dinsdag 4 oktober 2011

North Sea Jazz (dag 1) - Rotterdam : Ahoy : vrijdag 08 juli 2011

Ik moet er voor het eerst een altijd wel gezellig eindejaarsfeest van het werk voor missen, maar het kan eerlijk gezegd niet op tegen een avond, en deze keer ook nacht, van het North Sea Jazz festival in Ahoy. Althans niet de eerste dag van deze 2011 editie, want die is alleen al vanwege een optreden van mijn favoriete soloartieste Janelle Monáe het schrappen van andere ‘verplichtingen’ waard. Maar daarnaast is NSJ in de relatief korte tijd dat ik het bezoek – dit is pas mijn 5e jaar – een ‘must go’ festival geworden. Een verademing en vreemde eend in de bijt binnen het type festivals dat ik normaliter bezoek. Ander publiek, andere bands, ander eten (culinair meer hoogstaand en ze hebben hier – ik noem het ieder jaar – megalekkere notencakejes), ander drinken (champagne en cocktails zijn hier ook te krijgen), andere sfeer. Geen getob over het weer (bijna alle podia zijn overdekt), en regenkleding en paraplu kunnen dus thuisblijven. Slenteren over de indoor markt, zalen in en uitlopen, ergens zitten en genieten van een intiem concert van een artiest of band waar ik nog nooit eerder van heb gehoord. O, en had ik die notencakejes al genoemd…?

Tot een week voorafgaande aan het festival had ik nog nooit gehoord van Jonathan Jeremiah. Toen ik zijn naam op het blokkenschema tegenkwam, als eerste act in de Maas zaal, was het de vraag of het de moeite waard zou zijn om daar wat eerder voor naar Rotterdam te komen. De Britse zangeres Rumer, één van de acts op basis waarvan ik een ticket had gekocht, en die na JJ zou optreden, had immers afgezegd wegens stemproblemen. Struinend over het internet op zoek naar informatie over maar vooral muziek van de Britse singer / songwriter, raakte ik al snel overtuigd van ’s mans kwaliteiten wat resulteerde in een cd aankoop. Op weg naar Ahoy neem ik via de iPod zijn debuutalbum “A solitary man” (weer) in me op, dat grotendeels op NSJ ten gehore wordt gebracht, begeleid door het Metropool Orkest, die de van zichzelf al warmbloedige songs van een extra gloed voorzien. Jonathan, gestoken in een wit pak, is goedgeluimd en maakt enkele kwinkslagen richting publiek. Single “Happiness” komt op het juiste moment, een perfecte verwoording van het blije gevoel en de anticiperende opwinding aan het prille begin van het festival, met nog zoveel muzikale hoogstandjes, lekkernijen en verrassingen te gaan. En dat geldt ook in culinaire zin…

Paul Simon heeft al de respectabele leeftijd van 69 jaar bereikt. Hij zou gezien zijn leeftijd, muzikale verdiensten en bankrekening relaxed achterover leunend op zijn lauweren kunnen rusten, maar de grijsaard weet van geen ophouden. Sterker nog: in april jl. kwam zijn 11e soloalbum uit en dat moet worden gepromoot. Het publiek zit natuurlijk vooral te wachten op stukken van zijn 6e soloplaat, en gezien de leeftijd daarvan, namelijk 25 jaar, zou een integrale live uitvoering van succesnummer “Graceland” een logische zet zijn geweest. Het begint al goed met “The boy in the bubble” dat ook het genoemde album opent, maar verder valt het “Graceland” gehalte erg mee. Of tegen, het is maar net hoe je het opvat. Zelf kan ik er eerlijk gezegd warm noch koud van worden, want Paul en zijn band vonken niet. Het komt nogal futloos over. Zo is “50 ways to leave your lover” aardig om te horen, maar ook niet meer dan dat. Meer mensen lijken er zo over te denken, en na een half uur zie je steeds meer publiek wegglippen. Mezelf inbegrepen, maar ik wil dan ook op tijd zijn (lees: vooraan staan) voor de volgende act die ik op voorhand al tot mijn favoriete act op NSJ heb bestempeld.


Gelet op de lovende kritieken, muzikale stijl en podiumpersoonlijkheid had ik de sterke hoop en verwachting dat Janelle Monáe voor NSJ zou worden geboekt. Die gekoesterde wens is dus uitgekomen, en bijkans als een klein kind in afwachting van Sinterklaas sta ik in de Maas zaal alle soundcheck verrichtingen te volgen die op het podium plaatsvinden. Het is de tweede keer dat ik de getalenteerde zangeres / performer ga zien, en de eerste maal, in Amsterdam, stelde niet teleur. Toch ben ik wederom wat nerveus dat mijn verwachtingspatroon zodanig hoog is, dat het in de praktijk alleen maar kan tegenvallen. Gelukkig blijkt het tegendeel waar te zijn, want de show is opnieuw wervelend. De opbouw / setlist doet nu al vertrouwd aan – Janelle kan het waarschijnlijk dromen, zo niet slapend uitvoeren – startend met het tribale “Dance or die”, de Motown telg “Faster” en de extatische soulpop van “Locked inside”. Toch is er plaats gemaakt voor een paar verrassingen, en dat zijn allemaal covers.
Stevie Wonder krijgt een eerbetoon met een schitterend gezongen “My cherie amour”, Michael Jackson wordt geëerd met “I want you back” en iets minder voor de hand liggend zingt Janelle “Just a girl” van No Doubt. Het doet een beetje vreemd aan, en ook wat overbodig ook, om maar liefst drie covers uit te voeren, gelet op het feit dat Janelle over genoeg eigen werk beschikt en puur op basis van haar eigen kwaliteiten andermans werk helemaal niet nodig heeft. Maar goed, zoals gezegd doet Janelle haar show volgens een vast format al zeker meer dan een jaar, dus ze zal zelf, bij gebrek aan nieuwe songs sinds “The archandroid” en om eventuele sleur te voorkomen, behoefte hebben aan variatie en een ietwat andere invulling. Tegelijkertijd laat ze zo horen waar ze muzikaal vandaan komt, voor zover luisteraars inspiratiebronnen als (onder meer) Stevie, Michael en Prince zelf nog niet hadden opgemerkt. Ik ben er alleen maar blij mee dat ik, hoe goed het ook was, geen exacte kopie van mijn eerste concert krijg voorgeschoteld. Dit concert bevestigt mijn bewondering en jawel, fan zijn (Janelle T-shirt aan, vooraan staan, meezingen, dansen, hard applaudisseren en eh… gretig doch voorzichtig aanraken wanneer ze pal boven me aan komt crowdsurfen…), en het is dan ook dat ik uitermate bevredigd (wees gerust, ik heb mezelf niet bevlekt of zo....) de Nile zaal verlaat met rode koontjes en het besef dat alleen dit optreden al NSJ als geheel tot ‘geslaagd’ heeft gemaakt.


Buiten is het lichtjes gaan regenen, maar vele druppeltjes maken uiteindelijk toch behoorlijk nat, en dus zoek ik beschutting onder een doek met uitzicht op een buitenpodium waar de Nederlander Ruben Hein en zijn band aan het optreden zijn. Misschien ben ik gemakzuchtig en kort door de bocht om er het etiket ‘de Hollandse versie van Jamie Cullum’ op te plakken, maar dat is wel het eerste wat me te binnenschiet als ik hem zo zie en hoor. Al zingend gezeten achter zijn piano, gezegend met een goed uiterlijk en maker van lekker in het gehoor liggende jazz met popinvloeden zoals Cullum ze ook maakt. “Loose fit”, uitgekomen op het befaamde “Blue Note” label, is de naam van zijn debuutalbum, een toepasselijke omschrijving van zijn stijl. Losjes en lekker, met het instant memorabele “Elephants” als prijsnummer.

Nog meer Nederlands talent is in de Nile te vinden, in de persoon van de sympathieke, doorgebroken soulartiest Alain Clark die uiteraard voor duet “Father & friend” zijn vader heeft meegenomen. Het kost hem geen moeite het publiek mee te krijgen. Persoonlijk ga ik er niet van uit mijn dak, ik vind het wel aardig maar het is ontegenzeggelijk een charismatisch uitziende artiest die over internationale potentie beschikt. Het is hem van harte gegund. Zelf gun ik me een culinaire lekkernij in de vorm van een wokmaaltijd.


Voor de Latijns-Amerikaanse klanken van de Panamese Rubén Blades en zijn big band ga ik er eens lekker voor zitten. Ik heb immers nog een hele tijd te gaan (lees: staan) met het nachtconcert van Prince in het vooruitzicht. De tropische muziek van Blades, die ik, al val ik in herhaling maar het is nu eenmaal zo, ook sympathiek overkomt, brengt me in een vakantiestemming. In mijn gedachten zit ik aan een fruitige cocktail bij een strandcabana met zicht op een wit strand, wuivende palmen en een bronskleurige, heupwiegende serveerster binnen handbereik. Een sterk contrast met de geheel mannelijke en in zwart gestoken band van Blades, maar misschien daarom des te knapper dat ze het sfeertje zo treffend weten neer te zetten. Blades, die ik ken van een paar kleine filmrollen, maakt gebruik van een autocue waarop in grote letters de songteksten te lezen zijn. (Al is dat alleen te zien als je op een bepaalde plek boven zit of staat). Niet dat het verder iets uitmaakt, want bij deze 63-jarige en zijn band is het aangenaam vertoeven. Na afloop wordt iedereen vriendelijk verzocht om de zaal te verlaten zodat deze kan worden schoongemaakt. Zo wil Prince het namelijk, die hier over een paar uur zal optreden. Eenmaal buiten de zaal, kunnen de die-hards zich weer voor de zaaldeur gaan opstellen, om verzekerd te zijn van een plekje vooraan.

Ik blijf even hangen bij Larry Graham & Graham Central Station, puur op basis van ’s mans verleden als bassist van het legendarische en vernieuwende Sly & The Family Stone die ik in 2007 in dezelfde zaal als Larry nu speelt, een opmerkelijk optreden zag geven. In tegenstelling tot de hevig door drugs aangetaste en weinig meer in staat zijnde Sly, beschikt zijn oud-collega Larry wel over de nodige vitaliteit en enthousiasme. In zijn witte pak met 70s blaxploitation pooierhoed – dat is althans de associatie die ik met zijn hoofddeksel heb – hangt Larry met verve de ‘funksoulbrother’ uit. Het zal niet de laatste keer zijn dat ik de musicus op deze editie van NSJ zal zien optreden, maar dat weet ik dan nog niet.


Van Prince ben ik me uiteraard altijd wel bewust geweest, ik ben bekend met zijn hits door de jaren heen en heb het besef van zijn grote invloed op en iconische status binnen de popmuziek. Dus toen het nieuws bekend werd dat Prince op eigen verzoek drie opeenvolgende nachten op NSJ wilde optreden, met de belofte dat elk concert uniek zou zijn, zag ik daarin de ideale gelegenheid om Prince eindelijk eens te gaan zien, ondanks dat ik geen fan ben, nooit een cd van hem heb gekocht of mijn bijzondere interesse heeft genoten. Het was meer een kwestie van: ‘ik ben er dan toch al, zo’n kans krijg ik niet meer en het is wel Prince natuurlijk’. Het kopen van een ticket – ik zat er op het werk (ahum) helemaal klaar voor achter een pc – verliep aanvankelijk stroef, en na diverse vergeefse inlogpogingen op de ticketsite was ik er zo goed als van overtuigd achter het net te vissen. Maar tot mijn verbazing kwam ik er toch door en ik kon niet veel later mijn felbegeerde ticket uitprinten. Wanneer ik op de bewuste avond van het concert voor de eerste keer langs de zaaldeur loop, zie ik daar al diverse mensen op de grond zitten wachten. Een hele tijd later zie ik zo goed als niemand meer, wat voor verwarring zorgt. Is de hele meute al binnen? Moet ik genoegen nemen met een plek ergens achteraan? Nadat mijn ticket is gescand en ik langs de security door de klapdeuren ben gelopen, zie ik tot mijn verwondering een bescheiden plukje mensen, zittend op de grond voor het podium in een verder lege zaal. Ik kan op mijn gemak nog een biertje halen en met een heerlijk notencakeje achter de hand voor de honger begint het wachten…
Volgens het schema zou Prince om 01.15 moeten beginnen, maar dat zal een wat optimistische schatting blijken. Prince is diva genoeg om niet op tijd te beginnen. Wanneer eindelijk de lichten uitgaan, we zijn dan al zeker een dik half uur verder dan aangekondigd, komen enkele mensen het podium op die echter niet meer zijn dan schimmen. Zit Prince daar bij? Eh… nee. Nog niet dus. Het is zijn uit voornamelijk vrouwen bestaande New Power Generation die ruimschoots van Prince op de voorgrond mogen treden. Iets te vaak zelfs, en dat geldt ook voor het aantal covers dat wordt gespeeld. Er wordt zelfs mee begonnen, en wel met “Foxy lady” van Jimi Hendrix. Het wordt gevolgd door “Controversy” maar als er iets controversieels is, dan betreft het wel de ellenlange jamversie die Prince ervan maakt. Het blijkt slechts een voorproefje te zijn van wat het publiek te wachten staat. Eigen songs komen er maar niet aan te pas, want Prince heeft besloten vannacht op de covertoer te gaan. En dus krijgen we door hem zelf dan wel door zijn bandleden gezongen versies van onder meer “Play that funky music” (Wild Cherry), “Pass the peas” (James Brown), “Le freak” (Chic) en “Let’s get it on” (Marvin Gaye). Songs verzanden in jams, eindeloze en op den duur vermoeiende ‘call & response’ (Prince: ‘Say “North Sea!” Publiek: “North Sea!” etc. etc.) En de telkens weer het podium opgeroepen saxofonist Maceo Parker. Die dan van Prince natuurlijk weer moet worden aangemoedigd (Prince: ‘Say “Maceo!” Publiek: “Maceo!” etc. etc.), ondanks dat hij het verschil niet kan maken. Ik dacht toch echt dat ik dik betaald had om Prince te horen zingen, niet om het publiek op commando te horen scanderen.

Gelukkig zijn er wat lichtpuntjes te noteren: een door mij gehoopte gastoptreden van Janelle Monáe, zelfs al mag ze slechts de tamboerijn beroeren en een paar regeltjes meezingen, en uitvoeringen van “A love bizarre”, “If I was your girlfriend”, “Purple rain” en “Kiss”. Maar ja, eigenlijk komen die te laat, want pas op het einde, wanneer het ondertussen een uur of 4 (!) in de ochtend is geworden. Het is een gehoopte doch schrale compensatie voor de cover- en jamsessie waar Prince het publiek het grootste deel van de nacht mee om de oren heeft geslagen, in zijn perceptie om een party sfeer te creëren maar het tegendeel ermee bereikend. Maar goed, ik kan Prince na vannacht in ieder geval van mijn lijstje afstrepen. En gelukkig heb ik de foto’s nog. Van Janelle, wil dat zeggen… Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten