vrijdag 8 februari 2013

METZ - Amsterdam : Paradiso : maandag 04 februari 2013

Eén van de ontdekkingen van vorig jaar is het uit Toronto, Canada afkomstige alternatieve noiserock trio METZ (met hoofdletters dus). Ze zijn al sinds 2007 actief maar het heeft vijf jaar geduurd voordat hun debuutalbum in oktober jongstleden het licht zag. Die plaat was ook meteen mijn eerste, overdonderende kennismaking met METZ. In een half uur tijd slaat de band de luisteraar om de oren met brute, explosieve en furieuze rock die zijn wortels heeft in verwante voorgangers als Big Black en The Jesus Lizard. Het is zo’n plaat die je meteen stevig bij de schouders vastpakt, flink doorelkaar schudt en tegelijkertijd hard in je oren schreeuwt. “METZ” laat een onontkoombare impact achter en het biedt alle gelegenheid om even stoom af te blazen, frustraties weg te luisteren – wel met de volumeknop naar boven geschroefd – of je energie de vrije loop te laten. Daarnaast roept het album een welhaast onvermijdelijke gedachte op: deze band wil ik live zien! Mijn wens ging in vervulling toen de band deze week in het kader van een uitgebreide Europese tournee een tweetal optredens in Nederland gaf, in respectievelijk Amsterdam en Nijmegen. Aanvankelijk zou ik naar laatstgenoemde gaan maar het werd uiteindelijk Paradiso in de hoofdstad.   

Ik ben amper binnen of het eerste wat de meneer van de security tegen me zegt is: “Daar liggen de oordoppen.” Ofschoon ik al voorzien ben van mijn vaste plugjes, gris ik toch een gratis setje uit de plastic bak. De bovenzaal van Paradiso is goed gevuld maar niet uitverkocht. In een hoek van de zaal staat een tafeltje met merchandise dat na afloop van het concert gretig aftrek zal vinden. METZ staat gepland om 20.00 u en bijna stipt op tijd – zo kan het dus ook! – begint de band met spelen. Met uitzondering van “Nausea” – op plaat meer een minuut durend tussendoortje dan een heuse song – wordt het hele album de zaal in geknald met single “Dirty shirt” als bonus. De drie bandleden van METZ – bassist Chris Slorach, drummer Hayden Menzies en zanger / gitarist Alex Edkins – spelen met de energie en intensiteit die bij hun muziek hoort, maar het is vooral Alex die als een bezetene tekeergaat. Hij schreeuwt zijn longen leeg in de microfoon, geeft zijn gitaar ervanlangs en straalt een en al verbetenheid uit. Tussen de nummers door is het gewoon een aardige jongeman met bril en een broek met twee grote scheuren, elk ter hoogte van de knie. Hij gaat tot twee keer toe op de drumkit staan, en ofschoon je het gevoel hebt dat Alex op die momenten tot een onbesuisde actie gaat komen, weet hij zich in te houden. Maar dat heeft de band verder ook niet nodig, want van het optreden spat al meer dan genoeg agressie en passie af om de blik gefascineerd op het podium gericht te houden. 

Ondanks dat er alle aanleiding toe is, blijft een pandemonium voor het podium uit. De publieksreactie gaat niet verder dan heftig hoofdschudden, maar de opwinding in de zaal is niettemin voelbaar. Wie niet al voorafgaande was bekeerd tot METZ, gaat tijdens het concert alsnog onherroepelijk voor de bijl. Daar staan uit hun voegen barstende uitvoeringen van nummers als “Dirty shirt”, “Wasted” en “Headache” wel voor garant. Het laatste nummer, feitelijk de toegift, want de band heeft dan al de gitaren afgedaan en de drumkit verlaten echter zonder daarna het podium te verlaten, wordt om onduidelijke redenen afgewerkt in het donker. Geen goed idee, want na een minuut of wat wordt “Rats” abrupt afgebroken en vraagt Chris of hij alsjeblieft wat licht mag hebben. Wanneer aan dat verzoek is voldaan, staat de band feitelijk nog steeds in het duister, maar wat geeft het: ze gaan er weer net zo hard tegenaan. Daarna is het gedaan, het podium baadt weer in het licht en de band bedankt het publiek alvorens de kleedkamer op te zoeken. Er is een net een half uur verstreken maar dit was een schoolvoorbeeld van ‘kort maar krachtig’. Hier past slechts één conclusie: METZ was VET(Z)!!!

Setlist: Knife in the water * Negative space * Get off * Dirty shirt * Wasted * Sad pricks * Headache * The mule * Wet blanket * Rats

Meer foto’s hier!

Grauzone - Amsterdam : Melkweg : vrijdag 01 februari 2013

Het weer is grijs en druilerig, dus de allereerste editie van het Grauzone festival had vandaag geen betere naam kunnen hebben. Maar dat is gewoon toeval en geen opzet, want de naam zal de beoogde doelgroep eerder doen denken aan de gelijknamige Zwitserse band uit begin jaren tachtig die vooral bekend werd dankzij hun ene hitje “Eisbär”. Dat was tijdens de hoogtijdagen van new wave, en het is dan ook die muzikale periode die het festival in het grijze zonnetje wil zetten. Overigens niet alleen de new wave van weleer, vanavond vertegenwoordigd door onder andere Echo & The Bunnymen, Chameleons Vox (voorheen The Chameleons) en A Certain Ratio maar ook hedendaagse bands die de sound van toen in meer of mindere mate in hun muziek hebben verwerkt. Behalve muziek is er ook aandacht voor cinema en kunst maar het gros van het massaal naar de Melkweg gekomen publiek is hier overduidelijk voor de bands van nu en vooral toen. De gemiddelde leeftijd is veertig plus en de overheersende kleur is zwart (en grijs, gelet op de haren: Grauzone!), precies zoals ik had verwacht. (Ex)-punks, (ex)-gothics en (ex)-new wavers bepalen het beeld, en een speciale vermelding verdient de lange jongeman die me onmiddellijk doet denken aan Tedje & De Flikkers. Chapeau, of beter gezegd: zwartleren pet! 

Het spits wordt afgebeten door Ulterior, een kwartet uit Londen dat sinds 2006 aan de weg timmert. Tot dusverre heb ik redelijk trouw hun releases aangeschaft. Aanvankelijk vooral beïnvloed door en klinkend als Suicide in botsing met The Jesus And Mary Chain, zoals te horen op de singlesverzamelaar “Kempers heads” (2009) en daarna meer opgeschoven in de richting van The Sisters Of Mercy en Black Rebel Motorcycle Club. Hun tweede album “The bleach room” is nog maar een maand oud maar daar ken ik nog niets van. In 2011 zag ik de band voor het eerst op het Summer Darkness festival in Utrecht waar ze zich niet uit het veld lieten slaan door het vroege tijdstip (4 uur ’s middags) en een handvol aanwezigen. Sterker nog: ze hingen vol overtuiging de stoere, coole rockers uit, en met name zanger Paul McGregor – een oud profvoetballer! – ging daarbij clichématige poses niet uit de weg. Terwijl de rest van de band niet veranderd lijkt, heeft Paul een metamorfose ondergaan: van rocker met lang gelokt haar in zwart leren jack in 2011 naar een soort van militante hooligan met opgeschoren kapsel en zonnebril anno 2013. Toch net iets stoerder dan voorheen en het past bij de intense noise post-punk die vanavond in de combi Suicide-Mary Chain-Sisters precies op zijn plek valt. Waar ze op eerste album “Wild in wildlife” en in Utrecht destijds soms de neiging hadden tot over-the-top, pompeuze tendensen, lijken ze nu de juiste vorm te hebben gevonden, een uitgebalanceerde mix van kracht, opwinding, gevaar en duisternis zoals dat bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in “Sex war sex cars sex”. Jammer dat ze als eerste band in de oude zaal staan, nog voordat de drukte op gang is gekomen, want dit had meer publiek verdiend. 

De eerste ‘oudjes’ van het festival staan in de nieuwe, grote zaal van de Melkweg en zij luisteren naar de naam A Certain Ratio. Het Manchester kwintet, waarin nog drie originele leden, reken ik op basis van hun output tussen ’79-’81 tot een van mijn favoriete post-punk bands. Hun ooit door iemand als “Joy Division gone funky” omschreven sound, vereeuwigd in klassieker (dat zijn mijn woorden) “Flight”, roep ik nog regelmatig op via iPod en YouTube. Vroeger, in de oorspronkelijke Grauzone, via plaat en audiocassette uiteraard… Mijn dank gaat uit naar de band omdat “Flight” wordt gespeeld, weliswaar in zijn huidige vorm meer gestroomlijnd en minder spannend dan dertig jaar geleden, maar toch. Uit dezelfde periode komt ook “Forced laugh” voorbij, en daarin klinkt het dissonante trompetje van Martin Moscrop als vanouds. Dat (achtergrond)zangeres Denise Johnson hier de vocalen voor haar rekening neemt, is dan wel weer even wennen. Omdat de band na ’81 niet is blijven stilstaan en de experimentele randjes er daarna wel vanaf waren, krijgen we ook ‘post post-punk’ ACR te horen zoals bijvoorbeeld de funkpop van “Good together” (1989). Maar ja, toen was ik ze allang kwijt. Het optreden is bij vlagen sfeervol, maar er zijn ook momenten waarbij de aandacht verslapt, omdat we dan niet langer in post-punk sferen verkeren en niet heel erg het verschil makende funkjazzpopsoul krijgen voorgeschoteld. Misschien een ideetje voor de heren ACR om aan te haken bij de trend om albums van weleer integraal te spelen – en dan liefst “The graveyard & the ballroom” met originele zanger Simon Topping en gitarist Peter Terrell als het even kan. Ach ja, wishful thinking…!

Via een nauwe trap waar het af en toe geen doorkomen aan is – en wat ik dan absoluut niet begrijp is waarom sommige mensen uitgerekend bij zo’n drukte op de trap blijven staan of erger nog: gaan zitten – kom ik terecht bij een filmzaaltje waar een vertoning plaatsvindt van de film “Autoluminescent”. De documentaire over het leven en de bands van de in 2009 overleden Rowland S. Howard verscheen al in 2011, maar beleeft vanavond pas zijn Europese première. Aangezien de film diverse optredens overlapt, kijk ik het niet van begin tot einde, en bovendien staat de DVD-release op mijn bestellijstje. Ik val wel precies met mijn neus in de boter want mijn entree in het zaaltje valt samen met de voor mij meest interessante periode van Howard die in de documentaire aan bod komt: als gitarist van The Birthday Party. Live-opnames uit die tijd spatten van het doek af, zelfs al zijn het vaak maar korte fragmenten. Alleen al voor die beelden raad ik “Autoluminescent” van harte aan. 

Terug naar de kleine zaal waar het Britse trio Zounds een poging mag doen om oude tijden te doen herleven. Mijn tijden zijn dat in ieder geval niet want ik heb nooit iets gehad met deze band. Ze mogen dan als anarcho-punkband hebben schoolgemaakt inclusief connecties met (het veel interessantere) Crass, maar ik vind het meer pubrock dan punk. Zanger / gitarist Steve Lake kondigt de band aan met “Hello, i’m Julian Cope and we’re The Teardrop Explodes”, en na elk nummer wens ik des te meer dat hij geen grap had gemaakt. Steve lijkt me iemand die nog steeds in zijn idealen gelooft en maatschappijkritisch is – zo wordt “Dirty squatters” opgedragen aan de benadeelden van een nieuwe Britse anti-kraak wet – maar een meer kritische blik naar het eigen, niet bepaald boven de middelmaat uitstekende songmateriaal was me eerlijk gezegd liever geweest.

Het optreden van Chameleons Vox gaat met twintig minuten vertraging van start – waarom eigenlijk? – terwijl op het aangekondigde tijdstip alles al in gereedheid staat. Hoe dan ook, Chameleons Vox mag zich verheugen op een gevulde zaal met verwachtingsvol publiek. Ofschoon de ondergewaardeerde band nooit hits heeft gehad, roept elk gespeeld nummer een blijk van herkenning op. Van singles heeft de band het niet moeten hebben, wel van de albums, en daar kan rijkelijk uit worden geput omdat de atmosferische nummers, gekarakteriseerd door het heldere, in post-punk echo gedrenkte gitaargeluid en de krachtige, luide stem van Mark Burgess, nauwelijks in kwaliteit voor elkaar onder doen. Er valt geen nieuw materiaal te promoten en de setlist concentreert zich derhalve op de platen “Script of the bridge”, “What does anything mean. Basically” en “Strange times”, de overzichtelijke periode ’83-’86 bestrijkend. De band gaat niet voor de snelle hap, want er wordt regelmatig de tijd genomen met lang uitgesponnen liedjes zoals “Soul in isolation”, “Second skin”, “Caution” en “A person isn’t safe anywhere these days”. “Monkeyland” levert een meezingmoment op (“It’s just a trick of the light!”) en al met al toont Chameleons Vox zich een prima keuze voor dit festival. 

Grauzone zit er voor mij bijna op, ondanks dat het nog tot in de late uurtjes doorgaat met DJ’s die vanaf 01.00 u de oudere jongeren in beweging gaan proberen te krijgen. Echo & The Bunnymen laat ik ditmaal aan me voorbijgaan want bijna precies een jaar geleden nog gezien in Paradiso toen ze vrijwel integraal “Crocodiles” en “Heaven up here” achterelkaar speelden. En beter dan dat gaat het vanavond niet worden, denk ik zo. Het Deense Iceage had ik graag meegepikt maar dan zou ik eerst dik twee uur moeten wachten en bovendien staan ze voor volgende maand (in Eindhoven) op mijn programma. De rest van de line-up kan me niet boeien en de enige band ik die voor mijn vertrek nog de revue laat passeren is het Duitse Fehlfarben. Het begin jaren tachtig tot de Neue Deutsche Welle gerekende sextet staat vooral bekend om hun vrolijke, disco-achtige hitje “Ein Jahr (es geht voran)” dat echter niet exemplarisch is voor hun sound. Verder dan hun debuutalbum “Monarchie und Alltag” (1980) ben ik eigenlijk nooit gekomen, en zelfs die heb ik maar weinig gedraaid. Dat ik het niet helemaal kan uitkijken, vind ik dan ook geen probleem. Het optreden heeft zijn pieken en dalen. Sommige songs zoals “Im Sommer” (van “Glücksmaschinen” uit 2010) kunnen me matig boeien, terwijl de pit én de dansbaarheid van “Politdisko” meteen de aandacht trekt en dat tot het einde toe probleemloos weet vol te houden. Ik verlaat daarna Grauzone met een tevreden gevoel, en dat sentiment zal gezien de grote publieke opkomst vast ook bij de organisatoren leven. Een vervolg lijkt me dan ook voor de hand liggend.

Meer foto’s hier!

zondag 3 februari 2013

Januari 2013

CD’s


PEOPLE’S TEMPLE – More for the masses
Tot een week of drie geleden had ik nog nooit van ze gehoord maar een enthousiaste Britse tipgever zette me op het spoor van dit (tweede) album van deze band uit Perry, Michigan die bestaat uit tweemaal twee broers. De loftuitingen zijn terecht want de naar de sekte van Jim Jones vernoemde band maakt garagerock met een snufje psychedelica die even authentiek als geïnspireerd overkomt. “More for the masses” zet de klok resoluut terug naar pakweg de jaren ‘66/’67 en als je niet beter zou weten dan had de plaat een vergeten sixties pareltje kunnen zijn, verschenen in hetzelfde tijdsgewricht toen bands als The Seeds, Jefferson Airplane, Love en The 13th Floor Elevators hun opwachting maakten. En vlak daarbij ook de invloed van The Rolling Stones niet uit. De sound van PT, en zeker ook de gedeelde zang, klinkt vertrouwd maar het talent voor het schrijven van goede, urgente en opwindende liedjes, zoals single “Looter’s game”, titeltrack “More for the masses”, het licht melancholische “Nevermore” en buitenbeentje (want shoegaze-achtige) “Restless” maakt dat ze niet simpelweg als ‘retro’ mogen worden afgedaan. Bovendien verdient “More for the masses” (uit 2012, dus de jaarlijst van 2013 gaat ‘ie niet halen) het om door de massa te worden opgepikt.  

EVERYTHING EVERYTHING – Arc
“Een niet te missen plaat voor liefhebbers van vernuftig in elkaar gestoken, vaak polyritmisch aangelegde songs zoals dat in progrock gemeengoed is, maar die toch de toegankelijkheid hebben van (de betere) popliedjes”, zo oordeelde ik in 2010 lovend over “Man alive”, het debuutalbum van deze uit diverse windstreken van Engeland afkomstige band. Ook strooide ik met termen als ‘verrassend’, ‘ingenieus’ en ‘verfrissend’. Het doet me deugd te kunnen melden dat deze kwalificaties nog niets aan waarde hebben ingeboet en dat de titel van EE’s tweede langspeler, in de betekenis van triomfboog, zodoende de lading dekt. De sound van de band is niet wezenlijk veranderd, hooguit wat rechtlijniger en minder complex, en ook in ‘kale’ liedjes zoals “Undrowned”, “Armourland” en “The peaks” blijft EE fier overeind. Ofschoon het ‘nieuwe’ er in zekere zin van af is, weet de band toch weer met hun progressieve pop fris en verrassend voor de dag te komen. Schaf vooral de uitgebreide editie aan met zes extra nummers want die vallen dankzij o.a. het energieke “No plan” en “Justice” beslist niet in de categorie ‘restant’. 

MAC DEMARCO – 2
Ik weet niet of “2” refereert aan het feit dat dit zijn tweede release is onder zijn naam – eerder verscheen een EP en bracht hij platen uit als Makeout Videotape – maar dat is verder irrelevant. Wel belangrijk om te weten is dat deze 22-jarige Canadees een aangenaam album heeft vervaardigd dat zich onder meer kenmerkt door een opmerkelijk zwabberend gitaargeluid, alsof de klaterende snaren lichtelijk dronken zijn. Tot de bands die me te binnenschieten tijdens het beluisteren van “2” horen Spectrals, Real Estate en (verder terug in de tijd) Jonathan Richman, maar zoals het goede artiesten betaamt klinkt Mac vooral als zichzelf. Vanaf de relaxte hangmatopener “Cooking up something good” neemt Mac de luisteraar mee in een onthaastende ‘flow’ waarin het prettig vertoeven is en die gaandeweg nergens wordt onderbroken. “Baby i’m dreaming”, zingt Mac in het toepasselijk dromerige “Dreaming”. Ik soes, ontspannen languit gelegen, lekker mee.

FROZEN TEENS – Frozen teens
Het schijnt dat elk jaar in de ‘upper Midwest’ van Amerika meerdere mensen overlijden aan de gevolgen van blootstelling aan kou. Dronken tieners verlaten een warme bar, raken op weg naar huis buiten bewustzijn, slapen hun roes uit in de sneeuw en bevriezen. Ziedaar de inspiratiebron voor de naam van het trio uit Minneapolis dat vorig jaar dit (alleen op vinyl verschenen) debuutalbum uitbracht. Een beetje muziekkenner zal bij de combinatie ‘trio’ en ‘Minneapolis’ al snel denken aan het meest bekende drietal dat deze stad voortbracht: Hüsker Dü. En dan hebben we meteen een tweede bron van inspiratie te pakken inzake Frozen Teens. Want net als het vorig jaar wél opgemerkte Milk Music, roept de muziek van FT herinneringen op aan het in alternatieve Amerikaanse gitaarrock gespecialiseerde label SST. Maar ook gedachten aan The Replacements borrelen hier op, garagerock en bij vlagen zelfs de power punk-pop van Green Day. Frozen Teens is dan wel geen band die grenzen verlegt of het genre herdefinieert maar ze hebben wel de kwaliteit in huis om er iets van waarde aan toe te voegen.

Singles


NOVELLA – Mary’s gun
Sophy Hollington, Suki Sou en Hollie Warren, de drie jongedames uit Londen die samen als Novella door het leven gaan, behoren wat mij betreft tot een van de meest interessante Britse nieuwkomers. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan de stijgende lijn die hun weliswaar nog bescheiden output – één EP en twee singles, waaronder deze – in muzikale groei vertoont. Shoegaze is een niet te missen bestanddeel en qua spectrum is er zeker verwantschap met bands als The Horrors, Toy en S.C.U.M. Sterker nog: op hun eerste single “The things you do” zat Melissa Rigby van laatstgenoemde band achter de drums en “Mary’s gun” werd mede opgenomen met hulp van Horrors gitarist Joshua Hayward. “Look it the eye”, dat rustig van start gaat maar heftig eindigt, is te goed om als B-kant door het leven te gaan.  

JAGWAR MA – Come save me
Uitstekende debuutsingle van een Australisch duo – Jono Ma en Gabriel Winterfield – die met recht het etiket ‘beloftevol’ verdienen. “Come save me” begint als een kruising tussen The Beach Boys, The Spencer Davis Group’s “Gimme some lovin” en The Stone Roses, en in de laatste minuut vloeit het op natuurlijke wijze over in een 90s house track. Op de dubachtige B-kant “What love” kunnen we nog even verder dansen.

PEACE – Wraith
Na de al snel uitverkocht geraakte “Delicious EP” is “Wraith” de volgende stap in de goede richting – op picture disc! – die Birmingham viertal Peace zet op weg naar wereldvrede. “Wraith” kleurt in dezelfde richting als Foals en heeft een dansbare Friendly Fires groove. Lekker!

WILLY MOON – Yeah yeah
De 21-jarige Nieuw-Zeelander zag deze single opgepikt worden door Apple die het gebruikte voor een iPod commercial; een lucratieve buitenkans voor een beginnend artiest. Een hiphopbeat, blazers die tot uitbarsting komen en de rock/soul stem van Willy die de luisteraar aanspoort tot “Move to the sound of the beat”. Die jongen komt er wel.

DISCLOSURE – Latch
De Britse gebroeders Lawrence, beide begintwintigers, doen het in eigen land goed – “Latch” bereikte er de top 20 – en ook buiten Groot-Brittanië beginnen ze naam te maken. Het leverde ze vorig jaar uitnodigingen op voor o.a. Lowlands en Pukkelpop maar die werden te elfder ure gecanceld. Op laatstgenoemde hield het publiek er tenminste nog een DJ set van één van de broers aan over. “Latch” is een gelikte exercitie in dubstep met een soulvolle bijdrage van gastzanger Sam Smith, toegesneden op een romantische avond bij kaarslicht.

HAIM – Don’t save me
“Don’t save me” zingen de drie gezusters Haim, en gelijk hebben ze, want dit beloftevolle trio kan het zonder hulp van buitenaf prima redden. De jongedames groeiden op luisterend naar een mengeling van folkrock, Fleetwood Mac en Americana, en dat vertaalt zich op deze radiovriendelijke single die net zo zelfverzekerd overkomt als de meiden zelf, zoals ik tijdens hun eerste Nederlandse optreden in november jl. mocht constateren. Een ideale support act voor het al genoemde en uit de as (en voor de kas) herrezen Fleetwood Mac dat dit jaar weer op de planken gaat staan.  

SAUNA YOUTH – False Jesii Pt. II
Het debuutalbum van Sauna Youth uit Brighton vond ik in mijn eindejaarlijst van 2012 een lovenswaardige zevende plek waard, dus nieuw materiaal is iets om naar uit te kijken. Al vroeg in dit nieuwe kalenderjaar komt de band daar aan tegemoet met een stijlbreuk plegende cover van Pissed Jeans die jammer genoeg niet het niveau van de LP haalt. Waarom niet gekozen voor de betere B-kant – van eigen hand – “Oh Joel” die met zijn Ramones-achtige punk beter aansluit bij datgene waar SY goed in is?