LOWLINE – Lowline
THE MUSIC – The last dance : live
DOG IS DEAD – Your childhood
LOWLINE – Lowline
THE MUSIC – The last dance : live
DOG IS DEAD – Your childhood
Wolf Gang – nom de plume van Max McElligott – mag in de Marquee het spits afbijten met zijn indie pop. Hij heeft de liedjes, single “Dancing with the devil” in het bijzonder, met “Lions in cages” als goede tweede, en zijn voorkomen is sympathiek genoeg om hem te willen doen slagen. Maar ja, op de een of andere wijze glijdt het van me af als water van een eend. Het is niet slecht maar ik vind het evenmin voor herhaling vatbaar. Ach ja, het is pas de allereerste act, denk ik maar, geen man overboord. Commando Billy en ik slenteren richting de speciale bierentent voor een welkome consumptie, de rest gaat naar een volgend bandje kijken, weet het nog niet of eh… gaat naar een hotel.
Van ‘lekker wijf’ naar Trophy Wife, een trio – maar live uitgebreid met een extra mankracht –
uit Oxford dat ik afgelopen mei op London Calling een heel aardig optreden zag geven. De muziek is verwant aan Hot Chip, en heel af en toe sluipt er iets doorheen wat riekt naar Vampire Weekend. De songs hebben een stuwende ‘drive’ en met hun zelf bedachte omschrijving ‘kantoordisco’ doen ze zichzelf, ofschoon vast met een zweem van ironie bedoeld, toch echt tekort.De bandnaam Destroyer roept associaties op met punk, metal, hardrock of ander hard spul, maar achter dat stoere alias gaat een eenling schuil die je eerder zou verwachten in een metrotunnel met een akoestische gitaar om zijn schouders met voor zich een verfomfaaid hoedje zodat passanten er een muntje in kunnen werpen. In werkelijkheid maakt Dan Bejar, want zo heet onze eenling, die op de bühne de hulp heeft ingeroepen van een handvol musici, door de jaren tachtig beïnvloedde muziek. Denk daarbij aan pastelkleurige colbertjes met opgestroopte mouwen, zoals in genoemd tijdperk de bovengrondse mode was. Jammer dat we die vorm van uiterlijk vertoon dan weer niet terugzien bij de morsig ogende en met weinig bühneperformance behepte Destroyer want dan was ik misschien iets langer blijven hangen dan die anderhalve song. Mijn korte verblijf in de Chateau tent is niettemin geslaagd te noemen want bij het binnenwandelen stuit ik bij toeval op Ed Macfarlane, de frontman van Friendly Fires, één van de bands die ik beslist wil zien vandaag. Ik maak een praatje met Ed, geef mijn complimenten voor nieuwe album “Pala”, geef aan me erg te verheugen op het optreden later op de dag en laat me door commando Billy met Ed op de foto zetten. Maar goed ook, want meer dan dit stukje Friendly Fires maak ik niet mee vandaag.
Twee jaar terug was ik getuige van een goed optreden van Glasvegas op Pukkelpop. Nu zijn ze weer terug en gepromoveerd tot het hoofdpodium. In de tussenliggende tijd zijn ze van vrouwelijke drummer gewisseld, zanger James Allan heeft zijn geheel zwarte kloffie ingeruild voor een geheel witte en ze hebben een tweede album uitgebracht. De aanschaf daarvan heb ik, in tegenstelling tot de voorganger, geen moment overwogen. De nieuwe is me te pompeus, ‘over the top’ dramatisch en meer van hetzelfde maar dan minder. En ik ben er gewoon klaar mee. Kan gebeuren. Ik hoor “Geraldine” en ik denk: “Zo kan het dus ook.”
