zaterdag 31 december 2011

JAARLIJSTJES 2011

De muzikale jaarlijstjes. De ene keer is het makkelijk, de andere keer een stuk moeilijker. De lijstaanvoerders heb ik vaak al gauw in mijn hoofd zitten, maar hoe meer je naar ‘beneden’ gaat in de ranglijst wordt het een stuk lastiger. Wat maakt  bijvoorbeeld nummer 6 beter dan nummer 7? Of 8 slechter dan 5? Rationeel gezien is het niet eenvoudig te beredeneren, dus moet ik maar op het gevoel afgaan. Maar wat uiteraard ook van belang was: welke cd’s koos ik het vaakst op mijn iPod? Dit jaar was het probleem niet zozeer dat ik moeite had om de volgorde onder de nummer één te bepalen, als wel het bepalen wie als winnaar uit de bus moest komen. Om mezelf hoofdpijn en spijt achteraf te besparen, heb ik gekozen voor de makkelijkste oplossing: een combinatie van ex aequo en creatief boekhouden, om het zomaar te zeggen. Althans bij de singles en de concerten, want daar zag ik mezelf geconfronteerd met onmogelijke keuzes.

CD’s

01 PJ HARVEY – Let England shake
02 ICEAGE – New brigade
03 THEE OH SEES – Carrion crawler / The dream
04 THE VACCINES – What did you expect from the vaccines?
05 UNKNOWN MORTAL ORCHESTRA – Unknown mortal orchestra
06 VERONICA FALLS – Veronica falls
07 LOWLINE – Lowline
08 FRIENDLY FIRES – Pala
09 KASABIAN – Velociraptor!
10 THE VIEW – Bread & circuses
11 THE RAPTURE – In the grace of your love
12 ERLAND & THE CARNIVAL – Nightingales
13 S.C.U.M. – Again into eyes
14 THE HORRORS – Skying
15 AMY WINEHOUSE – Lioness: hidden treasures
16 THE STROKES – Angles
17 ARCTIC MONKEYS – Suck it and see
18 THE CROOKES – Chasing ghosts
19 EEFJE DE VISSER – De koek
20 ATARI TEENAGE RIOT – Is this hyperreal?

Met terugwerkende kracht


01 THE JESUS AND MARY CHAIN – Psychocandy
02 NIRVANA – Nevermind
03 POP WILL AT ITSELF – Now for a feast
04 PRIMAL SCREAM – Screamadelica
05 THE SLITS – The John Peel sessions

Singles



01 Ex aequo : S.C.U.M. – Amber hands / SPECTRALS – Get a grip
02 FRIENDLY FIRES – Live those days tonight
03 THE VACCINES – If you wanna
04 S.C.U.M. – Whitechapel
05 FIXERS – Crystals (Here comes 2001 so let’s all head for the sun EP)
06 AZEALIA BANKS – 212
07 LANA DEL REY – Video games
08 NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS – AKA…what a life!
09 YOUNG BOYS – Bring ‘em down
10 ISLINGTON BOYS CLUB – Pristine
11 HERCULES & LOVE AFFAIR – My house
12 BEADY EYE – Millionaire
13 CULTS – Go outside
14 PJ HARVEY – The words that maketh murder
15 MILES KANE – Come closer EP
16 THE LUCID DREAM – Love in my veins
17 DOG IS DEAD – Your childhood EP
18 YOUNGHUSBAND – Carousel
19 EXITMUSIC – From silence EP
20 BETH DITTO – EP

Concerten

Beste afscheidsconcert van 2011:
01 THE MUSIC – Leeds : O2 Academy : zaterdag 06 augustus 2011


Beste integraal uitgevoerd albumconcert van 2011:
01 ‘CLOSER’ door PETER HOOK & THE LIGHT – Eindhoven : Effenaar : dinsdag 20 december 2011


Best of the rest van 2011:
01 JANELLE MONÁE – Rotterdam : Ahoy : vrijdag 08 juli 2011
02 SEEFEEL – Amsterdam : Paradiso : zaterdag 26 maart 2011
03 THE SPECIALS – Brussel : Ancienne Belgique : woensdag 28 september 2011
04 PATTI SMITH – Hasselt : Ethias Arena : zondag 30 oktober 2011
05 DUM DUM GIRLS – Rotterdam : Rotown : zaterdag 09 april 2011
06 THE CORAL – Rotterdam : Stadsschouwburg : zaterdag 09 april 2011
07 THE RAPTURE – Amsterdam : Paradiso : vrijdag 11 november 2011
08 LES SAVY FAV – Rotterdam : Zuiderpark : zondag 03 juli 2011
09 CHAMELEONS VOX – Heerlen : Nieuwe Nor : zaterdag 29 januari 2011
10 KINGS OF LEON – Landgraaf : Megaland : zondag 12 juni 2011
11 PJ HARVEY – Amsterdam : Paradiso : maandag 30 mei 2011
12 NEW ORDER – Brussel : Ancienne Belgique : maandag 17 oktober 2011
13 THE VIEW – Amsterdam : Paradiso : vrijdag 20 mei 2011
14 MILES KANE – Amsterdam : Paradiso : maandag 21 maart 2011
15 THE VACCINES – Rotterdam : Zuiderpark : zondag 03 juli 2011
16 CAGE THE ELEPHANT – Landgraaf : Megaland :  zondag 12 juni 2011
17 THE CROOKES – Sittard : Fenix : dinsdag 10 mei 2011
18 PRIMAL SCREAM – Amsterdam : Paradiso : maandag 05 september 2011
19 COLDPLAY – Landgraaf : Megaland : zaterdag 11 juni 2011
20 VERONICA FALLS – Amsterdam : Paradiso : vrijdag 11 november 2011




woensdag 28 december 2011

December 2011

CD’s

THEE OH SEES – Carrion crawler / The dream

Het aantal singles en albums dat de in San Francisco residerende psychedelische noise / garagerockers Thee Oh Sees tot op heden hebben uitgebracht, is omvangrijk maar toch konden ze me niet verleiden tot een aanschaf. Daar is nu verandering in gekomen maar “Carrion crawler / The dream”, oorspronkelijk bedoeld als twee afzonderlijke EP’s maar uiteindelijk samengevoegd tot een LP, is dan ook zo’n plaat waar je niet omheen kunt. Voor garagerockbegrippen duren diverse nummers vrij lang, maar ze worden nimmer langdradig. Sterker nog: je wilt er van op en neer springen, over de grond rollen, luchtgitaar –of drum van spelen, kortom: door het dolle heen gaan. Precies wat een goede freakbeatplaat teweeg moet brengen. Neem bijvoorbeeld die “Lucifer Sam” / “Interstellar overdrive” gitaar op opener “Carrion crawler”, het orgastische “Contraption / Soul desert”, het stuwende, af en toe furieus uitbarstende “The dream” of de instrumentale Krautgaragerocker “Chem-farmer”. Een ‘must have’ voor liefhebbers van het genre en iedereen daarbuiten.

AMY WINEHOUSE – Lioness : hidden treasures
Een album uitbrengen (niet lang) volgend op de dood van een artiest met niet eerder uitgebracht materiaal van de overledene associeer ik over het algemeen met lijkenpikkerij. Even een snel financieel slaatje slaan over de dood van een ander, met als extra verdachtmaking een releasedatum die in de aanloop naar Kerstmis is geprikt. Geldelijke motieven zullen ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, maar gezien de artistieke kwaliteit van het gebodene mag je als muziekliefhebber blij zijn dat deze plaat er is gekomen. Niet dat “Lioness” foutloos is, maar er staan evenmin halfbakken songs, ongewenste restjes of overbodige remixes op. Wat het album al de moeite waard maakt zijn de charmante reggaetrack “Our day will come”, de geslaagde (postume) collaboratie met Nas op “Like smoke”, en het jazzy duo “Half time” en “Best friends, right?” Ook de originele (cover)versie van “Valerie” mag er zijn, eigenlijk beter dan het nummer dat uiteindelijk werd uitgebracht. Of al deze songs het licht hadden gezien indien Amy nog had geleefd kan niemand weten, maar deze plaat maakt wederom duidelijk dat een uniek talent is heengegaan.

WEEKEND – Red
Alsof één deprimerend weekend nog niet genoeg was met de release van het eind 2010 verschenen debuutalbum “Sports”, komt het trio uit San Francisco nu op de proppen met een EP die al net zo min overloopt met het soort vreugde die je normaliter associeert met het weekeinde. “On my own, in the back, thought of death, made me laugh” zingt bassist / vocalist Shaun Durkan  in “Sweet sixteen”, dat qua sound en vrolijkheid op gelijke hoogte staat met “Faith” van The Cure en Joy Division met een kater. “Your own nothing” is als een verstikkende deken, en gelukkig breekt er een beetje licht door in het aan shoegaze appellerende “Hazel” en de liefdesverklaring aan golfers (?) “Golfers”. Maar de algehele teneur van “Red” – “Black” was een betere titel geweest – neigt je ertoe om na beluistering een opbeurend discoplaatje op te zetten. Voor het échte weekendgevoel.

Singles

S.C.U.M. - Whitechapel

Een terechte singlekeuze want na “Amber hands” is dit het tweede beste nummer op album “Again into eyes”. Majestueus glijdende synthesizerklanken, een straffe beat, een ‘groovende’ bas, het lijkt wel Simple Minds anno ’80-’81. Schitterend!

THE LUCID DREAM – Love in my veins
De eerste single sinds de prima, in 2010 verschenen “In your eyes” EP. De jaren zestig, psychedelica, noise en Spacemen 3 komen samen op een naar het debuutalbum (wanneer, jongens, wanneer?!) doen verlangend plaatje. Tot die tijd draai ik “Love in my veins” nog maar eens.

OUTFIT – Two islands
Nieuwe band met potentieel, afkomstig uit Liverpool. “Two islands” is voor zover ik weet hun debuutsingle, een met zorg gemaakte ritmische popsong die toegankelijk is en zich tegelijkertijd voortbeweegt over een schurende onderlaag van zachtjes brommende, beetje dreigende gitaren, wat deze single een scherp, intrigerend randje meegeeft. Hier wil ik wel meer van horen.

THE SOFT MOON – Total decay
Op het debuutalbum van The Soft Moon waren omschrijvingen als ‘beklemmend’, ‘kil’ en ‘gespannen’ van toepassing, en muzikaal dezelfde bloedgroep delend met cold / dark wave. Alleen al de titel van deze EP (met vier nummers) is een duidelijke hint dat de sfeer er niet vrolijker op is geworden. En dat bewijzen de songs, die zo op een 4AD plaat rond begin jaren tachtig hadden kunnen worden geperst, of zich anders wel naast The Cure circa “Pornography” zouden nestelen.

ZULU WINTER – Never leave
Kwintet uit Londen dat debuteert met een single die iets wegheeft van een niet gladgestreken Coldplay vermengd met Friendly Fires anno nu (“Pala” dus). Het management dat zich ontfermde over Kaiser Chiefs, White Lies en The Vaccines, heeft zich nu op Zulu Winter gestort. En alhoewel in het verleden behaalde successen geen garantie zijn voor de toekomst, stemmen de eerste vooruitzichten positief.

DOG IS DEAD – Hands down
Ik blijf het een stupide groepsnaam vinden, zeker voor een band die bepaald geen doodse indruk maakt. Deze wel degelijk levende hond snuffelt in “Hands down” aan de konten van Bombay Bicycle Club en Local Natives, en herkent in de gecombineerde geur iets waar ze zich zowel een beeld als een geluid bij kunnen vormen.

THE LUCID DREAM – Heartbreak girl
Dit viertal uit Carlisle kan al sinds hun eerste (split) release op mijn warme belangstelling rekenen.  En nog steeds, dankzij “Heartbreak girl”, dat staat voor twee minuten en zes seconden aan sixties garage pop, van tijd tot tijd versnellend waarbij ze dan ook maar meteen de gitaren laten knallen.

BY THE SEA – Waltz away
Sextet uit Wirral (Liverpool), tevens de geboorteplek van The Coral. Je ontkomt er niet aan om beide bands met elkaar te vergelijken want als in “Waltz away” opeens de stem van James Skelly zou opduiken, zou niemand er raar van opkijken. Nu nog het songschrijverstalent van James. Het kabbelt wat voort, maar naarmate het liedje vordert, wordt dat grotendeels goedgemaakt.

DZ DEATHRAYS – Gebbie St.
Gebbie Street. Zou dat in Australië liggen? Want daar komen de twee jongeheren die deze band bemensen (op basgitaar en drumstel) namelijk vandaan. Ik speculeer dat het duo elkaar gevonden heeft in een gezamenlijke liefde voor het dit jaar weer uit de dood herrezen Death From Above 1979. Dit lijkt me typisch zo’n band die je live moet zien om hun volle energieke glorie te kunnen ervaren. Deze eerste single is daar een indicatie van.

NIKI & THE DOVE – The fox
Geen Niki, geen duif maar wel zangeres Malin Dahlström en muziekmaker Gustaf Karlöf uit Zweden. Samen zijn ze verantwoordelijk voor electropop, maar niet zoals andere vrouw / man duo’s in hetzelfde genre zoals La Roux en Goldfrapp dat doen. Er zit een interessante ‘twist’ in. “The fox” is derhalve à la Rivella: een beetje vreemd maar wel lekker.

SPEAK & THE SPELLS – She’s dead
Horrorgaragerock van een jong trio uit Londen dat wellicht liever had gezien dat The Horrors zich niet muzikaal hadden ontwikkeld na “Strange house”. “Echter, wij kunnen nu mooi in dat achtergelaten ‘gat’ springen”, zal S&TS hebben gedacht. De vraag is of iemand daar echt op zit te wachten.

BEATY HEART – 2Good
Geen idee wie er achter Beaty Heart schuilgaat of waar hij / zij / ze vandaan komen, maar naar dergelijke informatie ga ik meestal pas op zoek wanneer de muziek daar aanleiding toe geeft. “2Good” is helaas niet de kwalificatie die ik aan dit nogal rommelige ‘chillout wave’ nummer kan geven, zeer waarschijnlijk geïnspireerd door Animal Collective maar niet met dezelfde kwalitatieve inspiratie van laatstgenoemde.

BEING THERE – The radio
Of ze zich vernoemd hebben naar de gelijknamige, ‘must see’ film met een glansrol voor Peter Sellers weet ik niet, maar als dat zo is, dan is het een weinig opzienbarend eerbetoon. De groepsnaam kan beter letterlijk genomen worden: er zijn, en meer niet. Dus zonder impact te maken. Dat gaat je ook niet lukken met dit Pains Of Being Pure At Heart-achtig niemendalletje.

dinsdag 27 december 2011

Closer (a Joy Division tribute by Peter Hook) - Eindhoven : Effenaar : dinsdag 20 december 2011

Nadat Peter Hook And The Light in mei jl. de Effenaar  aandeden voor hun enige concert op Nederlandse bodem dat in het teken stond van de integrale uitvoering van Joy Divisions debuutalbum “Unknown pleasures”, is het een half jaar later de beurt aan “Closer”, volgens hetzelfde recept. Hoe ik in de aanloop van het eerstgenoemde optreden aankeek tegen het voornemen van Hook om het album op tournee te nemen en wat ik er uiteindelijk van vond, kun je hier (terug)lezen. In het kort: de nieuwsgierigheid en de uiteindelijke uitvoering won het van de aanvankelijke scepsis. Twijfels zijn er zodoende vanavond niet meer, alleen het verheugende vooruitzicht op het kortstondig tot leven wekken van “Closer”, hopelijk gevolgd door een aantal extra, niet eerder gespeelde nummers. Dat de band een grote verrassing in petto heeft, weten we dan nog niet. De kritiek op Hook mag dan inmiddels zo goed als verstomd zijn, maar dat neemt niet weg dat de goede man me vanavond toch even de wenkbrauwen doet fronsen. Als backdrop is logischerwijs gekozen voor een uitvergroting van de “Closer” hoes. De afbeelding op de voorzijde, een foto van de Appiani familietombe met een tafereel van rouwenden aan een sterfbed, met daarboven de albumtitel, is niet alleen welhaast iconisch te noemen maar krijgt in relatie tot de tragische zelfdoding van Ian Curtis een diepere betekenis. Dus om daar nou ‘Manchester, England’ onder te zetten, alsof het een of ander souvenir van de stad betreft, getuigt van weinig goede smaak en op zijn minst een verkeerd inschattingsvermogen.

De integrale uitvoering van “Unknown pleasures” werd voorafgegaan door een introductiefilm die het resultaat leek van een middagje huisvlijt aan de keukentafel, dus gelukkig wordt ons deze keer dat bespaard. Ditmaal krijgen we een voorprogramma waar wel goed over is nagedacht en bovendien opmerkelijk van opzet is. Het bijzondere aspect van het optreden is namelijk dat men erin geslaagd is om dezelfde support act aan te kunnen bieden die 31 jaar geleden als voorprogramma fungeerde voor Joy Division in de Effenaar. Het toeval wil dat Minny Pops, want daarover heb ik het, na decennia weer de koppen bij elkaar hebben gestoken en dus in de gelegenheid zijn om in zekere zin een stukje geschiedenis te herhalen. Minny Pops heeft in het verleden enkele malen samen met Joy Division opgetreden, zowel in Nederland als Engeland, en tevens met New Order. Ook brachten ze platen uit op het Factory label. Nu zijn ze dus jaren later weer gevraagd om support act te zijn, en daar wil de band Peter Hook voor bedanken.

Minny Pops treedt aan met oprichter en boegbeeld Wally van Middendorp, de enige constante van het gezelschap. De band kende in zijn bestaan vele bezettingswisselingen, en ten behoeve van de reünie kon Wally niet op alle oud-leden een beroep doen omdat ze naar zijn zeggen zijn verdwenen, overleden of niet durfden. Niettemin is er uit het verleden een greep gedaan dat heeft geresulteerd in lid van het eerste uur Wim Dekker op keyboards en de ietwat op Nico Dijkshoorn gelijkende Pieter Mulder op bas.  Het nieuwste Minny Pops bandlid betreft Mark Ritsema op gitaar die zijn sporen onder meer verdiende in de Rotterdamse new wave formatie Spasmodique. De vier heren zien eruit als een stel (hoog)leraren met de nerdy, bewust houterig, staccato dansende en tussen de nummers door op zakelijk informerende toon pratende Wally als letterlijk en figuurlijk middelpunt. Er ging vroeger wel eens iets mis tijdens optredens, vertelt Wally op droge toon, maar ook tegenwoordig wil dat gebeuren. Maar, zegt Wally, hij heeft geleerd daar om te kunnen lachen. Doch dat doet Wally juist niet, het blijft stil, en dat brengt het publiek juist ertoe om in de lach te schieten. Waarop Wally, die zich opeens van de onbedoeld komische situatie bewust wordt, alsnog begint te lachen. Muzikaal gezien is het een interessant optreden dat het eigenzinnige karakter van de band onderstreept. Het is afstandelijk, kil, mechanisch bijna, maar het intrigeert wel. Meer no wave dan new wave; klinische, experimentele anti-pop met een nuchter Nederlands hart. Voor een band die al zo lang niet heeft opgetreden, klinkt Minny Pops behoorlijk fris. En wanneer er even iets mis gaat, maakt dat deze band met zijn zakelijke uitstraling alleen maar menselijk. Kortom: welkom terug, Minny Pops! 


En ook welkom terug dus, Peter Hook en zijn band The Light, met daarin zijn zoon Jack op – hoe kan het ook anders – basgitaar. Nadat DJ ‘Dance To The Radio’ (hoe toepasselijk!) het publiek heeft warmgedraaid met punk- en new wave plaatjes van weleer – tof om weer eens Basement 5 te horen –
start een introtape met Kraftwerks “Trance Europe Express” die overgaat in het tromgeroffel waarmee eerste song (en aldus) “Closer” openingsnummer “Atrocity exhibition” van start gaat. Applaus en gejuich klinkt wanneer Peter Hook het podium oploopt, gekleed in een zwart T-shirt met de hoes van “Unknown pleasures” en daaronder… eh… ‘Manchester, England’. Net zoals dat het geval was bij het integraal spelen van laatstgenoemde plaat afgelopen mei, wordt “Closer” van begin tot eind door middel van aan de plaatversie getrouwe uitvoeringen geëerd. Zoals iedereen het kent (en koestert), zo wordt het dus ook gespeeld. En dat is genieten, want de songs zijn allemaal van zichzelf al ‘af’ dus daar hoeft niets meer aan te gebeuren. In veertig minuten tijd trekt “Closer” dan ook in perfecte nabootsingen voorbij, een aaneenschakeling van nummers die het hart sneller doen kloppen. Peter Hook maakt gebruik van een naast de monitor gelegde klapper met songteksten maar dat zij hem vergeven. Net als het feit dat hij niet dezelfde emotionele lading aan die teksten kan geven, om de doodeenvoudige reden dat dit nu eenmaal niet mogelijk is. De woorden zijn immers zo verbonden aan de persoonlijkheid die Ian Curtis was en zijn (geuite) gevoelens als angst, frustratie, woede, eenzaamheid en berusting dat Peter Hook ze alleen maar zo goed als mogelijk kan zingen en laten inpassen binnen elk nummer. Een taak waar hij niet in faalt.

Als de laatste klanken van het elegante, melancholische “Decades” zijn verstomd, verlaat de band onder applaus het podium. Wat zouden ze als toegift gaan spelen, denk ik bij mezelf, een vraag die al tot de nodige speculaties leidde. Het antwoord is niet alleen uitermate verrassend maar ook een vroeg kerstcadeau. Peter Hook vertelt dat zoon Jack met het briljante idee op de proppen kwam om als toegift de integrale setlist te spelen van het Joy Division concert zoals dat in de Effenaar op 18 januari 1980 ten gehore werd gebracht. Een golf van opwinding gaat door me heen, te mooi om waar te zijn, maar het gebeurt echt. En een mooi voorbeeld van waar voor je geld krijgen, want we krijgen feitelijk twee concerten op rij, waarin zo’n beetje de hele Joy Division songcatalogus aan bod komt en we zodoende mogen spreken van een unieke avond. Voor één bezoeker geldt dat laatste nog net iets meer, want die krijgt na de tweede toegift – de eerste toegift heeft dan al langer geduurd dan de “Closer” uitvoering! – van een topless Peter Hook diens bezwete T-shirt overhandigd. Een mooi aandenken, maar dat geldt voor dit fantastische concert in zijn totaliteit waar ik met veel genoegen aan zal blijven terugdenken. ‘Closer’ bij het niet meer bestaande origineel kun je namelijk vooralsnog niet meer komen…


Setlist: Atrocity exhibition * Isolation * Passover * Colony * A means to an end * Heart and soul * Twenty four hours * The eternal * Decades * (toegift) Love will tear us apart * Digital * New dawn fades * Colony * These days * Ice age * Dead souls * Disorder * Day of the lords * Auto-suggestion * Shadowplay * She’s lost control * Transmission * (2e toegift) Warsaw * Ceremony

Meer foto’s hier!


zondag 25 december 2011

Cloud Control - Eindhoven : Effenaar : vrijdag 25 november 2011

Als het aan de Chinese overheid ligt, zitten de weersverwachtingen er over drie jaar nooit meer naast.  Nog voor 2015 wil Peking exact kunnen bepalen waar en wanneer hoeveel regen naar beneden komt. China wil met vliegtuigen en raketten chemicaliën op wolken strooien zodat ze meer regen loslaten. Kortom: Cloud Control. En laat dat nu ook de naam wezen van een kwartet uit Australië, uit de buurt van Sydney om precies te zijn. De bandnaam was er jaren eerder dan het plan van de Chinezen, want het kwartet is al actief sinds 2007.  Ik maakte begin 2011 kennis met de band, via hun debuutalbum “Bliss release” dat een jaar eerder uitkwam in hun thuisland. Toen de kans zich voordeed om Cloud Control in levende lijve op Nederlandse bodem te aanschouwen, viste ik door omstandigheden twee achtereenvolgende keren achter het net. Volgens het principe driemaal is scheepsrecht ben ik ditmaal wel van de partij, met de band als support act van The Drums in de Effenaar te Eindhoven.

Aangezien ze ‘slechts’ het voorprogramma zijn, staat Cloud Control maar een half uur speeltijd ter beschikking. Niet lang, maar lang genoeg om te laten horen en zien waar ze voor staan en aan te tonen waarom ze als beloftevol worden aangemerkt. Een belofte die ze wat mij betreft hebben ingelost. De sound van de band is samengesteld uit delen folk, pop, indie- en psychedelische rock. Het is geen unieke combinatie – want wat is dat heden ten dage nog wel eigenlijk? – maar het gaat er om hoe een band die bestanddelen mengt en of dat tot opvallende resultaten leidt. Dat zit bij Cloud Control wel snor. Singles “There’s nothing in the water we can’t fight” en “Gold canary” als ook het afsluitende hoogtepunt “Ghost story”, die allemaal bewust of onbewust iets van Fleet Foxes in zich meedragen, zijn daar goede voorbeelden van. En feitelijk geldt dat voor de rest van de nummers ook – allemaal afkomstig van “Bliss release” trouwens – want in dertig minuten tijd laat de band geen enkele steek vallen. De band klinkt hecht en gedegen, en de liedjes hebben veel baat bij de harmonieuze samenzang van gitarist Alister Wright en toetsenist Heidi Lenffer, die ook sierlijk een tamboerijn weet te hanteren. Ín de al genoemde finale “Ghost story” mag bassist Jeremy Kelshaw zich uitleven op een snare drum, daarmee dit naar meer smakende concert tot een goed einde meppend. Of het de Chinezen gaat lukken om de wolken onder controle te krijgen valt nog te bezien, maar Cloud Control kan in ieder geval als een geslaagde missie worden beschouwd.

Setlist: Meditation song # 2 (why, oh why) * Death cloud * My fear # 2 * Gold canary * There’s nothing in the water we can’t fight * Ghost story

Meer foto’s hier!

vrijdag 23 december 2011

November 2011

CD’s

VERONICA FALLS – Veronica Falls

Eén van de weinige hoogtepunten van het laatstleden London Calling festival was Veronica Falls, een kwartet uit Londen, makers van een van mijn favoriete singles van 2010, namelijk “Beachy head”. Dit pakkende ‘C86 garage indiepop’ nummer (over zelfmoord…) met spookachtig koortje is nu ook te vinden op de debuutplaat van deze band. De C86 invloed (denk in de richting van The Pastels en The Vaselines) is onmiskenbaar maar er waait toch een frisse wind doorheen, net zoals dat het geval was bij het debuut van The Pains Of Being Pure At Heart. Ook niet onbelangrijk: ze weten hoe je een liedje moeten schrijven, en de samenwerkende vocalen van gitaristen Roxanne Clifford en James Hoare zijn een belangrijke, positieve schakel in het geheel. “Beachy head” blijft top, maar ook niet te versmaden zijn het jakkerende, een klein beetje aan Sonic Youth doen denkende “Come on over”, “Right side of my brain”, “Found love in a graveyard” en “The fountain”.  Een vroege tip voor Pukkelpop.

SPECTRALS – Bad penny
Na het smaakmakende “Extended play” (2010) volgt een jaar later het debuutalbum van Louis Jones alias Spectrals, een begintwintiger uit Leeds die zijn op Alex Turner gelijkende stem koppelt aan liedjes die welhaast het resultaat moeten zijn van het veelvuldig draaien van Smiths plaatjes. Openingstrack “Get a grip” is een van mijn meest favoriete songs / singles van het jaar, dus dat begint al goed. Ondanks dat dit vroege hoogtepunt daarna niet wordt geëvenaard, en iets meer variatie welkom was geweest, is dit toch een plaat die dankzij enkele pieken het koesteren waard is. Zoals de zoete melancholie van “You don’t have to tell me”, de droeve schoonheid die van “Many happy returns” afdruipt, het opgewekte “Doing time” en “Luck is there to be pushed” waarbij je elk moment verwacht dat de stem van Morrissey opduikt.

NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS – Noel Gallagher’s High Flying Birds
Dat leven na Oasis mogelijk is bewees eerder dit jaar Beady Eye, feitelijk de laatste incarnatie van Oasis minus Noel Gallagher. Deze keer is het de beurt aan laatstgenoemde en net als bij zijn ex-collega’s is in de liedjes de echo van Oasis nooit ver weg, en dat is nog zwak uitgedrukt. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat de meeste songs zijn geschreven toen de band nog bestond en er in eerste instantie ook voor bedoeld waren. Het uptempo, dansbare “AKA… what a life!”, de monumentale opener “Everybody’s on the run” en slotakkoord “Stop the clocks” springen er wat mij betreft uit. Zijn nieuwe bandnaam wordt eer aan gedaan want Noel toont zich een hoogvlieger. Risico’s worden dan wel niet genomen, maar daar staat tegenover dat de (vrijwel allemaal medium tempo) liedjes van ambachtelijke kwaliteit zijn.  Hier en daar voel je aan dat een song meer baat had gehad met de stem van Liam,  wat tevens doet beseffen dat er nog minstens één sterk album in Oasis had gezeten, zo niet meer.

COLDPLAY – Mylo xyloto
Op Pinkpop had ik mijn geloof in Coldplay weer even hervonden, mede dankzij de toen gespeelde nieuwe songs, single “Every teardrop is a waterfall” en “Major minus” als ook de onderdompeling in een gevoel van collectieve opwinding en kickend op ‘golden oldies’ van de eerste twee albums en de geslaagde songs van de mindere opvolgers. Zal “Mylo xyloto” erin slagen me verder over de streep te trekken? Ja, een beetje wel, al is dit een plaat die lijkt te zijn gemaakt voor stadions, megahallen en voetbalvelden en daar het meest tot zijn recht zal komen. Coldplay consolideert hier hun populaire sound, die qua ambitie en soms ook muzikaal bij U2 aanhaakt. “Hurts like heaven”, “Paradise”, “Charlie Brown”, “Don’t let it break your heart”: het zijn stuk voor stuk grootse, tot meebrullen uitnodigende liedjes. Niet slecht, want Coldplay is goed geworden in wat ze doen, maar naar verrassingen, avontuur of scherpe randjes is het vergeefs zoeken. De tweede helft van het album, na “Major minus”, is bovendien een stuk minder, met het tenenkrommende elektronische popliedje “Princess of China” (featuring Rihanna) als dieptepunt.

DIRTY BEACHES – Badlands
“Badlands” is een plaat waar ik pas relatief laat op ben gestuit, want het album zag al in maart van dit jaar het licht. Beter laat dan nooit, is hier het devies, want dit is een intrigerend album. Achter de naam Dirty Beaches gaat ene Alex Zhang-Huntai uit Montreal schuil, een jongeman met Taiwanese wortels, al valt dat laatste nergens aan af te horen. Wat je wel hoort is een soort van lo-fi rockabilly / surfmuziek soundtrack voor een film noir. In “Sweet 17” koppelt Alex Suicide aan The Cramps, net als in “Speedway king” die een beat heeft gelijkend op een paar kilometer verderop hun werk doende heipalen. “A hundred highways” leent van “I will follow him”, in “Lord knows best” doemt een zichzelf herhalende melancholische pianoriedel op, en de sfeer van de plaat komt overeen met de rondwarende spoken van Link Wray en Buddy Holly in het verlaten Heartbreak Hotel in hartje Badlands.

JAMES BLAKE – Enough thunder
Zeven nieuwe nummers, dus iets tussen een EP en een mini-album, door een van de muzikale verrassingen van 2011. Jammer dat de verrassing er met deze plaat wel een beetje vanaf is. Misschien kan “Enough thunder” het beste als een soort tussendoortje worden beschouwd, want de combinatie van pianoballades, minimalistische, verhaspelde elektronica en vervormde stemmen levert hier niets op dat kan tippen aan ’s mans beste werk. Enough thunder? Eerder een schrijnend gebrek eraan.

Singles

LANA DEL REY – Video games

Ja, ik weet het, een rijkelijk late vermelding van een van dé meest opmerkelijke songs / YouTube fenomenen die in 2011 het licht zagen. Maar goed, het duurde even voordat ik (bij toeval) op een fysieke cd-single stuitte, u weet wel, zo’n ding dat ze in Nederland niet meer verkopen.  Lana Del Rey: een naam die klinkt als een Hollywoodster uit de jaren 40 / 50, en een song vol majestueuze grandeur die helemaal bij dat tijdsbeeld past… eh… als je even de hedendaagse titel buiten beschouwing laat en het feit dat Lana eigenlijk Lizzie Grant heet.

REAL ESTATE – It’s real
Lekker plaatje van dit kwintet uit New Jersey dat de luisteraar meeneemt op een zacht bedje van gitaren zoals Johnny Marr op een frisse lentedag tijdens zijn dienstverband in The Smiths ze zou hebben kunnen gespeeld. Het lijkt een aangename dagdroom maar zoals de makers dezes zelf al aangeven: “it’s real.”

ARCTIC MONKEYS – Suck it and see
Het titelnummer van het vierde Arctic Monkeys album nu als single uitgebracht en waarom ook niet? Een goede keuze, dit aangename, vrij subtiele gitaarpopnummer waar geen speld tussen te krijgen valt. De Josh Homme vast trots makende ommezijde “Evil twin” is erg de moeite waard, daarmee de status van B-kant niet waard want ruim overstijgend.

XRAY EYEBALLS – Sundae
Een dikke twee minuten stuiteren XRay Eyeballs op en neer, op de maat van een garagepunkrock song dat in elkaar is gesleuteld met onderdelen Ramones, Buzzcocks en meer recenter The Vaccines in de versnelling. Niks nieuws, wel leuk.

NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS – If I had a gun
Als ik een pistool had, dan zou ik het richten op degene die dit nummer tot single heeft gekozen – al was het Noel zelf – want het debuutalbum (zie hierboven) bevat een aantal te prefereren liedjes. Maar ja, dat is eerlijk gezegd een kwestie van voorkeuren. Waar iedereen het waarschijnlijk wel over eens zal zijn: de B-kant is een countryachtig niemandalletje.

UV PØP – Just a game
Heruitgave van een single die oorspronkelijk het licht zag in 1982, en werd geproduceerd door Cabaret Voltaire, wat er ook wel een beetje aan is af te horen. UV PØP is het geesteskind van John K. White dat weer tot leven is gewekt, nadat de band er in 1997 de brui aan had gegeven. Sax, bas, een dun gitaartje en een drummachine verzorgen een treinachtig ritme voor de vervormde vocalen van John.

maandag 19 december 2011

London Calling - Amsterdam : Paradiso : zaterdag 12 november 2011

London Calling, dag 2. Het is 18.30 u en de eerste van in totaal 14 acts staat op het punt om te beginnen in de kleine zaal van Paradiso. Vijf jongemannen beklimmen het podium,  maar de focus ligt op zanger / gitarist Jamie N Commons, want we hebben feitelijk te doen met een soloartiest, en wel een 22-jarige singer / songwriter uit Londen. Hij draagt een hoed die associaties oproept met een rondreizende prediker in het Amerika van eind 19e eeuw en die ook vaak opduikt in de folkhoek. Dat laatste klopt deels, aangezien folk een inspiratiebron is voor Jamie, maar het is vooral bluesmuziek waar hij de mosterd vandaan haalt. Dat blijkt nog het meest uit “Wade in the water”, een traditional met ritmisch handgeklap als muzikale begeleiding. Zijn stem is wat rasperig, de liedjes klinken gedegen, en het totaalpakket moet de serieuze muziekliefhebber – ik noem een Leo Blokfluit – vast aanspreken. De kenner weet dan genoeg.

Met een naam als The History Of Apple Pie loop je het risico niet serieus te worden genomen of lijk je te willen aangeven een band met een humoristische insteek te zijn, zoals Half Man Half Biscuit. Misschien was het wel een ingeving in een bui van meligheid. Hoe dan ook, het als tieners – en waarschijnlijk zijn ze dat ook – ogende kwintet maakt niet de indruk een loopje met zichzelf of het publiek te willen nemen. Ze komen zelfs behoorlijk serieus over. Maar dat wordt dan wel weer gecompenseerd door de ontwapenende Kelly Lee Owens, de bassist die eruit ziet als een 14-jarige, ongeveer net zo groot is als het instrument dat ze bespeelt, en het publiek lieve, onschuldige glimlachjes toewerpt. Ze draagt een T-shirt van The Sugarcubes, de oude band van Björk. Ik voel me even als een vader die met gepaste trots zijn dochter en haar klasgenoten ziet optreden. Het muzikale dieet van THOAP moet hebben bestaan uit alternatieve Amerikaanse gitaarrock (met grunge als niet onbelangrijk bestandsdeel) als ook shoegaze want dat is het geluid dat ze met zijn vijven produceren. Live komt het steviger en beter over dan op plaat, althans het enige plaatje dat ik van ze ken en heb, debuutsingle “You’re so cool”. Dat zijn ze zelf een beetje ook, maar het heeft toch vooral iets aandoenlijks.

Kom je als band uit Manchester dan werkt dat zowel in je voor- als nadeel. Gegeven de muzikale reputatie van de stad die invloedrijke bands voortbracht als Joy Division, New Order, Buzzcocks, The Smiths, The Stone Roses en Oasis, ben je geneigd om extra aandachtig te zijn wanneer zich weer een nieuwe loot aan de Manchester boom aandient. Tegelijkertijd wordt je als beginnende band vanwege je afkomst bewust of onbewust altijd afgemeten aan genoemde, grote voorbeelden, vooral wanneer je muziek er duidelijk door is geïnspireerd. Dat laatste is dus het geval bij All The Young, uit Manchester, die op de lijn zitten van Oasis. Of eigenlijk van stadsgenoten The Courteeners die op hun beurt hebben geroken aan Oasis, maar ook The Smiths en Elbow (eveneens uit Manchester…). Een afgeleide van een afgeleide dus. Dat levert potentieel een stuk of twee de moeite waard zijnde songs op zoals single “Welcome home”, maar verder lukt het All The Young niet om boven het maaiveld uit te steken.


“You’re more Dutch than we’ll ever be”, merkt zanger / gitarist Jacob Scott van Netherlands terecht op, een kwartet dat ondanks die bandnaam afkomstig is uit Southhampton. Het gezelschap maakt liedjes met een folk inslag, gemakshalve te plaatsen in het genre waarin Mumford & Sons en Noah & The Whale succes hebben gevonden. Een reisje door Netherlands levert echter weinig bezienswaardigheden op. Er zit geen song tussen die touringcars met toeristen trekt of het verlangen oproept een kiekje te maken bij wijze van aandenken. Het is meer een kwestie van ergens langs rijden, een aardig optrekje zien en er notie van nemen, maar dan gewoon verdergaan zonder stoppen.

Een aantal maanden geleden kocht ik de fris klinkende debuut EP “Your childhood” van Dog Is Dead. Het kwintet uit Nottingham heeft getekend bij platenmaatschappij Atlantic dus men ziet er commercieel potentieel in. Op het podium beweegt de band zich als een stel energieke, jonge honden. De muziek is springerig en puntig, en wie de oren spitst hoort vleugjes en vlagen van andere bands zoals Vampire Weekend, Local Natives, Mystery Jets en Bombay Bicycle Club. Het is genoeg voor een voldoende maar live weet de band me minder te overtuigen dan op plaat. Hopelijk is dat slechts een kwestie van tijd.


Next up: Anothers Blood. Een half uurtje voordat ik me naar Paradiso had begeven, nog even snel gecheckt op YouTube want de band zei me niets. Na afloop van het optreden eigenlijk ook niet trouwens. Drie mannen die niet de indruk maken voor de bühne te zijn geboren: een rechtopstaande drummer, een knoppendraaier en een zanger achter een uit de kluiten gewassen keyboard dat frontaal in het midden is geplaatst en dus alle aandacht opvangt. De frontman, Richard Frenneaux geheten, is het type zachtaardige, wat studentikoze, langharige hippie die overkomt alsof hij zich nog wat onwennig voelt in de rol van blikvanger. Opvallend dus dat hij er al een carrière als frontman op heeft zitten van de indierock formatie Red Light Company, waar ik nota bene ooit een single van blijk te hebben gekocht. “It’s so nice to be in Amsterdam”, laat Richard ons weten. Richard heeft een goede stem maar helaas gebeurt er op het podium zo weinig. Ook als hij gitaar speelt, blijft Richard zitten, en dat maakt het optreden er niet levendiger op. De melodramatische (synth)pop kabbelt voort, het is weliswaar niet slecht, maar het slaat ook niet bepaald aan. En zo bloedt Anothers Blood langzaam dood.

Het meest memorabele moment van het optreden van Caged Animals, een band uit New York rondom vocalist Vincent Cacchione, vindt plaats wanneer laatstgenoemde, na het publiek in spanning te hebben gehouden wat hij met die koker in zijn handen doet, een ruk geeft aan het object met een lullig grappige confetti ‘explosie’ tot gevolg. Daarna gaat hij over tot de orde van de dag wat helaas neerkomt op indie poprock van het pieken noch dalen soort. Ik ga me geen moeite geven te bedenken waar het op lijkt. Er verschijnt nog net niet een denkbeeldige, collectieve tekstballon boven het publiek waarin te lezen valt: dit schiet niet op, hopelijk is de volgende band beter… Het is een veeg teken aan de wand wanneer de kleine zaal al ruimschoots gevuld is wanneer de band in de grote zaal pas halverwege zijn set is. Caged Animals hadden ze vanavond beter gekooid gelaten, want op vrije voeten lopen ze alleen maar in de weg.


Voor mij een onbekende, voor een aantal aanwezigen waarschijnlijk niet, want Will & The People schijnt dit jaar op Lowlands te hebben gespeeld en daar was de band naar verluidt een doorslaand succes. Waarom wordt al gauw duidelijk. De band, onder aanvoering van een geblondeerde, bontmuts met oorflappen dragende Will, vliegt er meteen in met een aanstekelijk gitaarpopliedje à la The Kooks dat het publiek doet reikhalzen, en nog voordat de song ten einde is, heeft de zanger een spontane duik in het publiek genomen voor een rondje crowdsurfen. En zo is iedereen meteen bij de les. De overige liedjes vallen stuk voor stuk onder de noemer ‘vrolijke ska-pop-reggae’, klinkend als The Police, Bob Marley en Doe Maar als ze samen op zomervakantie zouden zijn gegaan. Het is misschien niet allemaal even consistent in kwaliteit maar de band laat de zaal wel met een bevredigd gevoel achter. The People, die willen Will wel.  

Friends. Nee, het is niet de cast van de ooit zo populaire tv-serie die vanavond Paradiso komt bezoeken, maar een nieuwe band uit New York. Blikvanger is zangeres Samantha Urbani die ofwel teveel gedronken heeft, of iets heeft geslikt, of er gewoonweg heel erg veel zin in heeft. Friends? Ja, ze maakt de indruk graag vriendjes te willen worden met het publiek. Ze poseert meer dan gewillig (camerageil, heet dat geloof ik), maakt uitbundig contact met het publiek en hangt de ietwat aangeschoten party girl uit. O ja, zingen doet ze ook nog, je zou het bijna vergeten. Haar friends op het podium zijn in vergelijking met Samantha minder uitbundig. Afijn, de drummer staat met gekromde rug achter het drumstel, en dat lijkt me behalve niet bepaald ARBO-waardig ook geen positie om enthousiast van te worden. Maar goed, dat is zijn keuze, net zoals dat geldt voor dat kleurige petje op het hoofd van de bassist. De popfunkdisco van Friends wil een dansfeestje op gang brengen – in de geest van bijvoorbeeld New York Pony Club of CSS – maar daar klinkt het te rommelig voor. Vriendjes worden op Facebook stellen we zodoende nog maar even uit.


Dat heb ik weer: na een avond die meer het ophalen van de schouders dan hartkloppingen teweegbrengt, wordt het concert van Fixers, de band waar ik het meest naar heb uitgekeken, met zeker tien minuten ingekort. En ze mochten toch al slechts dertig minuten spelen. De (licht) psychedelische Beach Boys pop van de band uit Oxford krijgt daardoor niet de kans om echt op stoom te komen, al zit er gelukkig nog wel een goede performance in van “Crystals”. Voor de hand liggend en zo op gehoopt zou een uitvoering van “Amsterdam” zijn geweest, het eerste nummer dat ik ooit van Fixers hoorde en tot op heden de beste – check het hier – en toch nooit officieel uitgebracht. Na afloop klamp ik een voorbijlopende Jack Goldstein aan, de zanger / toetsenist van de band. Hij lijkt oprecht verbaasd dat iemand “Amsterdam” kent, laat weten dat het nummer opnieuw wordt opgenomen ten behoeve van het in 2012 te verschijnen debuutalbum, het stond trouwens niet op de setlist (volgende keer wel, belooft hij) en hij betreurt eveneens het korter dan de bedoeling optreden. Na me de hand te hebben geschud, vervolgt hij zijn weg. Fijn dat ik nog even dit korte praatje heb kunnen houden, al voelt het ook als een schrale troost voor een in de kiem gesmoord concert.

Hé, een metal band op London Calling, constateer ik, na een Google zoekactie te zijn gestuit op de website van een kwartet uit Leeds namens Shields. Nooit van gehoord, maar klinkt best vet en het zorgt voor variatie binnen het festival aanbod. Echter, ik blijk de verkeerde Shields te pakken te hebben – helaas is het evenmin Kevin Shields… – want de band die voor deze avond is geboekt, blijkt een viertal uit Newcastle te zijn. Newcastle, de stad van Maxïmo Park, waarmee ik eigenlijk het meest interessante stukje informatie weggeef. Shields is namelijk geen band die je bij de kladden pakt, kippenvel geeft of stof tot nadenken geeft. Nou, misschien dat laatste toch wel. Maar dat zijn dan gedachten zoals ‘Wat plakt die vloer hier toch’, ‘Hoe hoog zou het balkon eigenlijk zijn?’ en ‘Die knul naast me heeft overduidelijk teveel gedronken’. Kortom, de kraak noch smaak indierock van Shields doet mijn gedachten behoorlijk afdwalen. Hadden ze nou toch maar die band uit Leeds gevraagd…


Daar dit persoonlijke verslag pas een maand na het daadwerkelijk plaatsvinden van het evenement op dit weblog zijn beslag krijgt, weet ik nu iets wat ik op de avond dat Azealia Banks haar Nederlandse podiumdebuut maakt nog niet kon weten: de vrolijke, giechelende en innemende 20-jarige rapster is door NME verkozen tot nummer één van de jaarlijkse ‘cool list’. Dat betekent dat ze, om maar wat namen te noemen, de helft van zowel Arctic Monkeys (Alex en Matt) als Kasabian (Serge en Tom), Jarvis Cocker en de veelbesproken nieuwkomer Lana Del Rey voorbij is gestreefd. Azealia heeft dat vooral en in eerste instantie te danken aan YouTube hit “212”, het meest aanstekelijke staaltje ‘verbale vuilspuiterij op een swingende beat gezet’ van het jaar. Haar performance, bijgestaan door een Canadese DJ die weet hoe je een zaal warm moet krijgen, is kort (hooguit 20 minuten) maar krachtig, toewerkend naar de climax die “212” heet. Het is, net als Azealia zelf, een ‘teaser’ die doet uitkijken naar meer, en dat gaat er ongetwijfeld van komen. Die NME Cool List mag je nemen voor wat ‘ie is, maar dit was precies de koele / ‘coole’ bries die de avond nodig had.

Hard-Fi: ik krijg er geen harde meer van. Ik vond ze nog leuk ten tijde van debuutalbum “Stars of CCTV”, mede dankzij de singles “Cash machine”, “Living for the weekend” en “Hard to beat”. Maar dat is al zes jaar geleden, en ofschoon ik het twee jaar later verschenen “Once upon a time in the west” braaf heb gekocht, zou ik daar zelfs met het mes op de keel nu niets meer van voor de geest kunnen halen. Ik meen de band pas een keer eerder live te hebben gezien (in Brussel), en dat was eerder ‘niet slecht’ dan ‘best goed’. Veertig minuten na de geplande aanvangstijd komt de band pas het podium opgelopen. Ze zijn, volgens zanger / gitarist Richard Archer, eigenlijk nog maar net in Amsterdam aangekomen, en hebben dus geen enkele andere band op het festival gezien. Hard-Fi mag een uur spelen, doch voor mijn gevoel kruipen de minuten voorbij. Hun ‘British indie rock’ heeft, voor mij in ieder geval, zijn glans verloren, een band die is ingehaald door de tijd.


Het is drie uur ’s nachts geweest en de meeste bezoekers van London Calling zijn al vertrokken. Zodoende staan er nog maar een man of veertig in de kleine zaal wanneer I.R.O.K. de overblijvers mag proberen te vermaken. Dat zou op zich geen probleem moeten zijn voor zanger en frontman Mike Title / Frankel die al eens eerder op dit festival te zien was geweest, en wel in 2008, in de hoedanigheid van zanger van de band Dead Kids. Die formatie kwam nooit verder dan twee officiële singles maar ze genoten wel een goede live reputatie wat destijds op London Calling met verve werd bewezen. Ik kan me, zelfs met mijn haperende geheugen, nog herinneren dat het een energieke performance was die de bovenzaal op zijn kop zette. Afijn, hun nooit officieel uitgebrachte debuutalbum zwerft ergens gratis rond op internet. I.R.O.K. staat voor Intergalactic Republic Of Kongo en het is uiteraard een fonetische woordspeling op “I rock” wat erop moet duiden dat we geen muurbloempjes hoeven te verwachten. I.R.O.K., pas sinds juni jl. voor het eerst live actief, is niet het muzikale vervolg op de indiepunk van Dead Kids, want veel meer dance gericht. Mike is zijn spirit niet kwijtgeraakt, maar ik eerlijk gezegd wel na dertien bands te hebben gezien waarbij weinig hoogtepunten vielen te noteren. Daarbij mis ik het soort opwinding wat ik bij Dead Kids meteen vanaf de start voelde. De meest opwindende gedachte is nu het vooruitzicht van een welverdiende nachtrust. London Calling, over en uit, tot over een half jaar maar weer.

Meer foto’s hier!

maandag 12 december 2011

London Calling - Amsterdam : Paradiso : vrijdag 11 november 2011 (dag 1)

London Calling, de zoveelste editie. Ik ben de tel kwijtgeraakt, maar hoe dan ook, London roept weer. En behoorlijk vaak dit keer, want het festival is uitgesmeerd over drie dagen, samen goed voor meer dan dertig bands en artiesten. Het zwaartepunt ligt traditiegetrouw op de zaterdag- en zondagavond- en nacht. Aanvang 18.30 u en dan, als gevolg van opgelopen vertragingen, ergens na twee of drie uur ’s nachts is de laatste band gedaan. Als je dat haalt, heb je op een avond een band of dertien voor je kiezen gehad. En dat is veel en uiteindelijk ook vermoeiend, vooral als niet alles de toets der kritiek kan doorstaan. Een paar uitzonderingen daargelaten zijn het veelal beginnende acts, met soms nog niet eens een officiële release op hun naam. Spectrals, op het podium een kwartet, maar feitelijk een eenmansband bestaande uit Louis Jones uit Leeds, is voor mij persoonlijk iets om naar uit te kijken. De vorig jaar verschenen EP “Extended play” wordt met regelmaat geselecteerd op mijn iPod, vooral het wonderschone “I ran with love but couldn’t keep up” en het opbeurende “Peppermint”. Debuutalbum “Bad penny” is nog niet zo lang uit, en “Get a grip” is een van mijn kandidaten voor single van het jaar. Twee laatstgenoemde songs prijken op de setlist en daar ben ik alvast heel tevreden mee. De roodharige Louis, op bezoek geweest bij de coiffeur want zijn lange gekrulde lokken zijn vervangen door een ‘doe maar wat’ kapsel dat perfect past bij zijn ‘trek maar wat aan’ kleding, is niet de meest voor de hand liggende podiumpersoonlijkheid, om het zo maar te zeggen, doch dat compenseert hij met een talent voor het schrijven van liedjes die The Smiths en doowop koppelen aan zijn op Alex Turner gelijkende stem. Het optreden kan weliswaar niet voldoen aan mijn hooggespannen verwachtingen, en toch smaakt het naar meer. Maar ik ben dan ook bevooroordeeld.

Het is vast ironisch bedoeld, die naam Big Deal. Want zo’n ‘big deal’ is Big Deal namelijk niet. Een Amerikaan (Kacey Underwood) – die iets wegheeft van de nooit echt heel bekend geworden acteur Kevin J. O’Connor (Eh… wie? Kijk, dat bedoel ik dus) – en iets jongere Britse jongedame (Alice Costelloe) die ieder een gitaar voor hun rekening nemen en aan samenzang doen. Kacey heeft naar verluidt Alice het gitaarspel aangeleerd, en af en toe werpt hij een vluchtige blik in haar richting die erop lijkt alsof hij even wil checken of Alice het wel goed doet. Ik geloof best dat zowel Kacey als Alice weten hoe je een gitaar moet bespelen, liever had ik gehad dat ze zich wat meer hadden geconcentreerd op het schrijven van liedjes die blijven hangen. “All I wanna do is talk” zingen ze in slotnummer “Talk”, tevens hun eerste single, en in dat gevoel kan ik me na elke bloedeloze song steeds meer vinden. Weinig dingen zo irritant als door een concert heen praten, maar je moet er als band natuurlijk zelf geen aanleiding toe geven.

Op het Motel Mozaïque festival in Rotterdam in april jongstleden zag ik Dum Dum Girls (voor de tweede keer), en dat optreden was precies wat ik me er van tevoren van had voorgesteld en verlopend zoals ik had gehoopt. Pal tegen het lage podium geplakt met vrij zicht, een setlist met hoogtepunten van debuut “ I will be” en de toen redelijk verse EP “He gets me high”. Eentje voor mijn jaarlijst kortom. Ik ga er bij voorbaat van uit dat het zo goed als perfecte concert van een half jaar geleden vanavond niet zal worden geëvenaard, en daarin krijg ik gelijk. Een kwestie van andere omstandigheden, wat overigens niet wegneemt dat de vier in cool / sexy zwart gestoken dames (dumes?) een goed optreden neerzetten waarin logischerwijs veel ruimte is vrijgemaakt voor nummers van het nieuwe, tweede album “Only in dreams”. Hierop wordt wat vaker gas teruggenomen, en het garagerockgehalte is wat teruggeschroefd ten gunste van (indie) gitaarpop, wat misschien nog wel het beste wordt geïllustreerd door een vrij getrouwe cover van The Smiths’ “There is a light that never goes out”. Het betekent dat de band nu ook meer variatie kan aanbrengen in hun doorgaans monochrome geluid, en daarmee zetten ze een stap vooruit. Een fijne conclusie, want zo blijft een toch al door mij gekoesterde band de moeite waard. Tot de volgende keer, dames!


Het uit New York afkomstige koppel Exitmusic debuteerde onlangs op overtuigende wijze met een EP die muzikaal gezien raakvlakken vertoonde met Beach House en Esben And The Witch. Op de bühne krijgen zangeres Aleksa Palladino en haar partner Devon Church versterking van een bassist en een drummer, maar het meest in het oor springende element van het totaalgeluid is en blijft de doordringende, wat klaaglijke, dramatische stem van Aleksa. Het is zowel het sterke als het zwakke punt van de band, want wat in eerste instantie intrigeert begint na verloop van tijd aan impact in te boeten. Wellicht omdat Aleksa’s vocalen iets missen in warmte, sensualiteit en mysterie, waar de zangeressen van de twee eerder genoemde bands beter op scoren. Net als op plaat zijn het vooral “The sea” en “The modern age” die eruit springen, maar wat alle nummers gemeenschappelijk hebben zijn een sfeervolle en aangrijpende ambiance. Ze zijn er nog niet, maar er broeit wel degelijk iets.

Mannen met gezichtsbeharing die folkgetinte indierock maken. Kent u van die types? Mocht er niets te binnen schieten, dan noem ik Fleet Foxes. En na vanavond mag Other Lives ook als een goed antwoord gelden. Al zijn er wel verschillen aan te wijzen, te beginnen met het testosterongehalte. Dat is namelijk bij Other Lives minder hoog, te danken aan het enige vrouwelijke groepslid Jenny Hsu. Op het podium staan een hoop instrumenten uitgestald, en vrijwel iedereen bespeelt er meerdere van. Het kwintet is gefocust, geconcentreerd, vrij serieus. Ze doen hun best, maar de inspanningen ten spijt kan het me niet raken. In dat opzicht is die bandnaam wel zo toepasselijk. Het zijn andere levens, mij onbekenden, met wie ik niets deel. Kan gebeuren.


Het nummer “Beachy head” van het Britse Veronica Falls schopte het in 2010 tot de top drie van mijn singles jaarlijst. De song is ook te vinden op het alleraardigste debuutalbum van de band dat in september jl. het licht zag en dat overduidelijk is gestoeld op de C86 ‘sound’. Zanger / gitarist James Hoare lijkt er met zijn bloempotkapsel en overhemd met paisleymotief zelfs zijn looks op te hebben afgestemd. De samenzang tussen hem en zangeres / gitarist Roxanne Clifford is een belangrijk element binnen het bandgeluid, terwijl drummer Patrick Doyle het aanvult met achtergrondvocalen en een moeiteloze manier van drummen. Met liedjes als  “Beachy head”, “Right side of my brain”  en “Found love in a graveyard” krijgt de band het publiek mee, en vooral de (vele) Britten die vanavond aanwezig zijn, beginnen zich van opwinding te roeren. Na afloop kom ik Patrick en bassist Marion Herbain tegen bij de merchandisekraam waar ze gewillig voor me poseren nadat ik hun heb gecomplimenteerd met het goede optreden. Patrick lurkt aan een blikje bier, bepaald niet de laatste van de avond, want als ik hem ergens rond half drie weer tegenkom is hij behoorlijk in de olie. Hij geeft me een slap handje, gunt me de gelukzalige doch verre van nuchtere glimlach van een dronkaard en verdwijnt dan richting de garderobe. Een onbeduidend voorval misschien, maar het doet stiekem mijn sympathie voor dit leuke bandje toenemen.

Op Pukkelpop was hij een van de weinige acts, de eerste trouwens ook, die ik nog meemaakte voordat zoals bekend het festival tot een even tragisch als abrupt einde kwam. OK maar niet voor herhaling vatbaar, iets van die strekking dan toch, was de indruk die het optreden van Wolf Gang toen op mij achterliet. Mijn verwachtingen op London Calling zijn dan ook niet hooggespannen. Waar het aan ligt, of hoe het komt, weet ik niet, maar vanavond weet Wolf Gang – alias Max McElligott – wel te overtuigen. De indie pop liedjes spatten van het podium af en missen hun impact niet. “Lions in cages” klinkt in weerwil van de titel ontketend , en “The king and all of his men” is als een signaal dat het weekend is begonnen. Het uur van de wolf.


Vers van de pers is Breton, een gezelschap jonge Britten wiens bandnaam me geen enkel belletje deed rinkelen. Ze hebben nog niets uitgebracht, vertelt iemand me, al zit een debuutsingle er wel aan te komen, dus ik laat me verrassen. Wat blijkt later overigens: Breton heeft al drie EP’s op hun naam staan. Wat ze vanavond laten horen, maakt nieuwsgierig naar die platen. De jongemannen gaan in eerste instantie goeddeels verscholen onder hoodies terwijl op de achtergrond artistiek bedoelde filmprojecties voor visuele ondersteuning zorgen. Wat ik hoor: een stukje Friendly Fires, een brok punkfunk, “dit lijkt op Foals”, hiphop beats, dub en elektronica met een twist. Niets dat ik zo direct zou kunnen nafluiten maar in het minder dan een half uur dat ze is gegeven, is mijn interesse voldoende gewekt..Afijn, ik ga die platen van Breton aan een nader luisteronderzoek onderwerpen.

Gaaf, anders kan ik het niet zeggen, is mijn hernieuwde kennismaking met The Rapture. Onze vorige ontmoeting stamt uit 2006, toen ze toerden in het kader van het album “Pieces of the people we love”. In Paradiso, waar ik ze ooit voor het eerst zag ten overstaan van anderhalve man en een paardenkop in de bovenzaal – in 2002 als ik me niet vergis – staan ze als hoofdact van de avond en ter promotie van de nieuwe plaat “In the grace of your love”. De eerste helft van het optreden is het, na de titeltrack van laatstgenoemde, punkfunk van de bovenste plank wat de klok staat, een soort ‘best of’ met onder meer “Get myself into it”, “Whoo! Alright – yeah uh-huh” en niet te vergeten doorbraaksingle “House of jealous lovers”. Kijk, daar krijg je mij mee aan het dansen en dat doe ik dan ook. “Olio” gaat er eveneens in als koek. Het nieuwe album levert onder meer een uitvoering van “Sail away” op en een swingende uitvoering van “How deep is your love?”. De vertrokken bassist Matty Safer wordt eerlijk gezegd niet gemist, want ook zonder hem – overigens probleemloos vervangen door een vooralsnog alleen live opererende nieuwe kracht – levert The Rapture het bewijs nog lang niet toe te zijn aan het verstrijken van de houdbaarheidsdatum. Whoo! Alright!


Kijk, daar is hij weer: Fred Macpherson. Met zijn vorige band, de progrock formatie Ox.Eagle.Lion,Man, stond hij al eens op de planken van London Calling, in 2007 om precies te zijn. Veel stelde het niet voor, kan ik uit eigen ervaring melden, al waren ze op plaat niet onverdienstelijk. Fred’s nieuwe band Spector – de naam refereert aan Phil Spector, maar dat niveau is nog lang niet voor ze weggelegd – is minder hoogdravend dan zijn vorige formatie, en zelfs uitgerust met een neusje voor popmuziek. Ongeveer in de lijn van The Killers, al moeten ze wel nog hun eigen “Somebody told me” of “Mr Brightside” schrijven. Al komt single “What you wanted” een heel eind in de goede richting. De band is gestoken in identieke pakken – ‘lijkt wel een boy band’, zegt iemand spottend, maar dat zie ik zelf niet zo – en Fred toont zich een geanimeerde frontman die niet om een woordje verlegen zit. Spector levert geen spektakel op, maar na Fred’s eerdere mislukte pogingen om met Ox.Eagle.Lion.Man en daarvoor Les Incompetents een deuk in het muzikale pakje boter te slaan, lijkt het gezegde ‘driemaal is scheepsrecht’ voor hem nu eindelijk op te gaan.

In de late uurtjes, na een ietwat murw makende bandjescarrousel, heb ik wel trek in een potje chillwave. Dan komt Washed Out oftewel Ernest Greene als geroepen. Zijn nieuwe album “Within and without” ken ik (nog) niet maar ik heb me laten vertellen dat het voortborduurt op EP “Life of leisure”. Ernest doet het niet alleen vanavond, want hij is in gezelschap van vier hulpkrachten. Tezamen op een niet al te verlicht podium brengen ze de songs van Washed Out in een opgepoetste vorm ten gehore, meer ‘thrill’ dan ‘chill’. Ernest staat achter een keyboard, zijn stem echoot door de microfoon. Om in de juiste ‘chill mood’ te komen, ben ik er maar bij gaan zitten, afijn, na tien bands en bijna zeven uur, begin ik me namelijk ook nogal ‘washed out’ te voelen. Het is de reden dat het optreden als een soort waas aan me voorbijtrekt, niet onaangenaam trouwens, maar het doet me op dit late uur niet opveren.


In de categorie ‘nooit eerder van gehoord’: An Horse. Een bandnaam die bij mij bevreemding opwekt. An Horse? Moet dat niet ‘A Horse’ zijn? Of betreft het een zangeres die An Horse heet, eh.. An Paard dus. Het is dus wel degelijk An Horse, een duo uit Australië volgens de samenstelling meisje (de androgyne tomboy Kate Cooper met Justin Bieber kapsel, doet wat denken aan Sarah Bettens) op gitaar en jongen (Damon Cox) achter de drumkit. Komt dat bekend voor? Mij doet het namelijk denken aan Blood Red Shoes, en de muziek van An Horse heeft er bij vlagen ook wel iets van weg, al komen ze bij een vergelijkend onderzoek als de mindere uit de bus. Het duo komt integer en enthousiast over, is goed op elkaar ingespeeld, ze hebben een paar aardige liedjes maar over de gehele linie beschouwd is hun indierock niet van uitzonderlijk niveau.

Het liefst zou ik na twaalf bands op rij onder de wol willen kruipen, maar vooruit, ik besluit in ieder geval te blijven totdat Wise Blood begint. Als het me niet bevalt – de naam zegt me overigens niets – kan ik nog altijd na een nummertje of wat mijn biezen pakken. Wise Blood is het alter ego van ene Chris Laufman (uit Tennessee, zoals hij zelf zegt) die indachtig zijn familienaam veel heen en weer lauft, en dan het liefst tussen het onderhand flink uitgedunde publiek. Over bonkige beats en samples (onder andere The verve’s “Bittersweet symphony”) rapt / zingt Chris en hij laat weten dat ‘ie Amsterdam zo tof vindt. Twee wise bloedbroeders bemannen op de bühne een keyboard / laptop en een drumstel en een jongedame in mouwloos T-shirt en baseballpet op wiegt ritmisch van voor naar achter op de muziek. Ik verwacht dat ze nog iets gaat bespelen of een mopje gaat zingen, maar kennelijk staat ze er alleen onder het motto ‘want het oog wil ook wat’. Wat haar feitelijke functie ook moge zijn, voor zover daarvan sprake is, de vrouw lijkt als in trance door de muziek. En die trance roept blijkbaar om verkoeling, want opeens trekt ze haar shirt uit. Gehuld in een zwarte BH gaat ze verder met haar wiegendans. Hmm, misschien kan dat onder de wol kruipen nog even wachten. Afijn, om een lang verhaal kort te maken, ‘spannender’ dat dit, en dat geldt trouwens ook voor de muziek, wordt het niet, en dus staat er niets meer in de weg om mijn vaste ritueel (broodjes tartaar speciaal en jonge kaas) uit te voeren en daarna onder de behaaglijke wol te kruipen.


Meer foto’s hier!

zaterdag 3 december 2011

Oktober 2011

CD’s

EEFJE DE VISSER – De koek

Waar zappen al niet goed voor is. Want zo stuitte ik in de late uurtjes op een live optredende, mij  onbekende Nederlandse band die onmiddellijk mijn aandacht trok. Ze speelden slechts één nummer, maar aan de hand van de titel (“Genoeg”) en een Google zoekactie later, ontdekte ik dat het de singer / songwriter (en Grote Prijs Winnaar van 2009) Eefje de Visser betrof. Nog hongerig van dit ene smaakvolle kaakje, ging ik voor de hele koek, een interessant, fragiel en intiem album. Het al genoemde “Genoeg” smaakt het best, en ook het lieflijke “Naast me”, “Hartslag”,  “Trein” en “Huis” zijn een bewijs van haar talent. Eefje, die bij De Wereld Draait Door indruk maakte met haar cover van Blondie’s “Call me”, beschikt over een oor strelende, aangename stem en schrijft beeldende, haar ziel blootleggende teksten die het Nederlands als ‘poptaal’ recht doet.

LADYTRON – Gravity the seducer
Soms vergeet je wel eens dat sommige bands nog bestaan, totdat ze weer van zich laten horen met een nieuw album. En die koop ik dan weer trouw, omdat ik de band nog nooit op een slechte plaat heb kunnen betrappen. Zo is mijn relatie tot Ladytron, het viertal uit Liverpool dat met “Gravity the seducer” aan album nummer vijf toe is. De elektronische (synthesizer)pop wijkt in stijl niet zo gek veel af van wat op eerdere platen te horen was, maar ditmaal zijn de songs meer gelaagd, nog iets toegankelijker en erg consistent in kwaliteit. Denk aan een fusie tussen Kraftwerk en Abba, en dat geldt meteen ook als compliment. Mijn persoonlijke smaakmakers zijn single “White elephant”, het instrumentale “Ritual”, het engelachtige “Ambulances” en de melancholische weldaad van “90 degrees”. Mag Ladytron na 12 jaar eindelijk eens echt doorbreken?

WOODEN SHJIPS – West
Als je de twee singles compilatiealbums niet meerekent, is “West” de derde plaat van het psychedelische spacerock kwartet uit San Francisco voor wie het eeuwig 1967 lijkt te zijn. Op “West” is dan ook niet gesleuteld aan de formule die eruit bestaat dat elke song zich in een zelfhypnose – en de luisteraar daarin meetrekkend – blijft herhalen. ‘Trance jams’ is een term die ik speciaal voor deze gelegenheid verzin om de muziek van Wooden Shjips te duiden, trippend op vervlogen maar niet vergeten voorgangers als Loop en Spacemen 3. Als trouw koper van hun oeuvre mag ik beamen dat de inwisselbaarheid van hun songs groot is, maar dat is eigenlijk niet echt bezwaarlijk want deze geestverruimende klanken kun je het beste als geheel ondergaan en dan snap je waarom, te beginnen met hoogtepunt / openingsnummer “Black smoke rise” en eindigend met de achterwaarts opgenomen klanken van “Rising”.

THIS MANY BOYFRIENDS – Getting a life with
“I don’t like you (‘cos you don’t like the Pastels)” is de even grappige als veelzeggende titel van de eerste van in totaal zeven songs tellende EP. Wie bekend is met de wat stuntelige doch charmant rammelende indie poprock vande Schotse band met een zekere cultstatus, weet dus meteen waar This Many Boyfriends voor gaan.  Types die met gym altijd als laatste werden gekozen, en nu hun gram halen met en ‘getting a life with’ hun eigen bandje.  Vernieuwend is het niet, leuk is het wel zoals het uptempo “Trying is good” en “Diaries” (“we all got bullied at school, some of us just took it better”). Hoe het in de toekomst met de band zal gaan, is even onduidelijk want eind september overleed hun gitarist Peter Sykes aan de gevolgen van een hersenbloeding.

Met terugwerkende kracht

THE JESUS AND MARY CHAIN – Psychocandy

Wat ik eigenlijk met een plaat van een gospelband moest, wilde de verkoper van de nu niet meer bestaande platenzaak Disco Limburg weten, nadat ik de 12” “Never understand” uit de bakken had gevist. Nee, echt bekend waren TJAMC toen nog niet, en gospel allesbehalve. Alhoewel, gospel betekent eigenlijk ‘goede boodschap’ en dat was het voor mij zeker. Een boodschap die dankzij dit type door mij nooit eerder gehoorde klassieke popsongs bedolven onder feedbacklawaai luid en duidelijk overkwam en stevig werd omhelst. Een souvenir van een studietrip naar Londen bestond uit een manshoge bandposter die jarenlang op een slaapkamermuur prijkte, en T-shirts werden gekocht nog voordat ik ze live mocht aanschouwen. Deze heruitgave van “Psychocandy”, toe aan zijn 25e verjaardag, brengt weer menige goede herinnering naar boven (“In a hole”, “You trip me up”, “The living end”), ook dankzij de toevoeging van onder meer toffe noisy B-kantjes (o.a. “Just out of reach”, “Head”), debuutsingle “Upside down” en John Peel sessies. Verplichte kost & de volumeknop omhoog!

NIRVANA – Nevermind
Over de betekenis en impact van deze doorbraakplaat, niet alleen voor de band maar ook voor alternatieve rock, hoef ik het niet meer te hebben want dat is algemeen bekend. Wat mezelf aangaat: dit was het album dat me de blik weer eens richting Amerikaanse bands deed richten na een lange Britse indie georiënteerde periode die eerlijkheidshalve niet vrij was van oogkleppen en muzikaal-cultureel snobisme. Om “Nevermind” kon echter niemand heen, en ik ook niet, want dit is een geval van ‘alle twaalf goed’. Alle twaalf klassieker, wil ik zelfs beweren, wat natuurlijk met name opgaat voor het welbekende ‘volkslied’ van de Amerikaanse alternatieve gitaarrock “Smells like teen spirit”. Of het nu gaat om het moshpit vuurwerk “Territorial pissings”, het ingetogen “Something in the way” of single “Come as you are”, voor alles geldt een uitstekende productie, ijzersterke songs, kortom, een ‘nirvana’ van een 20 jaar oude en nog steeds belangrijke plaat.

Singles

EXITMUSIC – From silence

Vrouw / man duo – ook de sponde delend, als ik me niet vergis – uit New York dat met hun eerste officiële release soortgelijke contouren vertoont als Beach House en Esben And The Witch. Zangeres Aleksa Palladino doet mij soms denken aan folkzangeres Melanie op de gothic toer. Deze EP bevat vier songs die alleen al dankzij “The sea” en “The modern age” de moeite van aanschaf waard is.

ELECTRICITY IN OUR HOMES – Aching, breaking, shaking for you
Ik blijf ze volgen, dit art rock trio uit Londen die wat mij betreft onderhand wel eens met een debuutalbum op de proppen mogen komen. Binnen hun tegendraadse oeuvre is deze single redelijk toegankelijk, al zullen ze er nooit de hitparade mee halen. Maar dat hoeft ook niet, zolang ze maar hun scheve, nerveuze muziek blijven maken.  

NOVELLA – The things you do
Debuutsingle van drie jongedames uit Brighton maar nu gehuisvest te Londen die sinds februari 2010 samen Novella vormen. “The things you do” is een heel aardige poging tot My Bloody Valentine shoegazepop, Pale Saints en aldus qua sound meer geworteld in begin jaren negentig dan het heden. 

SISSY AND THE BLISTERS – We are the others
The Horrors hebben hun garagerockverleden al twee albums geleden van zich afgeschud, maar SATB denken dat er nog genoeg leven in zit om er een reanimatie op los te laten. De band slaagt erin om het lijk zo’n 2,5 minuut uit de dood te doen herrijzen en op onderhoudende wijze te laten rondhuppelen alsof “Strange house” nog bewoond wordt. “We are the others”, zingen ze en iedereen weet wie ze daarmee bedoelen. 

SPECTOR – What you wanted
Na twee mislukte pogingen met Les Incompetents (what’s in a name…) en Ox.Eagle.Lion.Man probeert Fred Macpherson het opnieuw met een vers stel jonge muzikanten en een meer popgerichte aanpak. Geen ‘wall of sound’ à la Phil Spector, waar de bandnaam vandaan komt, maar meer in de trant van The Killers als die niet in Las Vegas maar in Londen zouden zijn ontstaan. Songtitel “What you wanted” is een gedurfde claim, maar vooruit, dit wil ik wel.

THEME PARK – A mountain we love
Het was me na het beluisteren van deze eerste single van Theme Park – een kwartet uit Londen – niet duidelijk van welke berg ze nou eigenlijk houden, maar vanaf de begintonen is wel evident van welke band ze gecharmeerd zijn: Talking Heads. O, en als je goed luistert, hoor je zelfs een koebel. Punkfunk met de punk vervangen door pop en indierock. Best leuk, best zomers. 

ALL THE YOUNG – Welcome home
‘Home’ is in dit geval Manchester, de thuisbasis van dit viertal mannen. Ze zijn er verknocht aan, net als aan de bands die er vandaan komen, en dan Oasis en The Courteeners in het bijzonder. Je hoort het in alles terug bij All The Young, hoezeer ze schatplichtig eraan zijn maar ook niet anders lijken te willen. Alsof iets eigens of iets origineels uit den boze is, misschien wel omdat ze daar niet toe in staat zijn. Best aardig gedaan, maar niet om voor thuis te blijven.