woensdag 23 mei 2012

Indiestad - Amsterdam : Paradiso : maandag 14 mei 2012

Tien dagen lang, van14 t/m 23 mei, organiseert Paradiso onder de naam Indiestad op meerdere locaties in de hoofdstad optredens van indie bands / artiesten en indie initiatieven. “Bijzonder, grensverleggend, hip en hartverwarmend”, zoals men zelf beweert. Of dat inderdaad zo is, kan ik op de eerste dag van het meerdaagse festival aan den lijve ervaren. Wat locaties betreft, kom ik niet verder dan Paradiso zelf, maar daar spelen dan ook deze avond de bands die ik wil zien. Met elkaar telkens in de grote en kleine zaal opeenvolgende optredens, ervaar ik het als een soort voorbereiding op het tweedaagse, binnen het Indiestad geheel opgenomen London Calling festival, dat al sinds jaar en dag hetzelfde concept hanteert. Vanavond is het gelukkig minder uitputtend, want ‘slechts’ acht bands maken de totale line-up uit. Van die acht zie ik er bovendien maar zes want er moet eerst nog gewerkt en daarna een stuk gereisd worden. Bij mijn eerste band van de avond val ik zo’n beetje halverwege binnen. Op het podium staat een band met de naam Francois And The Atlas Mountains, een gemengd gezelschap van Fransen en Britten. Een verenigd Europa staat in huidige tijden onder druk maar deze samenwerking biedt perspectief. En dat schijnbaar al vijf albums lang, terwijl ik slechts één nummer ken (“Piscine” van een NME Radar compilatie). Geen idee hoe de stemming was in de helft die ik heb gemist, maar wanneer ik de zaal binnenkom, maakt FATAM op het podium een energieke, uitgelaten indruk met muziek waarin ritmische, Afrikaans aandoende percussie een belangrijke rol speelt, en flarden Animal Collective en Vampire Weekend voorbij zweven. Het publiek hebben ze mee en ik zie na afloop dan ook diverse mensen met hun laatste cd “E volo love” in de hand.

Als Milk Music dertig jaar eerder was ‘geboren’, dan hadden ze goede kans gemaakt te zijn ingelijfd door SST Records, het in Amerikaanse indie gitaarrock gespecialiseerde label dat gedurende zijn hoogtijdagen bands als Hüsker Dü, Sonic Youth, Black Flag, Dinosaur Jr. en Bad Brains onderdak bood. Dat maakt meteen duidelijk waar het uit Olympia (Washington) afkomstige viertal de inspiratie vandaan haalt, maar wat vanavond ook aan het licht komt is dat Milk Music nog een lange weg heeft te gaan om ook maar enigszins in de buurt te komen van hun voorbeelden. Aan het enthousiasme van het langharige gitaartandem ligt het niet, wel aan de songs die geen enkele keer aangekondigd worden alsof ze ongetwijfeld niet letterlijk maar wel figuurlijk geen naam mogen hebben. Wat zanger / gitarist Alex Coxen wel doet is na bijna ieder nummer op zijn horloge kijken want de toegestane speeltijd is beperkt. In het geval van Milk Music vind ik dat niet zo’n punt want de songs zijn allemaal nauwelijks van elkaar te onderscheiden en beklijven doen ze ook niet. De positieve berichtgeving die ik tot nu toe over Milk Music heb gelezen, kan ik dan ook moeilijk plaatsen. Of het moet zijn dat hun lijden voor hun ‘kunst’- de band heeft lucratieve deals afgeslagen om zo onafhankelijk en puur / punk mogelijk te blijven, waardoor ze geen cent te verteren hebben – mee wordt genomen in de beoordeling van hun muziek. Hoe dan ook, Milk Music heeft voorlopig weinig in de melk te brokkelen.  

Rich Aucoin is voor mij een grote onbekende en ’s mans optreden doet me beseffen dat ik eerlijk gezegd ook niet op zijn vriendschap zit te wachten. En dat terwijl Rich, op het podium geassisteerd door een staande drummer, zo graag een band met het publiek wil opbouwen. De show gaat van start met een visuele presentatie waarin iedereen in het zonnetje wordt gezet: de andere bands die vanavond optreden, de mensen die meewerken aan Indiestad en natuurlijk het publiek. De lovende teksten worden afgewisseld met een authentiek schokkerig filmpje, vastgelegd tijdens een of ander openluchtfestival zo lijkt het, waarin een eenling een maf, bijna bezeten dansje doet. Even later krijgt hij gezelschap van een tweede, een derde enzovoorts, totdat een sneeuwbaleffect ontstaat en iedereen staat mee te bewegen. Dit is wat Rich wil bewerkstelligen, nog maar eens onderstreept door teksten als “Let’s get loud”. Helaas heeft zijn electropop niet hetzelfde effect. Misschien wel omdat wat in het filmpje gebeurt een spontane actie lijkt, terwijl Rich veronderstelt dat je euforie kunt regisseren. Afijn, met het juiste songmateriaal zou het best kunnen, maar laat Rich die nou niet hebben. Het lijkt me verder wel een sympathieke gozer, en hij probeert het tenminste maar het publiek gaat niet uit zijn dak. Leuk dat er telkens een serie gekleurde lampjes oplicht, elke keer wanneer de drummer de snare of een bekken mept, maar eh… echt veel leuker dan dat wil het niet worden. 

Mijn verwachtingen voor Pond zijn op zijn zachts gezegd hooggespannen. Hun album “Beard, wives, denim” is een geheide kandidaat voor mijn cd eindejaarlijst en vooruitgesnelde berichten over hun goede live performance hebben me nog meer op scherp gezet. Niet alleen mij, want in de zich snel vullende bovenzaal hangt een bijna tastbare, gezonde spanning. Niemand wordt teleurgesteld, want Pond lost de verwachtingen moeiteloos in. Opener “Leisure pony” vliegt erin als een stormram, en ja, je voelt het gewoon aan je water dat zich hier een piek in de avond aandient. Zanger / toetsenist / gitarist / dwarsfluitist Nick Allbrook en gitarist Jay Watson zijn tevens collega’s in Tame Impala als respectievelijk bassist en drummer. Pond is beslist geen nevenhobby of een uitstapje maar een volwaardige, zelfstandige band en het zou me niet verbazen als Nick en Jay, gedwongen tot een keuze en niet eens met het mes op de keel, eerder voor Pond dan voor Tame Impala zouden kiezen. Dit lijkt me meer hun eigen ‘ding’, een vriendenclub die met zichtbaar plezier in psychedelische kleuren geverfde rock maakt. Ook zonder kennis van de connectie met Tame Impala valt iets van die band in Pond terug te horen, maar live is dat marginaal. Dan hoor ik toch eerder Pink Floyd – zowel post-Syd als de speelse versie met Syd voordat drugs de overhand kregen – vermengd met MC5. In “You broke my cool” haalt Nick de dwarsfluit tevoorschijn, gevolgd door – als ik me niet vergis! – “Frond” van het vorige album. Blikvanger is Nick, de kleinste en ielste van het stel, met het uiterlijk en lichaam van een dertienjarige inclusief de tegendraadse gezichten die zo’n puber soms kan trekken. Zijn haar knipt hij waarschijnlijk zelf en ik schat dat hij per jaar slechts zo’n 50 euro kwijt is aan kleren. Waarmee ik maar wil zeggen: dit is niet iemand die geeft om uiterlijk vertoon, en des te meer om muziek. De toegestane speeltijd bepaalt helaas dat na “Eye pattern blindness” een einde komt aan een veel te kort maar o zo overtuigend optreden – veertig minuten is niks voor een band als Pond – wat alleen maar doet hopen dat ze alsnog opduiken op het affiche van een der zomerfestivals die ik nog ga bezoeken. 

 Yacht is het geesteskind van Jona Bechtold die zichzelf en zijn drie bandleden met behulp van een groot projectiescherm aan het publiek voorstelt. Woonplaats en sterrenbeeld zijn daarbij inbegrepen. Een speciale vermelding krijgt Steve, de man die in de foyer T-shirts, cd’s en ander Yacht spul verkoopt. Steve heeft het niet druk gekregen, vermoed ik zo. De band stond al eerder in Paradiso, samen met LCD Soundsystem, waar Jona de aanwezigen even aan herinnert. Daarmee kan een bruggetje worden gemaakt naar het van LCDS bekende DFA label waar Yacht deel van uitmaakt en de vaarkoers van dit muzikale jacht. Het concert, onderdeel van een tournee ter promotie van laatste album “Shangri-la”, bevestigt waarom Yacht een DFA band is. Elektronische pop met een 80s floppy disk, new wave & no wave, beetje punkfunk, afijn, het behoort onmiskenbaar tot de muzikale familie die James Murphy als stamvader heeft. Zangeres Claire L. Evans – lang en in het wit – en koersbepaler Jona maken qua aanwezigheid op het schip de dienst uit. Het is niet allemaal van hetzelfde kaliber als LCD Soundsystem maar wel redelijk onderhoudend. 

Eigenlijk geloof ik het wel zo’n beetje maar vooruit, nog even een minuut of tien wachten, en dan kan ik de laatste band nog even meepikken : The Sheepdogs. Net als Rich Aucoin eerder op de avond voor mij een totaal onbekende band, maar ik weet snel genoeg of het uitdraait op een snelle exit dan wel een langer verblijf wegens aangenaam verrast. Het draait gelukkig uit op het laatste. Tijdens de soundcheck staat de voltallige band al op het podium, en het uiterlijk – baarden, snorren, lange haren, no nonsense kledij en een haarband om een krullenbol, door mij voor het eerst gezien op een albumhoes van Jethro Tull in de jaren zeventig, ahem – zijn een goede indicatie van wat er te wachten staat. Het vermoeden klopt als een bus want vanaf de eerste noot is het volvette seventies (southern) rock’n’roll met een beetje psychedelica wat de klok slaat. Het is dat ze uit Canada komen, want anders hadden ze zomaar “Sweet home Alabama” kunnen inzetten, terwijl in het hoogtepunt “Learn & burn” de geest van The Doors rondwaart. Zanger Ewan Currie zingt met gevoel en soul, en The Sheepdogs – een naam die ze welhaast aan een uiterlijk te danken moeten hebben – tonen zich doorgewinterde, hardwerkende en uitstekende musici. De band is niet uit op vernieuwing, wel op een solide show, roestvrije songs met harmoniezang en een groovy ritmesectie en vakmanschap. Hun aanstaande album schijnt te zijn geproduceerd door Patrick Carney, drummer van The Black Keys die na jarenlang ploeteren als een komeet omhoog zijn geschoten. Hopelijk zal die connectie The Sheepdogs meer bekendheid bezorgen want dat is ze gegund. De man die naast de zaaldeur, meteen na het optreden, een kartonnen doosje opentrekt met daarin cd’s à 10 euro het stuk, heeft in ieder geval met mij zijn eerste klant te pakken. Een puik slot van een Indiestadsbezoek. 

Meer foto’s hier!

zaterdag 12 mei 2012

A Place To Bury Strangers - Maastricht : Muziekgieterij : donderdag 03 mei 2012

A place to bury strangers. Waar zou je zoiets normaal gesproken doen? In het centrum van een stad of toch op een meer afgelegen plek? Zeer waarschijnlijk het laatste. Dat komt dan goed uit. Want van de Muziekgieterij in Maastricht kun je een hoop zeggen, maar niet dat het centraal gelegen is. Toen ik een aantal weken geleden tot mijn even grote verbazing als aangename verrassing las dat A Place To Bury Strangers naar Maastricht zou komen, had ik me meteen voorgenomen ernaartoe te gaan. Kompaan commando Billy had er ook wel oren naar. Nu even nog uitzoeken waar die Muziekgieterij gelegen was. Volgens een gemeenschappelijke vriend was het vanaf het station goed te belopen. Dat bleek een misvatting. Want ANWB routeplanner kwam uit op een ‘wandeling’ van afgerond 36 minuten. En daar hadden we niet zo’n trek in. Met de bus dan maar, want vanaf de halte waar we moesten uitstappen, zou het dan nog slechts 9 minuten lopen zijn. Dan moet je wel weten welke kant je dient op te lopen natuurlijk. Helaas hadden we ons op dat punt wat minder goed voorbereid. Dan maar even vragen aan twee voorbijfietsende jongedames. “Bankastraat? Nooit van gehoord…” Gelukkig doet de naam Muziekgieterij wel een belletje rinkelen. “Daar doen ze toch van die muziekdingen en zo? Ben ik wel eens geweest.” Gelukkig waren we niet op zoek naar de Azijnfabriek, anders zou je zo maar naar een industrieterrein kunnen worden verwezen. Na een wandeling van toch iets meer dan 9 minuten herkent commando Billy een gebouw van een foto op de website van de Muziekgieterij. Als we naderbij komen, horen we muziek. Bij de ingang staat een caravan die dienst doet als kassa en even later zijn we een polsbandje rijker. Grappig, zoiets krijgen we normaal gesproken alleen op festivals. Eenmaal binnen is het een leuk weerzien met diverse vrienden en bekenden. Oftewel: a place to meet friends.

Voorprogramma Eins, Zwei, Orchestra laten we voor wat het is. Bijkletsen onder het genot van een alcoholische versnapering geniet de voorkeur. Opeens schiet een mij bekende figuur voorbij. Het is Oliver Ackermann, zanger/gitarist van A Place To Bury Strangers. Hij is net te snel om hem nog even te complimenteren met een simpele, omhoog gestoken duim. Er wacht een soundcheck die gelukkig redelijk snel wordt afgehandeld. Een kleine twintig minuten later dan aangekondigd wordt het zaallicht gedempt. Op het podium blijft het redelijk donker. Het meeste licht is afkomstig van de fragmentarische filmpjes die op een doek achter de band worden geprojecteerd. Het verschaft het concert een visuele meerwaarde. Niet dat het nodig is, want APTBS heeft een reputatie waar te maken op auditief gebied. Waarmee bedoeld wordt: knetterharde gitaarterreur. Gelukkig ben ik voorbereid want dit is de vierde keer dat ik de band live meemaak. De oordoppen zijn dan ook meegenomen…

Zo extreem hard als tijdens mijn eerste APTBS concert – de bovenzaal van Paradiso, mei 2008, hier te lezen in verminkte versie ‘dankzij’ weblog.nl – wordt het (gelukkig) niet, en dus, gekoppeld aan het feit dat ik uit voorzorg achterin de zaal sta, kunnen de oorbeschermers met enige voorzichtigheid uit hun tijdelijke onderkomen worden gehaald. Voor me zie ik echter nog diverse mensen die het er liever niet op wagen. Het heeft iets onmiskenbaars cool, stoer en rock’n’roll over zich om te worden betiteld als ‘the loudest band in New York’, maar als de reputatie van APTBS alleen maar gestoeld zou zijn op lawaai maken, dan waren ze niet meer dan een ‘novelty act’. En het publiek zou het kunstje dan snel genoeg gezien en vooral gehoord hebben. Gelukkig beseft de band dat zelf ook. Want net zoals hun twee belangrijkste invloeden – My Bloody Valentine en The Jesus And Mary Chain – dat voor hun deden, gebruikt APTBS de uit Ackermanns gitaar – via en met dank aan zijn zelfgemaakte / aangepaste pedaaleffecten – voort spuwende en ruimte vullende ‘noise’ als een extra instrument dat elk nummer van een eigen nieuwe dimensie voorziet. 

De zang golft door de geluidsmuur heen, met hier en daar herkenbare tekstflarden. Bassist Dion en drummer Jay zorgen voor de ritmische basis maar de aandacht ligt vooral op Ackermann die met zijn gitaar zwiept en zwaait, omhoog de lucht in houdt en flink laat razen. Zeker wanneer dat gepaard gaat met een flikkerende stroboscoop, levert dat fascinerende beelden op. De apotheose wordt gevormd door een lang uitgesponnen nummer, waarin Ackermann alle gelegenheid krijgt om zijn gitaar te geselen. Na een dik uur kunnen alle oordoppen terug in de zak, want ‘een toegift’, zo verzeker ik mijn buurman, ‘geven ze normaal gesproken niet’. Maar dit is geen normale avond, want de band komt terug om nog een nummer te spelen. Buiten de zaal zie ik – net als voorafgaande aan het concert – een mij bekend iemand voorbijsnellen. Het is Oliver Ackermann en ditmaal lukt het me wel hem aan te spreken, sterker nog, me even backstage in te lullen voor een kort praatje en een foto. “Awesome!” zegt hij in een opvallend jolige bui als ik hem het resultaat laat zien, en tevens een prima ‘in één woord’ samenvatting van het concert. Onze in onverminderd marstempo ingezette voettocht naar het station – gelukkig nog net op tijd voor de laatste trein – mag dan een stuk minder ‘awesome’ zijn, maar soms moet je wat over hebben, zoals een goede conditie, om in ‘the place to be’ te zijn geweest.

Meer foto’s hier!

April 2012

CD’s

PAUL WELLER – Sonik kicks sample
51 is hij inmiddels maar een gezapige ouwe lul is Paul Weller allesbehalve. Dat bewijst hij wel met “Sonik kicks”, zijn elfde album. De titel is veelzeggend want aan het songmateriaal valt af te horen dat Weller er als een jonge hond een kick van krijgt om zijn eigen muzikale spectrum te verbreden en daarbij het experiment niet te schuwen, en op de luisteraar slaat die kick over. Psychedelica duikt diverse malen op (“Drifters”, “Dragonfly”), al dan niet vermengd met andere stijlen zoals Krautrock (“Green”) of new wave (“Around the lake”). “Study in blue” klinkt dan weer als The Style Council op de reggae tour met een paddo achter de kiezen en single “That dangerous age” had uit de koker van Blur kunnen komen. Wie de albumversie koopt met extra tracks kan genieten van een stukje aangename discopop getiteld “Starlite”. Jammer voor degenen die hopen dat Weller ooit The Jam weer bij elkaar schraapt, maar in deze creatieve modus heeft de vijftiger daar geen enkele reden toe. 

ALABAMA SHAKES – Boys & girls sample
Deze tijd vorig jaar nog een onbekend bandje, doch anno 2012 staan alle schijnwerpers op ze gericht. En zangeres Brittany Howard, zij met de soulvolle Joplin Redding stembanden, hoeft voorlopig niet meer naar haar oude baantje van postbezorger terug te keren. Het viertal uit – jawel – Alabama presenteert nu het debuutalbum, waarop alle vier de tracks (o.a. “Hold on”, “On your way”) van een eerder verschenen EP te vinden zijn. De songs klinken allemaal even authentiek als de soul en ‘classic rock’ waar ze op geënt zijn, en wie niet beter weet zou de plaat in tijd plaatsen ergens tussen ’67 en ’73. Geen modernisme te bekennen dus, maar gelukkig evenmin een pastiche. “Boys & girls” doet niet moeilijk, is geloofwaardig, consistent, vrij van gimmicks en het zit solide in elkaar met Howard als degene die het verschil maakt. Lekkere plaat. 

HOODED FANG – Tosta mista sample
Eén van de bands waar ik naar uitkijk op het aanstaande London Calling festival is het uit Canada afkomstige viertal Hooded Fang. Dat is te danken aan dit lekkere kort (slechts 23 minuten) maar krachtige in 60s garagerock ondergedompelde plaatje – hun tweede na het in 2010 verschenen “Album” – dat precies de juiste mengverhoudingen bezit van gruizig, rammelend, charmant en opgewekt. Zanger / gitarist Daniel Lee is de belangrijkste leverancier van het songmateriaal, en hij lijkt de even in wezen simpele als ook aanstekelijke liedjes moeiteloos uit de mouw te schudden zoals het titelnummer, “ESP” en “Jubb”.

KILLING JOKE - MMXII sample
Dertig jaar geleden vertrok Killing Joke frontman Jaz Coleman naar IJsland om daar de door hem voorspelde Apocalyps te overleven. Zoals bekend bleef die uit, maar nu dient zich – als we de Maya kalender moeten geloven – een nieuwe ‘kans’ aan, en reden om het nieuwe album (opnieuw in de oorspronkelijke bezetting) naar dit jaar te vernoemen. De sombere tijden bieden Jaz genoeg inspiratie voor tekstmateriaal dat hij brullend dan wel zingend (zoals in de medio 80s periode) ten gehore brengt. Muzikaal ligt de plaat in het verlengde van voorganger “Absolute dissent”, maar KJ grijpt ook diverse malen terug op herkenbare motieven uit het eigen verleden met albums als “Night time” en “Pandemonium”. Het door postpunk, industrial en elektronische rock bepaalde resultaat maakt een geïnspireerde indruk en toont aan dat KJ ondanks zijn leeftijd nog uitermate vitaal is. Met nummers als “Pole shift”, “Glitch” en “Rapture” bijvoorbeeld gaat de band beslist 2012 overleven, of Jaz dat nou leuk vindt of niet…

NTJAM ROSIE – Elle sample
Met dank aan “De zwarte lijst” van NTR waar ik voor het eerste kennismaakte met het Rotterdams zang talent Ntjam Rosie. Ze timmert al een aantal jaren aan de weg, en “Elle” is haar vorig jaar verschenen tweede album waarop jazz, soul en ‘chill out’ elkaar op een aangename, lichtvoetige manier hebben gevonden. De stem van de geïnspireerd zingende Ntjam Rosie sluit daar naadloos op aan. Nieuwe wegen binnen het genre worden niet ingeslagen – Ntjam ruilt hooguit in twee nummers het Engels in voor het Frans – maar de plaat luistert van begin tot eind zo lekker (onbekommerd) weg dat je die constatering voor lief neemt. “Elle” is een plaat als een warm bad, gevuld met onder andere Sade, Eryka Badu, Stevie Wonder en exotisch fruit uit bijvoorbeeld Brazilië.  

A PLACE TO BURY STRANGERS – Onwards to the wall sample
“Onwards to the wall” mag dienen als een voorproefje van het binnenkort te verschijnen derde album “Worship” waarop het rond Oliver Ackermann geformeerde noise trio opnieuw van leer trekt met aan My Bloody Valentine, The Jesus And Mary Chain en in iets mindere mate Joy Division en The Cure schatplichtige gitaarterreur zoals opener “I lost you” ondubbelzinnig duidelijk maakt. Dat er een bezettingswisseling heeft plaatsgevonden, is niet van invloed geweest op het geluid, want dat verschilt niet wezenlijk van wat de band op eerdere releases liet horen. Vertrouwd lawaai dus, maar nog steeds de moeite waard.

Singles

FUTURE UNLIMITED – EP sample
Laat je niet op het verkeerde been zetten door vergelijkingen met bands als New Order, The Killers en Depeche Mode die her en der worden gemaakt als het gaat om het vastpinnen van de sound van Future Unlimited. Want waar FU – standplaats: Nashville – mij toch vooral aan doet denken is een beduidend minder hippe band uit het verleden (daar ga je dan met die aan de toekomst refererende bandnaam…): A Flock Of Seagulls. Zonder het in het oog springende kapsel van de zanger of die te grote bril van de gitarist van laatstgenoemde, maar wel met die typische, makkelijk verteerbare new wave meets (synth)pop sound. Toegegeven, stukjes en beetjes hebben trekjes van in de eerste zin genoemde bands, en soms, zoals in “Golden”, is FU bijna niet te onderscheiden van een heuse 80s act. Doch zolang dat goede muziek oplevert, is er eigenlijk geen reden tot klagen. En dan zou de ‘future’ voor deze band dus best eens geen grenzen kunnen hebben…

TROUMACA – The gems EP sample
De Pukkelpop line-up voor dit jaar begint steeds meer gestalte te krijgen en daarbij vind ik het altijd leuk om tussen de klein geletterde namen die van nieuwe bands te zien die mijn interesse hebben gewekt. Zoals Troumaca, een band uit Birmingham die debuteert met deze interessante EP die sterk van start gaat met het swingende “Fire”, aangestookt door een winnende combinatie van drum’n’bass en indie en de expressieve stem van zanger Sam Bayliss. Qua sfeer is er een zekere verwantschap met “Pala” van Friendly Fires. Ook de andere twee nummers (“Sanctify” en de ‘chille’ instrumental “Layou”) zijn de moeite waard. De titel van de EP (gems = edelstenen) is goedgekozen, want het zijn juweeltjes van songs. En helemaal mooi meegenomen is dat de EP gratis is te downloaden via hun website. Afijn, tot ziens in – naar ik vermoed – Club of Chateau!  

ALABAMA SHAKES – Be mine sample
Een single op het door Jack White opgezette “Third Man Records” label, en de eerste vinyl release voor de band. Geen studio-opnames, want zowel A (“Be mine”) als B-kant (“You ain’t alone”) zijn live – met publiek erbij – vastgelegd. En goed ook, want je krijgt het idee alsof je erbij bent. De songs staan allebei ook op het album, maar hun live incarnatie maakt pas echt nieuwsgierig naar het zien en horen van de band op een podium.

dinsdag 1 mei 2012

Motel Mozaïque - Rotterdam : Rotown, Rotterdamse Schouwburg : vrijdag 20 april 2012

De laatste jaren pik ik van Motel Mozaïque toch wel een avondje of twee mee, soms tot het late einde. Dit keer ben ik er slechts in bescheiden mate bij, en beperkt mijn motelbezoek zich tot een schamel aantal uurtjes op de vrijdag. De oogst is dan ook mager: ik zie welgeteld twee bands en pik een stukje mee van een artistieke performance. Een combinatie van ongelukkige timing en andere, reeds eerder geplande activiteiten. Gelukkig ‘mis’ ik relatief weinig in de zin dat ik veel van de bands en artiesten die me interesseren al eens live heb gezien. Toch is het juist een band die ik al eens eerder zag, weliswaar vijf jaar geleden, die een reis naar Rotterdam erg de moeite waard maakt.

Nadat ik op het Schouwburgplein mijn ticket heb ingewisseld voor een polsbandje, vervolg ik mijn weg naar Rotown, een van de 15 locaties waar iets te beleven valt. Die liggen overigens niet allemaal vlak bij elkaar, en een fiets zou in sommige gevallen best handig zijn geweest. Daarbij ben ik bepaald niet bekend met de Rotterdamse binnenstad. In het gratis programmaboekje is weliswaar een plattegrond te vinden maar een aantal locaties staan daarop niet eens op straatniveau aangegeven. Kortom: zoek het zelf maar uit. Gelukkig ken ik Rotown van eerdere bezoeken, en is het erg makkelijk te vinden. De zaal puilt uit wanneer de eerste band van de avond haar opwachting maakt: White Rabbits. Is dat omdat iedereen ze zo graag wil zien? Voor een deel gaat dat op, maar ik krijg sterk de indruk dat de meeste bezoekers vooral elkaar wil zien. En storender nog: elkaar wil spreken. Jammer… Hoe dan ook, dit sextet uit Brooklyn, NY heb ik pas vrij recentelijk leren kennen dankzij hun derde album “Milk famous”. “De plaat bevat indierock waar vooral stukjes en beetjes van Radiohead in te herkennen zijn (“Hold it to the fire”, “Are you free”) die echter zijn gebruikt als creatieve bouwstenen om tot een eigen smoelwerk te komen”, citeer ik mezelf gemakshalve. Vergelijkingen met de band Spoon zijn evenmin van de lucht, zo heb ik begrepen, maar aangezien ik die alleen van naam ken, kan ik dat beamen noch ontkrachten. De band is vanochtend per vliegtuig aangekomen in Nederland, geslapen hebben ze nog niet en vandaar dat ze zich wat ‘weird’ voelen, laat zanger Stephen Patterson weten. Dat is niet te merken, want vanaf openingssong “Heavy metal” maken ze een gedegen indruk. De setlist leunt overwegend op “Milk famous” met sterke uitvoeringen van onder meer “Temporary” en “I’m not me”. Er wordt regelmatig van instrumentarium gewisseld, en af en toe maakt de band gebruik van twee drums wat voor enige visuele meerwaarde zorgt. Het klinkt en ziet er allemaal solide uit, en met een toegift wordt het concert overtuigend afgesloten, maar een gevoel van euforie blijft uit.

Na het optreden wurm ik me een weg naar buiten en begeef ik me naar de Stadsschouwburg. Meer om daar de tijd te doden, wat rond te hangen en een sanitaire stop te maken dan dat er iets interessants op het programma staat. In de foyer houd ik staande bij de performance van t.r.a.n.s.i.t.s.c.a.p.e. uit België. Wat ik zie zijn twee enorme condoomachtige gevallen en een houten loket. In de ene ‘condoom’ dansen twee langharige jongedames in identieke rode jurkjes, in de ander maakt een man een monotone loopbeweging zonder van zijn plaats te komen. Voor hem staat een zuurstoftank, achter hem staat een Aziatische knul met ontbloot bovenlijf de binnenkant van het omhulsel met witte verf te voorzien van Oosterse karaktertekens. Later zal de Aziaat de andere man met een verfroller bewerken. Tussen de condooms door dansen een breed glimlachende neger en een negerin op expressieve wijze, om een tijd later zichzelf in doorzichtige folie te hullen. Noem me een cultuurbarbaar, maar ik kan er geen chocolade van maken. De uitleg heb ik zodoende van hun website moeten spieken: de multidisciplinaire installatieperformance Urban Distortions combineert dans, live muziek en architectuur in een poging om de steden Hong Kong, Brussel en Mtwapa (Kenia) te decoderen en te portretteren. In de voorstelling van t.r.a.n.s.i.t.s.c.a.p.e. stappen de dansers en muzikanten in grote opblaasbare ballonnen en verkennen grenzen, snelheden en bewegingen. Afijn, weet u dat ook. Goed dat je als toeschouwer in de gelegenheid wordt gesteld dit te ontdekken, maar het zal Jan met de pet, laat staan Henk en Ingrid, alleen maar in de overtuiging sterken dat kunst een linkse hobby is en er tot op de laatste cent op bezuinigd dient te worden.

‘Dankzij’ het proces van meervoudige moordenaar Anders Breivik staat Noorwegen de laatste tijd op een minder aangename kant in het nieuws, dus hoog tijd om die balans eventjes vlot te trekken. Het vierkoppige gezelschap 120 Days doet zelfs meer dan dat: ze stuwen zichzelf omhoog naar een hoogtepunt. De verwachtingen lagen bij ondergetekende hoog, want de herinneringen aan een fantastisch optreden op Pukkelpop (2007) zijn nog altijd springlevend. Het nieuwe album, simpelweg “II” geheten, hebben de verwachtingen verder opgeschroefd, en die worden vanavond moeiteloos ingelost. De zaal is lang niet zo gevuld als bij White Rabbits. Enerzijds jammer, want 120 Days verdient een volle bak, anderzijds zijn we nu wel verlost van een hoop zwetsende toeschouwers. Waarbij ik me dan wel goed kan voorstellen dat de band de kletsers zowel aan het zwijgen als aan het dansen had gekregen. Stilstaan is namelijk geen optie met de energieke, opwindende mix van electrorock, Underworld, en Giorgio Moroder. Het is daarom ook zo sneu dat niet stilstaan voor mij ook een andere betekenis kent: de laatste trein huiswaarts wacht niet, en dus moeten op een gegeven moment de dansende voeten switchen naar lopende voeten… richting station. Een T-shirt zit er helaas niet in, want de band heeft geen merchandise in aanbod. Hopelijk hoef ik tot aan mijn volgende ontmoeting met 120 Days niet weer vijf jaar te wachten, want dit was opnieuw erg de moeite waard!

Meer foto’s hier!