dinsdag 4 oktober 2011

North Sea Jazz (dag 2) - Rotterdam : Ahoy : zaterdag 09 juli 2011

Na een relatief korte nachtrust en een heen en weerreis per trein die vooral in het teken stond van het inhalen van slaap, ben ik weer terug in Ahoy voor de tweede dag van North Sea Jazz die voor ondergetekende start met een bezoek aan het blinde duo Amadou & Mariam uit Mali die met hun band een ritmisch aanstekelijke vorm van Afropop maken, voor iemand als Damon Albarn zelfs interessant genoeg om ooit als plaatproducer voor ze op te treden en ze te vragen als voorprogramma ten behoeve van de Blur reünieconcerten in 2009. Op een meter of twee van mij staat een man zich helemaal uit te leven in een extatische dans, als was hij in trance. Het lokt bij ieder die het ziet een besmuikte grijns, blik vol onbegrip of een niet naar maar wel over hem gemaakte opmerking op in de trant van ‘Moet je die daar zien!’ Hoe je er ook over mag denken, het is de eerste en enige keer dat ik iemand zo wild en zonder enige gêne op dit festival uit zijn dak zie gaan, en als dat het effect is van Amadou & Mariam, dan mag dat als een compliment gelden.

Zon, zee, strand en samba. Een idyllische voorstelling van Brazilïe, of iets specifieker: Rio de Janeiro, waarin door criminelen beheerste favela’s, bendegeweld en corruptie niet bestaan. Geen song die voor mijn gevoel dat beeld muzikaal zo goed weet uit te beelden als het lichtvoetige “Mas que nada” uit 1966. Het nummer, overigens een cover, werd een wereldhit voor Sergio Mendes (en zijn toenmalige band Brasil ’66) en typerend voor het soort samba / bossa nova / easy listening waar ik stiekem een zwak voor heb. De onderhand 70 jaar oude muzikant bewaart zijn meest bekende nummer voor het laatst, (uiteraard) de meeste respons opleverend, al ben ik persoonlijk ook gecharmeerd van “The look of love” (van Burt Bacharach) dat indachtig de titel mijn warme interesse voor zangeres Katie Hampton aanwakkert…
Na een korte stop bij John McLaughlin & The 4th Dimension is het genieten geblazen – letterlijk zelfs, want trompetten hebben een hoofdrol – bij Kytecrash. Voluit: featuring Eric Vloeimans en Colin Benders (alias Kyteman), die samen een cd hebben opgenomen. Tussen de jazztrompettistmeester en zijn voormalige leerling is hoor- en zichtbaar sprake van een muzikale chemie. Kytecrash kent wel wat hiphopinvloeden, maar is toch beduidend meer ‘jazzy’ dan Kyteman’s Hip Hop Orkest en persoonlijk vind ik het ook een stuk interessanter. Het klinkt spannend en cool, er gebeurt iets op de bühne van de tot de nok gevulde zaal, en het experiment wordt daarbij niet geschuwd. De intentie om op zijn minst genoemde cd eens te gaan beluisteren, zo niet aan te schaffen, wordt met elke minuut groter. Een sterk optreden.

Een rondje lopend kom ik langs het Franse gezelschap Ben L'Oncle Soul die met een cover van The White Stripes’ “Seven nation army” een ‘hitje’ te pakken hebben. Fijn voor ze, maar ik wil er zowel letterlijk als figuurlijk niet te lang bij stilstaan. Meer aandacht gun ik de Amerikaanse bluesgitarist Otis Taylor die in zijn begeleidingsband in de persoon van de met dreadlocks ‘behangen’ violiste Anne Harris een opvallende medestander heeft, en die zijn optreden begint met een opvallende cover van “Hey Joe”. Na nog een portie blues te hebben geconsumeerd, krijg ik trek in een ander soort consumptie, zoals die hamburgers die werkelijk om te watertanden zijn. En die zijn dus niet van Ron Koebrugge!
Voluptueus, goedgebekt, spontaan en een stem als een klok, een combinatie die Chaka Khan tot een gezellige, warme en voor sommigen ook appetijtelijke verschijning maakt. “I feel for you” en “Ain’t nobody” worden vroeg ingezet om het publiek warm te draaien, daarna worden minder bij het grote publiek bekende nummers gebracht, al dan niet openhartig ingeleid, bijvoorbeeld over hoe ze vroeger een ‘bad girl’ was die liever uitging dan zich om haar kinderen te bekommeren, verkeerde partnerkeuzes en andere zaken die haar een nog menselijker gezicht geven dan ze al uitstraalt. Ja, het was blijkbaar niet altijd makkelijk, ze moest “Through the fire” zoals ze zingt, maar Chaka Khan anno 2011 is een zelfverzekerde, blakende vrouw met wie je volgens mij een gezellige avond kunt hebben, zonder dat ze daarbij een noot hoeft te zingen. “I’m every woman” sluit het optreden af, en het voelt raar aan om dat voluit mee te zingen, zo besef ik me opeens, waarop ik besluit om dat refrein maar aan de vrouwen over te laten, om geen verkeerde indruk te wekken… North Sea Jazz gaat daarna nog een aantal uurtjes door, niet in de laatste plaats vanwege het tweede nachtconcert van Prince, maar voor mij zit de avond er op.

Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten