woensdag 23 mei 2012

Indiestad - Amsterdam : Paradiso : maandag 14 mei 2012

Tien dagen lang, van14 t/m 23 mei, organiseert Paradiso onder de naam Indiestad op meerdere locaties in de hoofdstad optredens van indie bands / artiesten en indie initiatieven. “Bijzonder, grensverleggend, hip en hartverwarmend”, zoals men zelf beweert. Of dat inderdaad zo is, kan ik op de eerste dag van het meerdaagse festival aan den lijve ervaren. Wat locaties betreft, kom ik niet verder dan Paradiso zelf, maar daar spelen dan ook deze avond de bands die ik wil zien. Met elkaar telkens in de grote en kleine zaal opeenvolgende optredens, ervaar ik het als een soort voorbereiding op het tweedaagse, binnen het Indiestad geheel opgenomen London Calling festival, dat al sinds jaar en dag hetzelfde concept hanteert. Vanavond is het gelukkig minder uitputtend, want ‘slechts’ acht bands maken de totale line-up uit. Van die acht zie ik er bovendien maar zes want er moet eerst nog gewerkt en daarna een stuk gereisd worden. Bij mijn eerste band van de avond val ik zo’n beetje halverwege binnen. Op het podium staat een band met de naam Francois And The Atlas Mountains, een gemengd gezelschap van Fransen en Britten. Een verenigd Europa staat in huidige tijden onder druk maar deze samenwerking biedt perspectief. En dat schijnbaar al vijf albums lang, terwijl ik slechts één nummer ken (“Piscine” van een NME Radar compilatie). Geen idee hoe de stemming was in de helft die ik heb gemist, maar wanneer ik de zaal binnenkom, maakt FATAM op het podium een energieke, uitgelaten indruk met muziek waarin ritmische, Afrikaans aandoende percussie een belangrijke rol speelt, en flarden Animal Collective en Vampire Weekend voorbij zweven. Het publiek hebben ze mee en ik zie na afloop dan ook diverse mensen met hun laatste cd “E volo love” in de hand.

Als Milk Music dertig jaar eerder was ‘geboren’, dan hadden ze goede kans gemaakt te zijn ingelijfd door SST Records, het in Amerikaanse indie gitaarrock gespecialiseerde label dat gedurende zijn hoogtijdagen bands als Hüsker Dü, Sonic Youth, Black Flag, Dinosaur Jr. en Bad Brains onderdak bood. Dat maakt meteen duidelijk waar het uit Olympia (Washington) afkomstige viertal de inspiratie vandaan haalt, maar wat vanavond ook aan het licht komt is dat Milk Music nog een lange weg heeft te gaan om ook maar enigszins in de buurt te komen van hun voorbeelden. Aan het enthousiasme van het langharige gitaartandem ligt het niet, wel aan de songs die geen enkele keer aangekondigd worden alsof ze ongetwijfeld niet letterlijk maar wel figuurlijk geen naam mogen hebben. Wat zanger / gitarist Alex Coxen wel doet is na bijna ieder nummer op zijn horloge kijken want de toegestane speeltijd is beperkt. In het geval van Milk Music vind ik dat niet zo’n punt want de songs zijn allemaal nauwelijks van elkaar te onderscheiden en beklijven doen ze ook niet. De positieve berichtgeving die ik tot nu toe over Milk Music heb gelezen, kan ik dan ook moeilijk plaatsen. Of het moet zijn dat hun lijden voor hun ‘kunst’- de band heeft lucratieve deals afgeslagen om zo onafhankelijk en puur / punk mogelijk te blijven, waardoor ze geen cent te verteren hebben – mee wordt genomen in de beoordeling van hun muziek. Hoe dan ook, Milk Music heeft voorlopig weinig in de melk te brokkelen.  

Rich Aucoin is voor mij een grote onbekende en ’s mans optreden doet me beseffen dat ik eerlijk gezegd ook niet op zijn vriendschap zit te wachten. En dat terwijl Rich, op het podium geassisteerd door een staande drummer, zo graag een band met het publiek wil opbouwen. De show gaat van start met een visuele presentatie waarin iedereen in het zonnetje wordt gezet: de andere bands die vanavond optreden, de mensen die meewerken aan Indiestad en natuurlijk het publiek. De lovende teksten worden afgewisseld met een authentiek schokkerig filmpje, vastgelegd tijdens een of ander openluchtfestival zo lijkt het, waarin een eenling een maf, bijna bezeten dansje doet. Even later krijgt hij gezelschap van een tweede, een derde enzovoorts, totdat een sneeuwbaleffect ontstaat en iedereen staat mee te bewegen. Dit is wat Rich wil bewerkstelligen, nog maar eens onderstreept door teksten als “Let’s get loud”. Helaas heeft zijn electropop niet hetzelfde effect. Misschien wel omdat wat in het filmpje gebeurt een spontane actie lijkt, terwijl Rich veronderstelt dat je euforie kunt regisseren. Afijn, met het juiste songmateriaal zou het best kunnen, maar laat Rich die nou niet hebben. Het lijkt me verder wel een sympathieke gozer, en hij probeert het tenminste maar het publiek gaat niet uit zijn dak. Leuk dat er telkens een serie gekleurde lampjes oplicht, elke keer wanneer de drummer de snare of een bekken mept, maar eh… echt veel leuker dan dat wil het niet worden. 

Mijn verwachtingen voor Pond zijn op zijn zachts gezegd hooggespannen. Hun album “Beard, wives, denim” is een geheide kandidaat voor mijn cd eindejaarlijst en vooruitgesnelde berichten over hun goede live performance hebben me nog meer op scherp gezet. Niet alleen mij, want in de zich snel vullende bovenzaal hangt een bijna tastbare, gezonde spanning. Niemand wordt teleurgesteld, want Pond lost de verwachtingen moeiteloos in. Opener “Leisure pony” vliegt erin als een stormram, en ja, je voelt het gewoon aan je water dat zich hier een piek in de avond aandient. Zanger / toetsenist / gitarist / dwarsfluitist Nick Allbrook en gitarist Jay Watson zijn tevens collega’s in Tame Impala als respectievelijk bassist en drummer. Pond is beslist geen nevenhobby of een uitstapje maar een volwaardige, zelfstandige band en het zou me niet verbazen als Nick en Jay, gedwongen tot een keuze en niet eens met het mes op de keel, eerder voor Pond dan voor Tame Impala zouden kiezen. Dit lijkt me meer hun eigen ‘ding’, een vriendenclub die met zichtbaar plezier in psychedelische kleuren geverfde rock maakt. Ook zonder kennis van de connectie met Tame Impala valt iets van die band in Pond terug te horen, maar live is dat marginaal. Dan hoor ik toch eerder Pink Floyd – zowel post-Syd als de speelse versie met Syd voordat drugs de overhand kregen – vermengd met MC5. In “You broke my cool” haalt Nick de dwarsfluit tevoorschijn, gevolgd door – als ik me niet vergis! – “Frond” van het vorige album. Blikvanger is Nick, de kleinste en ielste van het stel, met het uiterlijk en lichaam van een dertienjarige inclusief de tegendraadse gezichten die zo’n puber soms kan trekken. Zijn haar knipt hij waarschijnlijk zelf en ik schat dat hij per jaar slechts zo’n 50 euro kwijt is aan kleren. Waarmee ik maar wil zeggen: dit is niet iemand die geeft om uiterlijk vertoon, en des te meer om muziek. De toegestane speeltijd bepaalt helaas dat na “Eye pattern blindness” een einde komt aan een veel te kort maar o zo overtuigend optreden – veertig minuten is niks voor een band als Pond – wat alleen maar doet hopen dat ze alsnog opduiken op het affiche van een der zomerfestivals die ik nog ga bezoeken. 

 Yacht is het geesteskind van Jona Bechtold die zichzelf en zijn drie bandleden met behulp van een groot projectiescherm aan het publiek voorstelt. Woonplaats en sterrenbeeld zijn daarbij inbegrepen. Een speciale vermelding krijgt Steve, de man die in de foyer T-shirts, cd’s en ander Yacht spul verkoopt. Steve heeft het niet druk gekregen, vermoed ik zo. De band stond al eerder in Paradiso, samen met LCD Soundsystem, waar Jona de aanwezigen even aan herinnert. Daarmee kan een bruggetje worden gemaakt naar het van LCDS bekende DFA label waar Yacht deel van uitmaakt en de vaarkoers van dit muzikale jacht. Het concert, onderdeel van een tournee ter promotie van laatste album “Shangri-la”, bevestigt waarom Yacht een DFA band is. Elektronische pop met een 80s floppy disk, new wave & no wave, beetje punkfunk, afijn, het behoort onmiskenbaar tot de muzikale familie die James Murphy als stamvader heeft. Zangeres Claire L. Evans – lang en in het wit – en koersbepaler Jona maken qua aanwezigheid op het schip de dienst uit. Het is niet allemaal van hetzelfde kaliber als LCD Soundsystem maar wel redelijk onderhoudend. 

Eigenlijk geloof ik het wel zo’n beetje maar vooruit, nog even een minuut of tien wachten, en dan kan ik de laatste band nog even meepikken : The Sheepdogs. Net als Rich Aucoin eerder op de avond voor mij een totaal onbekende band, maar ik weet snel genoeg of het uitdraait op een snelle exit dan wel een langer verblijf wegens aangenaam verrast. Het draait gelukkig uit op het laatste. Tijdens de soundcheck staat de voltallige band al op het podium, en het uiterlijk – baarden, snorren, lange haren, no nonsense kledij en een haarband om een krullenbol, door mij voor het eerst gezien op een albumhoes van Jethro Tull in de jaren zeventig, ahem – zijn een goede indicatie van wat er te wachten staat. Het vermoeden klopt als een bus want vanaf de eerste noot is het volvette seventies (southern) rock’n’roll met een beetje psychedelica wat de klok slaat. Het is dat ze uit Canada komen, want anders hadden ze zomaar “Sweet home Alabama” kunnen inzetten, terwijl in het hoogtepunt “Learn & burn” de geest van The Doors rondwaart. Zanger Ewan Currie zingt met gevoel en soul, en The Sheepdogs – een naam die ze welhaast aan een uiterlijk te danken moeten hebben – tonen zich doorgewinterde, hardwerkende en uitstekende musici. De band is niet uit op vernieuwing, wel op een solide show, roestvrije songs met harmoniezang en een groovy ritmesectie en vakmanschap. Hun aanstaande album schijnt te zijn geproduceerd door Patrick Carney, drummer van The Black Keys die na jarenlang ploeteren als een komeet omhoog zijn geschoten. Hopelijk zal die connectie The Sheepdogs meer bekendheid bezorgen want dat is ze gegund. De man die naast de zaaldeur, meteen na het optreden, een kartonnen doosje opentrekt met daarin cd’s à 10 euro het stuk, heeft in ieder geval met mij zijn eerste klant te pakken. Een puik slot van een Indiestadsbezoek. 

Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten