vrijdag 23 december 2011

November 2011

CD’s

VERONICA FALLS – Veronica Falls

Eén van de weinige hoogtepunten van het laatstleden London Calling festival was Veronica Falls, een kwartet uit Londen, makers van een van mijn favoriete singles van 2010, namelijk “Beachy head”. Dit pakkende ‘C86 garage indiepop’ nummer (over zelfmoord…) met spookachtig koortje is nu ook te vinden op de debuutplaat van deze band. De C86 invloed (denk in de richting van The Pastels en The Vaselines) is onmiskenbaar maar er waait toch een frisse wind doorheen, net zoals dat het geval was bij het debuut van The Pains Of Being Pure At Heart. Ook niet onbelangrijk: ze weten hoe je een liedje moeten schrijven, en de samenwerkende vocalen van gitaristen Roxanne Clifford en James Hoare zijn een belangrijke, positieve schakel in het geheel. “Beachy head” blijft top, maar ook niet te versmaden zijn het jakkerende, een klein beetje aan Sonic Youth doen denkende “Come on over”, “Right side of my brain”, “Found love in a graveyard” en “The fountain”.  Een vroege tip voor Pukkelpop.

SPECTRALS – Bad penny
Na het smaakmakende “Extended play” (2010) volgt een jaar later het debuutalbum van Louis Jones alias Spectrals, een begintwintiger uit Leeds die zijn op Alex Turner gelijkende stem koppelt aan liedjes die welhaast het resultaat moeten zijn van het veelvuldig draaien van Smiths plaatjes. Openingstrack “Get a grip” is een van mijn meest favoriete songs / singles van het jaar, dus dat begint al goed. Ondanks dat dit vroege hoogtepunt daarna niet wordt geëvenaard, en iets meer variatie welkom was geweest, is dit toch een plaat die dankzij enkele pieken het koesteren waard is. Zoals de zoete melancholie van “You don’t have to tell me”, de droeve schoonheid die van “Many happy returns” afdruipt, het opgewekte “Doing time” en “Luck is there to be pushed” waarbij je elk moment verwacht dat de stem van Morrissey opduikt.

NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS – Noel Gallagher’s High Flying Birds
Dat leven na Oasis mogelijk is bewees eerder dit jaar Beady Eye, feitelijk de laatste incarnatie van Oasis minus Noel Gallagher. Deze keer is het de beurt aan laatstgenoemde en net als bij zijn ex-collega’s is in de liedjes de echo van Oasis nooit ver weg, en dat is nog zwak uitgedrukt. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat de meeste songs zijn geschreven toen de band nog bestond en er in eerste instantie ook voor bedoeld waren. Het uptempo, dansbare “AKA… what a life!”, de monumentale opener “Everybody’s on the run” en slotakkoord “Stop the clocks” springen er wat mij betreft uit. Zijn nieuwe bandnaam wordt eer aan gedaan want Noel toont zich een hoogvlieger. Risico’s worden dan wel niet genomen, maar daar staat tegenover dat de (vrijwel allemaal medium tempo) liedjes van ambachtelijke kwaliteit zijn.  Hier en daar voel je aan dat een song meer baat had gehad met de stem van Liam,  wat tevens doet beseffen dat er nog minstens één sterk album in Oasis had gezeten, zo niet meer.

COLDPLAY – Mylo xyloto
Op Pinkpop had ik mijn geloof in Coldplay weer even hervonden, mede dankzij de toen gespeelde nieuwe songs, single “Every teardrop is a waterfall” en “Major minus” als ook de onderdompeling in een gevoel van collectieve opwinding en kickend op ‘golden oldies’ van de eerste twee albums en de geslaagde songs van de mindere opvolgers. Zal “Mylo xyloto” erin slagen me verder over de streep te trekken? Ja, een beetje wel, al is dit een plaat die lijkt te zijn gemaakt voor stadions, megahallen en voetbalvelden en daar het meest tot zijn recht zal komen. Coldplay consolideert hier hun populaire sound, die qua ambitie en soms ook muzikaal bij U2 aanhaakt. “Hurts like heaven”, “Paradise”, “Charlie Brown”, “Don’t let it break your heart”: het zijn stuk voor stuk grootse, tot meebrullen uitnodigende liedjes. Niet slecht, want Coldplay is goed geworden in wat ze doen, maar naar verrassingen, avontuur of scherpe randjes is het vergeefs zoeken. De tweede helft van het album, na “Major minus”, is bovendien een stuk minder, met het tenenkrommende elektronische popliedje “Princess of China” (featuring Rihanna) als dieptepunt.

DIRTY BEACHES – Badlands
“Badlands” is een plaat waar ik pas relatief laat op ben gestuit, want het album zag al in maart van dit jaar het licht. Beter laat dan nooit, is hier het devies, want dit is een intrigerend album. Achter de naam Dirty Beaches gaat ene Alex Zhang-Huntai uit Montreal schuil, een jongeman met Taiwanese wortels, al valt dat laatste nergens aan af te horen. Wat je wel hoort is een soort van lo-fi rockabilly / surfmuziek soundtrack voor een film noir. In “Sweet 17” koppelt Alex Suicide aan The Cramps, net als in “Speedway king” die een beat heeft gelijkend op een paar kilometer verderop hun werk doende heipalen. “A hundred highways” leent van “I will follow him”, in “Lord knows best” doemt een zichzelf herhalende melancholische pianoriedel op, en de sfeer van de plaat komt overeen met de rondwarende spoken van Link Wray en Buddy Holly in het verlaten Heartbreak Hotel in hartje Badlands.

JAMES BLAKE – Enough thunder
Zeven nieuwe nummers, dus iets tussen een EP en een mini-album, door een van de muzikale verrassingen van 2011. Jammer dat de verrassing er met deze plaat wel een beetje vanaf is. Misschien kan “Enough thunder” het beste als een soort tussendoortje worden beschouwd, want de combinatie van pianoballades, minimalistische, verhaspelde elektronica en vervormde stemmen levert hier niets op dat kan tippen aan ’s mans beste werk. Enough thunder? Eerder een schrijnend gebrek eraan.

Singles

LANA DEL REY – Video games

Ja, ik weet het, een rijkelijk late vermelding van een van dé meest opmerkelijke songs / YouTube fenomenen die in 2011 het licht zagen. Maar goed, het duurde even voordat ik (bij toeval) op een fysieke cd-single stuitte, u weet wel, zo’n ding dat ze in Nederland niet meer verkopen.  Lana Del Rey: een naam die klinkt als een Hollywoodster uit de jaren 40 / 50, en een song vol majestueuze grandeur die helemaal bij dat tijdsbeeld past… eh… als je even de hedendaagse titel buiten beschouwing laat en het feit dat Lana eigenlijk Lizzie Grant heet.

REAL ESTATE – It’s real
Lekker plaatje van dit kwintet uit New Jersey dat de luisteraar meeneemt op een zacht bedje van gitaren zoals Johnny Marr op een frisse lentedag tijdens zijn dienstverband in The Smiths ze zou hebben kunnen gespeeld. Het lijkt een aangename dagdroom maar zoals de makers dezes zelf al aangeven: “it’s real.”

ARCTIC MONKEYS – Suck it and see
Het titelnummer van het vierde Arctic Monkeys album nu als single uitgebracht en waarom ook niet? Een goede keuze, dit aangename, vrij subtiele gitaarpopnummer waar geen speld tussen te krijgen valt. De Josh Homme vast trots makende ommezijde “Evil twin” is erg de moeite waard, daarmee de status van B-kant niet waard want ruim overstijgend.

XRAY EYEBALLS – Sundae
Een dikke twee minuten stuiteren XRay Eyeballs op en neer, op de maat van een garagepunkrock song dat in elkaar is gesleuteld met onderdelen Ramones, Buzzcocks en meer recenter The Vaccines in de versnelling. Niks nieuws, wel leuk.

NOEL GALLAGHER’S HIGH FLYING BIRDS – If I had a gun
Als ik een pistool had, dan zou ik het richten op degene die dit nummer tot single heeft gekozen – al was het Noel zelf – want het debuutalbum (zie hierboven) bevat een aantal te prefereren liedjes. Maar ja, dat is eerlijk gezegd een kwestie van voorkeuren. Waar iedereen het waarschijnlijk wel over eens zal zijn: de B-kant is een countryachtig niemandalletje.

UV PØP – Just a game
Heruitgave van een single die oorspronkelijk het licht zag in 1982, en werd geproduceerd door Cabaret Voltaire, wat er ook wel een beetje aan is af te horen. UV PØP is het geesteskind van John K. White dat weer tot leven is gewekt, nadat de band er in 1997 de brui aan had gegeven. Sax, bas, een dun gitaartje en een drummachine verzorgen een treinachtig ritme voor de vervormde vocalen van John.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten