zaterdag 22 september 2012

North Sea Jazz (dag 2) - Rotterdam : Ahoy : zaterdag 13 juli 2012

Vrouwen die bas spelen zijn cool, toch? Zie bijvoorbeeld Kim Deal, Kim Gordon en Suzi Quatro, om er even drie te noemen. Esmeralda Spalding mag aan het rijtje worden toegevoegd, ook al bevindt ze zich dan in een ander genre – jazz in plaats van rock, en tevens een fusie van de twee – dan de genoemde voorbeelden. Overigens is Esmeralda voornamelijk in de weer met een staande bas, maar vanavond hanteert ze ook de basgitaar. Op het podium staat een ghettoblaster afgebeeld, een verwijzing naar haar album “Radio music society, dat dit jaar verscheen. Behalve een getalenteerd bassist is Esmeralda een begenadigde zangeres, die zowel krachtig als zoetgevooisd voor de dag kan komen. Een lekkere start van deze tweede dag van North Sea Jazz

Een presentator kondigt haar aan als ‘het fluistermeisje’. Hij heeft het over Gretchen Parlato, de Amerikaanse zangeres wiens vorig jaar verschenen album “The lost and found” de eerste plaats behaalde in de iTunes Jazz Chart. Dit is dus de plek waar je vanavond moet zijn, zo voert de presentator de spanning nog verder op. Ik ben gelukkig net op tijd om een laatste stoel te bemachtigen in de bescheiden Yenisei zaal. Vele anderen zien zich genoodzaakt in de rij aan te sluiten voor de toegangsdeur, hopend op vertrekkende kijkers, volgens het principe ‘één eruit, één erin’. Als je niet beter zou weten, dan zou je een hype vermoeden. Echter, niets is minder waar.  Want Gretchen Parlato is een talent waarvoor mensen terecht in de rij staan. En ja, haar zang heeft inderdaad iets weg van fluisteren, en toch versta je elk woord. Ze toont zich een meester in beheersing, de aandacht vasthoudend met een stem die laveert tussen troostrijk, sensueel en gewoonweg prachtig. Simply Red’s “Holding back the years” maakt ze zich geheel eigen, vol van verstilde breekbaarheid. Zo’n performance vraagt om stilte die helaas soms wordt doorbroken door geroezemoes van de wachtrij, ofschoon nooit echt storend. Hoe dan ook, de presentator kreeg gelijk, want hier moest je zijn geweest. 

En dan eindelijk… Rufus Wainwright. Eindelijk? Ja, want om uiteenlopende redenen kwam het er steeds niet van om een concert van hem bij te wonen, terwijl ik dat toch al jaren van plan was te doen. Gelukkig dat NSJ de muzikale grenzen van het festival al geruime tijd heeft opgerekt tot buiten het jazzgenre want anders had Rufus hier niet gestaan, zeker nu hij zelf met laatste album “Out of the game” zijn eigen grenzen naar een meer popgericht geluid heeft verlegd. Van die plaat komt vrij veel aan bod, te beginnen met “Candles”, de mooie, gedragen ode aan zijn overleden moeder Kate McGarrigle. Na deze plechtstatige start neemt Rufus goedlachs het applaus in ontvangst. De zanger komt tijdens het hele optreden aimabel, opgewekt en praatgraag over. Mijn hoge verwachtingen worden in de vijf kwartier die Rufus zijn gegund moeiteloos ingelost, zelfs wanneer hij het vocale gedeelte overlaat aan anderen zoals in de covers (van moeder Kate en haar zus Anna) “Saratoga summer song” en “I don’t know”, dat respectievelijk wordt gezongen door bandleden Teddy Thompson en Krystle Warren. Persoonlijke ‘highlights’ zijn het gemoedelijke “Out of the game”, het op golvend pianospel dansende “Montauk” en de bijna-disco song “Bitter tears”. Wanneer Rufus een opmerking maakt over de grootte van de zaal die hem doet denken aan een conventiehal zoals gebruikelijk bij Amerikaanse presidentsverkiezingen, en dat hij nooit eerder in zo’n enorme hal heeft opgetreden, kan ik hem maar moeilijk geloven. En als het al zo is, dan verdient hij slechts zalen van deze omvang. “Please buy my record” smeekt Rufus (met brede glimlach). Dat er maar veel gehoor aan mag worden gegeven. 

Herinneringen aan vroeger, aan mooie, vervlogen tijden, worden vaak, naarmate de tijd verstrijkt, steeds rooskleuriger. De jaren zeventig bijvoorbeeld, die ik als kind en tiener bewust meemaakte. Ergens op het snijvlak van die twee levensfasen dook George Benson op in de platencollectie van een oudere broer. Op de pick-up van zijn slaapkamer of via de audiocassettespeler in zijn auto kwam George regelmatig voorbij, in het bijzonder de succesvolle albums “Breezin’” (1976) en “In flight” (1977), die van de meest toepasselijke titels waren voorzien. Muziek als een verkoelende bries, een onbekommerde vogelvlucht door een strakblauwe hemel. ‘Smooth jazz’ met een hoofdrol voor het gitaarspel van Benson, zowel tijdloos als voor mij ook sterk verbonden aan prettige gevoelens van nostalgie. Dus ja, Benson kan bij ondergetekende bij voorbaat al niet stuk, wat getuige de opkomst en reacties van het publiek voor meer mensen lijkt te gelden, vooral tijdens sluitstuk “On Broadway”. Na het optreden geeft Benson een radio-interview in een mobiele studio naast de zaal, en slechts een simpel wandje met raam erin scheidt de gitaarvirtuoos van bezoekers die opgewonden naar binnen gluren en hem vastleggen op de gevoelige plaat. Daar kan ik natuurlijk niet bij achterblijven. Thanks for the memories, mister Benson! 

Eén van de hoogtepunten van het afgelopen Pinkpop festival – maar dat is mijn mening – betrof het optreden van Sharon Jones & The Dap Kings, de 56-jarige funk- en soulzangeres die als een vrouwelijke versie van James Brown moeiteloos de aandacht opeiste. Jan Smeets zou er goed aan doen om volgend jaar een vergelijkbare act te boeken in de persoon van Betty Wright. Betty, twee jaar ouder dan Sharon en eveneens een veterane in het soul / funk (en disco en r’n’b) genre, weet namelijk ook hoe ze het publiek aan zich moet binden, en net als Sharon weet ze zich geruggensteund door een meer dan competente band. De in een gouden glitterjurk gestoken diva, getooid met een afro-kapsel groot genoeg om als onderduikadres dienst te kunnen doen, heeft over belangstelling niets te klagen. Je kunt jezelf afvragen of de Congo tent wel de meest geschikte plek was om Betty in te laten optreden, want ook buiten de tent staan mensen zich als haringen in een ton te verdringen. Jezelf de tent inwurmen is een optie, maar geen prettige, en wanneer het begint te regenen, houd ik samen met enkele andere mensen een stuk tentzeil omhoog om onszelf droog te houden. Wanneer Bettys meest bekende song “Clean up woman” aan het gretige gehoor wordt gevoerd, is de regen alweer verdwenen. Net als Sharon Jones – want ook die was in het verleden al eens op NSJ te bewonderen – hoop ik Betty ooit nog eens in Landgraaf te zien opduiken. Dus beste Jan, je weet wat je te doen staat! 

Ach ja, Robert Cray, de sympathieke bluesgitarist die medio jaren tachtig zijn doorbraak beleefde met album “Strong persuader” en de van die plaat getrokken song “Right next door”. In Amerika vergaarde hij een aantal Grammys, scoorde nog wat hits en daarna ben ik hem uit het oog verloren. Niet dat ik hem ooit actief volgde trouwens. Maar goed, hij staat hier vanavond, ik heb niets beters te doen, en dan kijk je een paar nummers zonder dat het echt tot je doordringt. Je gedachten dwalen af naar de notencake die ze in de foyer verkopen, of zou ik de munten die ik nog op zak heb toch maar weer spenderen aan een drankje? Keuzes, keuzes. En Robert Cray, hij speelde voort. 

Ik ben nooit bepaald een liefhebber geweest van Macy Gray en haar krakerig gekke stem maar vooruit, haar collaboratie met David Murray Blues Big Band wil ik wel een kans geven. Macy heeft zich in een opvallende glitterjurk gehesen, gekleed voor een galabal. Macy Gray, Robert Cray, dat rijmt. Niet toevallig, want bij beide concerten voel ik hetzelfde: niet bijster veel. Het ligt niet aan hen, vergoelijk ik maar, want de verse, goede herinneringen aan eerdere optredens deze avond hebben me een verzadigd gevoel gegeven. Alsof je na een smakelijke, vullende maaltijd nog de menukaart met de toetjes onder je neus krijgt, maar je ondanks het aanlokkelijke aanbod weet dat het de ervaren smaaksensatie hoe dan ook niet gaat overtreffen. Het jazz, soul en blues spektakel op de bühne laat ik daarom op een gegeven moment voor wat het is. Geen probleem want ik verlaat Ahoy met een voldaan gevoel. 

Meer foto’s hier!

woensdag 12 september 2012

North Sea Jazz (dag 1) - Rotterdam : Ahoy : vrijdag 12 juli 2012

North Sea Jazz bestaat al sinds 1976 en dit jaar beleeft het festival dus zijn 37e editie. Ik ben als bezoeker een relatieve nieuwkomer want dit is pas de zesde keer dat ik van de partij ben. Niettemin is NSJ sinds mijn eerste bezoek een vaste waarde geworden in mijn concertagenda, een evenement waar ik steevast naar uitkijk. Het is bovendien tot een van mijn favoriete festivals gaan behoren, en dat heeft voor een belangrijk deel te maken met de sfeer en het karakter. Die is namelijk anders dan ik gewend ben van de festijnen die ik doorgaans bezoek zoals bijvoorbeeld Pinkpop, Pukkelpop, London Calling en Metropolis. Op NSJ hoef ik me niet druk te maken over regen, modder of schroeiende hitte want de meeste optredens zijn overdekt. Het publiek is over het algemeen wat ouder, ‘beschaafder’ en netter gekleed – een in cocktailparty avondjurk gestoken dame die aan een glas champagne nipt is er niet uitzonderlijk – en schreeuwende dronkenlappen zal je er dan ook niet aantreffen. Je kunt vooraan het podium een artiest kijken zonder dat je geplet wordt, je kunt ervoor kiezen om te gaan staan of te gaan zitten (op een stoel dus) en het eten is er goed. Niet de gebruikelijke frites met kroket kramen – dat kun je er niet eens krijgen trouwens – maar wel bijvoorbeeld een heerlijke, culinair verantwoorde hamburger en dito notencake, om mijn twee persoonlijke favorieten even onder de aandacht te brengen. Het zal vast ook met mijn eigen ouder worden te maken hebben, maar NSJ – als festival – voelt steeds meer aan als op mij toegesneden.  Afijn, de eerste artiest... Hij stond al eerder op NSJ maar ik zie hem nu voor het eerst: Van Morrison alias Van The Man. Hij ziet er nog het meest uit als een oude gangster uit vervlogen tijden, inclusief gleufhoed, lange jas en zonnebril. Dat hij af en toe een saxofoon bespeelt, doet daar verder niets aan af. Van begrijpt niet waarom hij in de pers als ‘grumpy’ wordt neergezet. Want dat is hij niet, net zo min als zijn bandleden, die het eveneens ontkennen. Van komt tot de conclusie dat het de Britse pers is die hem als sikkeneurig betitelt. En niet hij, maar juist zij zijn ‘grumpy’. Het publiek joelt instemmend en Van heeft zijn dolletje gemaakt. Er is hier vanavond niemand die reden heeft om Van The Man ‘grumpy’ te noemen, want de zanger geeft wat het publiek wil horen. Zoals “Moondance” , waar ondergetekende heel erg blij van wordt, maar ja, die stond dan ook bovenaan mijn ‘wat ik hoop dat ‘ie gaat spelen’ lijst. En op zulke momenten begrijp je waarom Van de Man is. 

Michael Kiwanuka is een Britse singer songwriter met Oegandese roots die op plaat griezelig authentiek overkomt in zijn streven – want wat zou het anders moeten zijn – te klinken als een seventies neger die bedachtzame soul maakt. Single “Home again”, goed voor de nodige airplay op de Nederlandse radio en uiteindelijk een hoge hitparadenotering, is daar een treffend voorbeeld van. Het was genoemd plaatje dat ook mijn interesse in eerste instantie wekte, maar een album lang kan Michael mijn aandacht niet vasthouden. Het doet wat braafjes aan, met veel respect voor de voorbeelden uit het verleden, en zonder aandrang om buitensporig of eigentijds te zijn, laat staan iets toe te voegen aan de muziek en artiesten die hem inspireren. Ik besluit dan ook snel om Michael in te ruilen voor een andere neger, met meer ‘body’. En dat bedoel ik zowel letterlijk als figuurlijk. 

Met zijn forse postuur, onafscheidelijke pet en skicap, baard, snor en vriendelijke oogopslag doet Gregory Porter denken aan een knuffelbeer. En vermoedelijk is hij dat ook gewoon. In ieder geval is hij een zanger die gezegend is met een aangename, warmhartige stem die jazz en soul tot een eenheid brengt, en het vermogen heeft om de luisteraar te kalmeren. Zijn vertolking is gepassioneerd, zijn ‘stage presence’ is evident. Wanneer hij met ritmisch handgeklap het afsluitende “1960 what?” inzet, kan het publiek niets anders doen dan meeklappen, en mag saxofonist Yosuke Sato een glansrol vervullen. De Darling zaal zit niet voor niets lekker vol tijdens dit sterke optreden, en zoals Porter de toeschouwers meekrijgt, kan het niet anders dan dat hij bij een volgend bezoek aan NSJ een groter podium krijgt toebedeeld. Dat zou even logisch als gerechtvaardigd zijn.     

Wanneer je als NSJ bezoeker nog een keer extra in de buidel moet tasten – er even van uitgaande dat je alleen over een regulier dag- of weekendticket beschikt – dan is dat voor een optreden in de Amazon, de zaal waar de zgn. ‘plusconcerten’ plaatsvinden. Dan gaat het om artiesten of bands van een bepaalde statuur en/of die iets extra’s (plus dus) te bieden hebben. Melody Gardot stond al twee keer eerder op NSJ – in 2008 en 2009 – maar dit is de eerste keer dat ze als ‘plus artiest’ optreedt. Terecht, want het is een bijzondere performer – wiens nieuwe album “The absence” nog maar net in de winkels ligt – die je verleidt met een subtiel en intrigerend spel van schaduw en (gedempt) licht. Als gevolg van een auto-ongeluk is ze zeer gevoelig geworden voor licht en geluid, en haar muziek is daar een uitvloeisel van. Die zonnebril draagt ze dus niet zomaar. Ze is gekleed in het zwart maar zeker niet somber van toon. Melody maakt grapjes, is spraakzaam, soms té, wanneer ze tussen twee nummers een lange, met veel Frans doorspekte anekdote uit de doeken doet over een voorval in een vliegtuig en op een luchthaven. Op mooie, ingetogen momenten kun je een speld horen vallen, en haar band strekt tot voorbeeld. Naast eigen werk krijgen we als toegift “Somewhere over the rainbow” en het concert, want te laat begonnen, haalt zijn geplande eindtijd niet, maar wie maalt daarom bij deze bijzondere, elegante en intrigerende dame? Nou ja, ik toch wel een beetje, want meer van de één, betekent minder van de ander, zoals hieronder blijkt…

Beduidend meer ‘down to earth’ gaat het eraan toe bij de voluptueuze Jill Scott die geen moeite heeft het publiek voor zich te winnen. Soul, r’n’b en jazz zijn bij haar in goede handen, de muziek is groovy, het swingt, het is gezellig, het is druk, er wordt gedanst en gevoel voor humor is er ook. En dat is slechts de eindspurt, dus wie weet wat ik nog meer heb gemist, want door uit het uitlopen van Melody Gardot zijn me slechts de laatste twee songs van Jill gegund. Dat is jammer, want als daar nou “A long walk” bij had gezeten – een nummer met een persoonlijke, bijzondere lading – dan had ik daar minder moeite mee gehad. Tja, volgende keer beter…  

Gelukkig wordt veel goedgemaakt met het toetje, en dat is Chic (featuring Nile Rodgers). Of beter gezegd Nile Rodgers, want na het overlijden van Bernard Edwards, is hij het enige overgebleven originele groepslid. Maar niet de minste, want de goede man heeft een partij hits, zeg maar gerust klassiekers, op zijn naam staan waar je ‘U’ tegen zegt. Want behalve de man achter Chic knallers “Freak out”, “I want your love” en “Good times”, was hij ook verantwoordelijk voor onder andere “I’m coming out” en “Upside down” (Diana Ross), “We are family” en “He’s the greatest dancer” (Sister Sledge). Een feit dat veel mensen wellicht niet weten, en daar is Nile zich van bewust. “I wrote those songs!” zegt hij met gepaste trots en een bijbehorende brede grijns, nadat hij heeft verklaard te begrijpen waarom het publiek zich ongetwijfeld afvraagt waarom hij andermans nummers speelt. Met zo’n swingende CV staan Nile en zijn band garant voor een discofeest der herkenning waar de zaal wel pap van lust. Een vrolijke, lekkere afsluiter van de eerste NSJ dag. Good times! 

Meer foto’s hier!