd – getuige talloze
versleten bassisten en gitaristen – met als enige constante de onverwoestbare
Wattie Buchan, de man met de blik van een door een vormfout vrijgekomen TBS-er.
Wattie’s broer Wullie zit trouwens ook al jaren achter de drumkit, maar heeft
bij lange na niet dezelfde staat van dienst als de frontman. Die had twintig
jaar terug geen hanenkam meer maar een soort van roze dreadlocks omdat zijn haren
de dagelijkse spuitbusbeurt niet meer trokken. Fijn om de man dan toch weer met
het punk handelsmerk bij uitstek op zijn authentieke hoofd te zien rondlopen,
alsof het de dag van gisteren was. En ook de muziek doet weer vertrouwd aan,
geen modieuze uitstapjes naar voor, achter, links of rechts, maar ‘gewoon’ de
betonpunk zoals The Exploited ze sinds jaar en dag onvermoeibaar blijft
afvuren. Wat dat betreft is er geen betere uitdrager van zowel motto als
lijflied “Punk’s not dead”, een van de vele gouwe ouwe naast onder meer “Army
life”, “Fuck the USA”, “Cop cars”, “Alternative”, “Troops of tomorrow” en het
hardop meegezongen “Sex & violence”, dat op de bühne bijval krijgt van een
enthousiast punkwijf van middelbare leeftijd uit de entourage van de band die bij
mij niet meteen de associatie ‘sex’ oproept… Niettemin, mocht mijn volgende
ontmoeting met The Exploited pas weer over twintig jaar plaatsvinden, dan
koester ik de geruststellende gedachte dat het weer als vanouds zal zijn. Met
of zonder hanenkam.
Voor de Britt Dekkers onder
ons: Visage is het Franse woord voor gezicht. En het is tevens sinds begin
jaren 80 de ‘nom de plume’ van Steve Strange die op basis van zijn wanprestatie
zich voortaan beter ‘Pas De Visage’ (geen gezicht) zou moeten noemen. Omdat het
dus geen gezicht is, deze nicht die vals is in meerdere betekenissen van het
woord. “I’m getting old, my memory has gone”, zegt Steve, maar dat is niet het
enige dat hij kwijt is. De weg, bijvoorbeeld. En zijn stem, wat zangeres
Sandrine Gouriou mag trachten te maskeren. Steve heeft een hip uitziend
ensemble om zich heen verzameld, zoals de reeds genoemde Sandrine en bassist
Rosie Harris die met hun kapsels de tachtiger jaren weer tot leven proberen te
brengen. Maar veel leven zit niet meer in Visage, want het aanzien van het
optreden is hetzelfde als de ramptoerist uithangen. “Nighttrain”, “Pleasure
boys” en “Madman” (“a song about me”, luidt de overbodige introductie van
Steve) reutelen op tenenkrommende wijze voorbij. Of we liever weer The Exploited
willen zien, vraagt Steve op een gegeven moment, ongetwijfeld zelf aanvoelend
dat niemand op zijn Blamage zit te wachten. De langverwachte finale bestaat uit
“Fade to grey”, wat deze verlepte Barry Stevens der old romantics eindelijk de
kans geeft om zijn enige grote hit voor het voetlicht te brengen. Maar ja, de
echte Barry – moge hij rusten in vrede – zou hier natuurlijk nooit zijn credo
“Vooral doorgaan!” (met vet Brits accent) aan hebben gegeven. “Vooral
doodgaan!”, dat dan hoogstwaarschijnlijk weer wel…
“The best song you’ll hear all day”, kondigt de grijs geworden Wayne
Hussey “Butterfly on a wheel” aan. Ach
ja, staaltje van zelfoverschatting, het blijft een Britse rockartiest
natuurlijk. Maar dan wel eentje die met zijn band The Mission aan zijn laatste missie bezig is,
gevat onder de titel “The final chapter”, een soort van knipoog naar het in
1987 verschenen verzamelalbum “The first chapter”, waar onder meer de Neil Young cover “Like a
hurricane” van wordt geplukt. De band, die al een jaar geleden (!) werd
bevestigd voor Sinner’s Day, treedt aan in nagenoeg dezelfde originele
bezetting want alleen drummer Mick Brown verkoos ervoor deze kortstondige
reünie aan zich voorbij te laten gaan en zijn zegen te geven aan een jonge,
enthousiast meppende vervanger. De glimmend kale Craig Adams hanteert de bas en
Simon Hinkler, na wiens vertrek het eigenlijk nooit meer echt goed kwam met de
band, is ook weer even terug op het oude nest. De aftrap wordt genomen met
“Beyond the pale”, en al gauw speelt de band een gewonnen wedstrijd met onder
andere “Wasteland”, “Deliverance”, “Tower of strenght” en persoonlijke favoriet
“Severina”. De missie wordt sterk afgerond met een cover van The Stooges “1969”,
ooit net zo sterk geïnterpreteerd (en op plaat vastgelegd) door Wayne en
Craig’s vorige band The Sisters Of Mercy. Mission accomplished!
Een goede zet van de
organisatie om Diamanda Galas te boeken. Je hebt namelijk ook acts nodig die je
niet zo nodig of zelfs liever helemaal niet wenst te zien. Dat stelt je immers
in staat om even wat te eten, te slenteren, een grote boodschap te doen of een
sigaret te gaan roken. Of een combinatie daarvan.
De vleugel van Diamada staat
al geruime tijd opgesteld – en blijft tijdens het Exploited concert zelfs
netjes onaangetast – totdat de zwarte feeksachtige verschijning haar opwachting
maakt. Ze neemt plaats achter de vleugel, trekt haar scheur open en doet
menigeen al gauw beseffen dat – om het netjes te zeggen – we toch te zeer
cultuurbarbaar zijn om hier chocola van te kunnen / willen maken. Maar dat komt
goed uit, want de innerlijke mens heeft zich gemeld en aangezien de rijen bij
de frites binnenshuis moedeloos stemmen, beproeven we met meer geluk de kramen
die buiten staan alwaar je zo aan de beurt bent voor een Bicky Burger of een
zak patat. Berichten dat de Sinner’s Day catering het nog nooit zo druk heeft
gehad als tijdens Diamanda Galas blijven vooralsnog onbevestigd.
En dan te bedenken dat ik me
nog heb afgevraagd of ik Patti Smith wel goed zou vinden. Toegegeven, ik ken niet
gek veel werk van haar, enkel de highlights uit haar 70s periode, en ofschoon
hulde voor haar pionierswerk en antecedenten, kamp ik anno 2011 met een stiekem
vooroordeel van een inmiddels oude vrouw (bijna 65) die waarschijnlijk niet
meer in staat is tot een opwindende performance. Maar daar sla ik toch finaal
de plank mis, want de zangeres blijkt nog steeds een gedreven, intense,
oprechte en bevlogen artiest te zijn die samen met haar uitstekende band zonder
meer het beste optreden van de dag neerzet. Wie zich nog mocht afvragen waar ze
haar welhaast iconische status aan te danken heeft, krijgt deze avond het
overtuigende antwoord. “Gloria” is het welluidende begin van een concert dat
drijft op de passie van Smith. “People have the power”, zingt ze, aanhakend op
een vlammend pro-Occupy betoog, en je gelooft haar. “Because the night” draagt
ze op aan Fred ‘Sonic’ Smith, haar overleden echtgenoot en “the person who it
was written for”, daarmee het nummer een emotionele lading meegevend. De band
sluit af met een spetterende uitvoering van “Rock’n’roll nigger”. Patti molt
een gitaar en waar dat bij andere artiesten soms als een obligate, vooraf
bedachte en clichématige actie aanvoelt, lijkt dit voort te komen uit spontane
emotie. Hier wordt niet geteerd op nostalgie, is geen sprake van een verlopen
houdbaarheidsdatum en krijgen zowel jonge als oude honden een les in hoe het
kan en moet. Een indrukwekkend optreden.
“Das Original!” kondigt
presentator Luc Jansen Karl Bartos aan, alsof het een Werther’s Echte betreft.
Die originele status heeft Karl te danken aan het feit dat hij ooit deel
uitmaakte van de klassieke Kraftwerk line-up. De informatie die Sinner’s Day
erbij geeft is dat Karl de architect was van het gezelschap. Wat waren die
andere drie dan, denk ik bij mezelf. Bouwvakkers? Hoe dan ook, Karl laat nog
even op zich wachten, terwijl de intromuziek zichzelf maar blijft herhalen.
Hoort dit zo of zit Karl ergens met zijn broek op de enkels een architectonisch
monument eruit te persen? Of kan hij zijn floppy disks soms niet vinden?
Uiteindelijk maakt hij zijn opwachting, geflankeerd door een langharige Duitser
van middelbare leeftijd, die in het verleden hooguit een functie bij Kraftwerk
als kabelsjouwer
kan hebben gehad. In de
wetenschap dat publiek snel uitgekeken raakt op twee oudere Duitse heren achter
knoppen, beeldschermen en een batterij toetsen, heeft Karl opdracht gegeven om
fraaie filmpjes te laten maken die aansluiten op de muziek. Met die muziek kan
Karl natuurlijk weinig fout doen, het zijn immers (lichtelijk bewerkte) klassiekers
uit de Kraftwerk catalogus waar hij als medecomponist aan bijdroeg. En dat zijn
niet de minste nummers zoals “Das Model”, “Die Roboter”, “Neon lights” en
“Computer world”. De show kan uiteraard niet tippen aan het visuele spektakel
van het echte ‘Original’, maar ach, het is een goedbedoeld en redelijk
onderhoudend alternatief.
The Cult, ik blijf er een
zwak voor hebben. En als ik The Cult zeg, dan bedoel ik feitelijk Ian Astbury
en Billy Duffy, al sinds het prille begin de onafscheidelijke tandem van de
band. Hun meest succesvolle gloriejaren hebben ze al geruime tijd achter zich en
ze zijn wellicht veroordeeld tot het in de lengte ter dagen blijven spelen van
hun meest bekende songs, wetende dat interesse in nieuw materiaal beperkt zal
blijven. Dat besef zullen ze ongetwijfeld hebben, maar ze laten het in ieder
geval niet merken. Waarschijnlijk zijn ze daar te verknocht aan elkaar en aan
hun muziek voor. Volgend jaar duiken ze zelfs de studio in voor een nieuw album,
laat de nog immer stoere, op Jim Morrison in zijn nadagen, maar dan nuchter,
gelijkende Ian weten. Middernacht komt in zicht wanneer de soundcheck eindelijk
gedaan is, en de band met vertraging van de bühne bezit neemt. Voor wie The
Cult de pakweg afgelopen drie jaar een aantal malen gezien heeft, en daar reken
ik mezelf toe, komt de setlist niet als een verrassing. Maar dat geeft niets,
want het lijstje sluit perfect aan bij de verwachtingen die je van een band op
dit festival mag koesteren. The Cult doet wat er van ze verwacht wordt en
vergast de aanwezigen zodoende op een soort van ‘greatest hits’ en
publieksfavorieten zoals “Phoenix”, “Horse nation”, “Lil’ devil”, “Rain”,
“Nirvana”, “Wild flower”, “Spiritwalker”, “She sells sanctuary” en “Love removal
machine”. Ian is gevat en heeft nog wat snedige opmerkingen in huis, maar
refereert ook aan het prima optreden van Patti Smith en complimenteert iemand
uit het publiek die een Southern Death Cult T-shirt draagt. Zo ver terug in de
tijd gaat de band niet – toen was Billy zelfs nog niet van de partij – maar een
mens mag altijd hopen, toch?
Front 242 heeft iets te
vieren op dit late uur – door vertraging bijna een uur later dan de bedoeling
was – want de band zit namelijk 30 jaar ‘in het vak’. Geen band vandaag die
zoveel merchandise aanbod heeft als Front 242. Twee jaar geleden, op de eerste
editie van Sinner’s Day, waren ze ook al de afsluitende act, dus dit voelt voor
mij als een herhaling. Na praktisch de hele dag te hebben gestaan, zit ik het
optreden uit op de tribune, en laat ik het spektakel aan oog en oor
voorbijtrekken, mijn benen en voeten de broodnodige rust gunnend. Het
instrumentarium is kaal en rigide met alleen een drumstel en een keyboard,
aangevuld met commanderende zang en meer duisternis dan licht. Dansen en
bewegen doe ik slechts in gedachten, wat niet in de weg staat van het genieten
van elektronische hoogtepunten “No shuffle”, “Headhunter”, “Welcome to
paradise” en “Tragedy for you”. Voor de liefhebbers is er na afloop nog de
afterparty in de Elektropedia maar tegen de tijd dat het daadwerkelijk 242 is
(twee minuten voor twee uur ’s nachts dus) zitten we in de auto huiswaarts, moe
doch voldaan, in de overtuiging dat we volgend jaar weer komen zondigen.
Meer foto’s hier!
Keine Möpse Für Die Männer? ROFLOL
BeantwoordenVerwijderenFijn verslag btw en forza Patti!
@Marco: Dank u, graag gedaan!
BeantwoordenVerwijderen