De Amerikaanse punkband The Black Pacific (met voormalig Pennywise zanger Jim Lindberg, dus dan weet je al in welke hoek je het moet zoeken) komt de twijfelachtige eer toe de laatste band te zijn die we dit festival gaan zien, al weten we dat dan nog niet. Ze vormen niet meer dan een terloops tussenstation voor de bands die ik eigenlijk wil zien en aanstonds gaan beginnen: Miles Kane en The Smith Westerns. Daar laatstgenoemde als eerste op onze route ligt – de Chateau tent – en ik Miles al eens heb gezien, zal de Chateau de volgende halte worden. Doch dan wordt onze aandacht getrokken door een kale man in zwarte kledij die op het zo goed als verlaten grasterrein rechts van The Shelter s
taat. Hij maakt gebaren, kijkt recht voor zich uit, en hij lijkt in zichzelf te praten. Dan zien we dat hij gefilmd wordt. We komen wat dichterbij en de kale man begint me opeens bekend voor te komen. Dat lijkt wel… nee, dat kan niet… of toch… krijg nou wat, dat is ‘m!Een fikse overtrekkende bui, maar meer ook niet, zo denken commando Billy en ik. We zien zelfs de humor wel in van het met een stel onbekende lotgenoten opeengepakt staan in een knusse, met lampjes versierde containerachtige setting, terwijl vuistdikke hagelstenen tegenover onze schuilplek op de grond kletteren. Presentator Luc Janssen staat op een meter van ons af met een bedenkelijk gezicht te wachten tot de bui is overgewaaid. Met opgewonden verbazing zien we de donkere lucht aan die langzaamaan weer een normale kleur krijgt. Commando Billy probeert aan te pappen met een productieassistente. De kapsters van Salon Fou kunnen rekenen op onze steelse blikken. Business as usual. Balen en toch ook lachen om het grasterrein waar we zo meteen niet over terug kunnen lopen maar doorheen moeten waden. Dat er uiteindelijk niets te lachen valt, wordt een beetje duidelijk wanneer een van de kapsters na de weersopklaring een telefoontje krijgt en begint te huilen. We weten niet waar het over gaat, maar op de een of andere manier voelt het aan alsof het iets met het noodweer te maken heeft. Daarna soppend over het grasterrein rondom The Shelter, nog niets aan de hand behalve doorweekte sokken. Een stel jongens dat bijna triomfantelijk een afgewaaide tak omhoog houdt. Dan zien we een boom die deels op The Shelter lijkt te zijn gevallen. Opmerkelijk maar niet dramatisch. Opeens valt op dat we nergens muziek horen. Wanneer we de Marquee aan het passeren zijn, zien we voor ons iets vreemds. We kijken uit op een soort verfomfaaide, platte bult op de plek waar normaal gesproken de Chateau staat. Dan komt het besef dat we naar een ingestorte tent staan te kijken. Het is precies op dat moment dat ik mezelf hoor denken: “Dat was het dan. Einde festival.” Daar moeten immers slachtoffers zijn gevallen, dat kan niet anders.
The Music. Een bandnaam die er zo dik bovenop ligt, dat je jezelf kunt afvragen waarom niemand er eerder op gekomen was. Vier jongens uit Kippax, een voorstad van Leeds, kregen in 1999 het lumineuze idee om zich zo te gaan noemen. Jochies waren het, en bepaald geen posterjongens. Op straat zou je zo voorbijlopen. Bassist Stuart Coleman: iets te dik. Drummer Phil Jordan kon voor een 13-jarige doorgaan. Zanger Robert Harvey werd ooit in een recensie aangeduid als iemand met een ‘crisis smoel’. Ik heb eigenlijk nooit goed begrepen wat daarmee bedoeld werd, maar het komt niet complimenteus over. En de gitarist heet Adam Nutter. Vrij vertaald: Adam Mafkees. Je krijgt het niet verzonnen. Al die ‘mankementen’ gaf de band wel iets aandoenlijks. Maar wat de band miste aan charisma, iets dat zanger Robert Harvey in elk geval compenseerde met zijn vlotte, onnavolgbare danspasjes, maakte ze meer dan goed met hun muziek. Daarom heetten ze ook The Music. Dat is althans mijn ‘theorie’. Waarom ik in de verleden tijd over ze spreek, heeft een reden. The Music is niet meer. Ze waren al geruime tijd opvallend stil, maar sinds 06 augustus jl. is het definitief over en uit. Toen gaven ze namelijk hun allerlaatste concert, in de O2 Academy te Leeds, hun (zo goed als) thuishaven. Zo hoor je jaren niets, zo komt opeens het bericht dat de band er na 10 jaar een punt achter gaat zetten met een serie afscheidsconcerten, eindigend dus in Leeds. Ik was erbij, omdat ik ze vanaf debuutsingle “Take the long road and walk it” altijd een warm hart heb toegedragen, Maar ook om ze eindelijk weer eens te zien optreden, want Nederland deden ze slechts tweemaal aan, de laatste keer in 2004.
Na het drinkgelag besluiten we een rondje Leeds te doen, en dan blijkt al gauw dat het centrum zodanig goed te belopen is dat we die paar ‘toeristische’ plekpleisters die de stad rijk is (o.a. Broadcasting House, Dry Dock bar), al wandelend links en rechts van ons opduiken. Architectonisch gezien hoef je er geen wereldwonderen te verwachten, geen ‘ooh’ of ‘aah’ van verbazing of verwondering. Leeds is dan ook geen toeristenstad. Wat dat betreft spreekt het volgende boekdelen. Wanneer ik een dag later in de overdekte markthal Kirkgate Market op zoek ga naar ansichtkaarten van de stad om die naar het thuisfront te kunnen versturen, krijg ik vrijwel overal nul op rekest, soms gepaard met verbaasde blikken. Bij één marktkraam, bemand door twee oudere dames, heb ik eindelijk succes: na wat gezoek en gerommel komt een van de vrouwen met een stapeltje kaarten tevoorschijn. De gefotografeerde ansichten zijn duidelijk niet van recente datum en zullen eerlijk gezegd ook weinig mensen warm maken voor Leeds. De O2 Academy blijkt op slechts zo’n 10 minuten van ons hotel af te liggen en is ook zo gevonden. Als we er aankomen is het concert van The Music al bezig en we kunnen zelfs door een raam een voorste deel van het podium zien en flarden muziek horen. Bert herkent “The people” en we zien even Robert Harvey voorbijflitsen. We worden gespot door een zgn. ‘ticket tout’, een zwarthandelaar in entreebewijzen, die ons probeert lekker te maken om een kaartje te scoren. De grote neger wil de kaartjes voor 20 pond per stuk van de hand doen, zegt dat het concert pas is begonnen (‘second song, mate’) en beweert op een gegeven moment zelfs dat hij de kaarten voor niets van de hand zou doen, zodat hij tenminste naar huis kan gaan. Zijn ongeloofwaardige bewering doet mij cynisch grijnzen waarop hij op verontwaardigde manier probeert om ons van zijn (zogenaamd) nobele intenties te overtuigen. Ik weet echter hoe dit spelletje werkt, en we vervolgen onze weg. Drie keer raden wie we de volgende dag weer bij de O2 Academy zien rondhangen, samen met zijn maatjes…
Voordat The Music haar laatste optreden gaat geven mag The Whip het publiek gaan opwarmen met een half uur durende set. De band (uit Manchester) was verantwoordelijk voor een remix van “The people”, en daarmee is hun connectie met de hoofdact verklaard. Hun nieuwe, tweede album zal binnenkort verschijnen, maar zo goed als alle songs stammen van hun debuut “X Marks destination” zoals “Sister Siam”, “Divebomb” en het afsluitende “Trash”. Afgezien van het feit dat de band na het vertrek van Danny Saville tot een trio is gereduceerd, verschilt het concert niet zo heel veel van de eerste keer dat ik ze zag, op London Calling / 5 Days Off in 2007. Muzikaal gezien lijkt de band geen nieuwe wegen te zijn ingeslagen, maar het klinkt (weer) lekker aanstekelijk, mede dankzij drummer Fiona Daniel en bassist Nathan Sudders die zorgen voor een swingende, ritmische basis.
De setlist wordt sterk bepaald door het titelloze debuutalbum, en het ondergewaardeerde “Strenght in numbers”, hun derde plaat, komt met drie songs (“Spike, “Fire” en de titelsong) relatief weinig aan bod. Het is echter een logische en wat mezelf betreft goede keuze, want hun eerste album vind ik nog steeds hun beste. Hoogtepunten te over, om niet te zeggen dat het louter een aaneenschakeling daarvan is. “Human” en “Too high”, die beide rustig van start gaan, ergens halverwege tot een ontlading komen en het tempo opschroeven, maken op mij echter de meeste indruk. Ook tof: het massaal meegeschreeuwde / meegezongen refrein van “Welcome to the north”, een stukje zelftrots vanwege die titel en de intro van Robert Harvey die luidt: “I love Leeds.” Dat Leeds ook van The Music houdt, blijkt wel uit de fanatieke publieksreacties, tot op het euforische af. Ik deel mee in de ‘klik’, beseffend dat dit niet louter een bijzonder concert is vanwege de betekenis, maar ook omdat er ‘gewoon’ uitstekend gemusiceerd wordt door een op dreef zijnde band. Robert, vroeger een krullenbol maar al sinds enige jaren drager van een type kapsel dat hij vanavond weerspiegeld ziet (figuurlijk dan…) bij menige mannelijke toeschouwer, geeft op momenten zijn karakteristieke danspasjes ten beste.
“I used to want to dance like Michael Jackson but somewhere it went wrong”, aldus Robert zelf in een interview. Nou, bepaald ‘wrong’ oogt het niet, ik heb het een keer vergeefs proberen na te doen… Robert uit meerdere malen zijn dank naar het publiek (“You’re too good for us”) en verwijst een paar keer naar de begintijd van de band toen ze meededen aan een talentenjacht (“We didn’t gave a fuck then and then we don’t give a fuck now”) en van leraren en andere ‘knobheads’ te horen kregen dat ze het niet zouden gaan redden in de muziek. Dat lukte ze dus wel, en Leeds is nu trots op zijn ‘zonen’.“Dit weblog komt binnenkort weer online. Zoals je ziet is het weblog dat je bezoekt momenteel niet beschikbaar. We zijn het aan het verhuizen naar zijn nieuwe omgeving. Wil je precies weten wanneer jouw favoriete weblog weer online is? Volg dan een van de onderstaande diensten en wij vertellen je wanneer dat weer kan.” Aldus weblog.nl, en ik citeer hier een tekst die al wekenlang mijn geduld op de proef stelt. Want ‘binnenkort’ blijkt een erg rekbaar begrip te zijn. Tot op heden is ‘binnenkort’ nog steeds niet gewijzigd in ‘nu’. “Helaas duurt het live zetten van alle weblogs langer dan gehoopt”, wordt verder medegedeeld en de redenen zijn weer op een andere pagina te lezen. Ik heb er kennis van genomen, gewacht, gezucht en gevloekt. Ik kan geen berichten plaatsen, niet eens inloggen, maar erger nog: mijn archief is verdwenen. Het oudste bericht stamt uit 2006, om vervolgens over te springen naar de laatste tien die ik dit jaar heb geplaatst. Alles wat daartussen zat: foetsie! Kan me wel voor de kop slaan dat ik er nooit een backup van heb gemaakt of heb uitgeprint. Dat ga ik alsnog doen zodra dat archief weer opduikt. Maar ja, dat is een kwestie van indien en wanneer… Het zal hoe dan ook het enige zijn wat ik nog bij weblog.nl ga doen. Want ik heb het er wel mee gehad! Vandaar mijn overstap naar blogger en het snel in elkaar geflanste, door frustratie ingegeven staaltje Photoshop huisvlijt dat dit eerste Blogger bericht illustreert… Dus welkom bij indindo dat ondanks een nieuw onderkomen en een gewijzigde lay-out op vertrouwde wijze wars van actualiteit en zelden kort en bondig blijft!