zondag 23 oktober 2011

Pukkelpop - Kiewit (Hasselt) : Een groot weiland : donderdag 18 augustus 2011


Pukkelpop 2011. Een onvergetelijk festival, maar om de verkeerde redenen. Ik hoef en zal niet uitweiden over de tragische gevolgen van het noodweer dat Pukkelpop trof, omdat er al uitgebreid genoeg door de media over is bericht, in woord, beeld en geluid. Vijf doden en tientallen gewonden, dat is de trieste balans. Gelukkig is mij niets overkomen. De enige schade die ik heb geleden is van financiele aard, maar dat is te overzien. Een lang naar uitgekeken weekend met verwachte muzikale hoogtepunten en verrassingen werd al snel in de kiem gesmoord met een anticlimax. Jammer maar helaas, doch afgezet tegen het leed van de hardst getroffenen mag ik van geluk spreken. Net als mijn vrienden die er ook bij waren. Het had anders kunnen lopen, al kun je dat nooit zeker weten. Dat het uiteindelijk is gegaan zoals het is gegaan voor mij en vaste festivalamigo commando Billy, dank ik aan een zeer onverwachte, bijzondere ontmoeting, niet lang voordat de orkaan over het terrein zou razen. Of het extreem toeval was of voorzienigheid, ligt maar net aan waar je in wilt geloven. Maar het heeft hoe dan ook een speciale betekenis gekregen die het gebruikelijke ‘meet & greet’ tussen fan en (gewezen) bandlid overstijgt. 

En het begon nog wel zo mooi. Op tijd vertrokken in de ronkende jeep van commando Billy met gunstige weersvooruitzichten op zak. Eenmaal aangekomen in Zonhoven, zonder file of ander oponthoud, op het weggetje richting onze vaste camping, komen we blogparty & co tegen. De parkeerplaats annex camping waar we jaren langs zijn gelopen en gereden, biedt voor mij genoeg aanleiding om eens te informeren of we er gebruik van kunnen maken. Dat kan, en we zijn zowaar de eersten die er tenten gaan opzetten. Het is een aparte bedoening, met pal achter ons een stapel grof vuil waaronder een matras en een zandbak, en zicht op een carnavalswagen. Maar het voelt goed, de stemming zit erin, en de voorpret wordt voor mij vergroot als headmusic met enkele flinke blikken Radler komt aanzetten, bij wijze van cadeau. Gemoedelijk lopen we als groepje naar het festivalterrein, de vaste ijkpunten passerend zoals club “De Limburgse Jager” (nu echt ter ziele) en het tankstation met de lekkere sandwiches. We zijn verbazingwekkend snel door de poorten van de toegangscontrole heen, een kluisje is ook vlot geregeld en niet veel later proosten commando Billy en ik op ons eerste festivalbiertje, vlak voordat in de Marquee de eerste act van de dag gaat beginnen. Een goed begin is het halve werk. Jammer dat we niet de helft gaan halen, zelfs niet eens van de eerste dag…

Wolf Gang – nom de plume van Max McElligott – mag in de Marquee het spits afbijten met zijn indie pop. Hij heeft de liedjes, single “Dancing with the devil” in het bijzonder, met “Lions in cages” als goede tweede, en zijn voorkomen is sympathiek genoeg om hem te willen doen slagen. Maar ja, op de een of andere wijze glijdt het van me af als water van een eend. Het is niet slecht maar ik vind het evenmin voor herhaling vatbaar. Ach ja, het is pas de allereerste act, denk ik maar, geen man overboord. Commando Billy en ik slenteren richting de speciale bierentent voor een welkome consumptie, de rest gaat naar een volgend bandje kijken, weet het nog niet of eh… gaat naar een hotel.


Even een kijkje nemen bij Young The Giant. Ik zag ze mei jl. bij “Later… with Jools Holland” maar hun indie poprock ontlokte me eerlijk gezegd weinig meer dan een ‘mwah’. De vijf Amerikanen kunnen ook ‘in the flesh’ mijn interesse niet lang vasthouden en dus staan we al gauw weer buiten. Slenterend langs de drank- en eetkramen dirigeer ik ons naar de Marquee om iets mee te pikken van Eliza Doolittle. De redenen om haar te willen zien, zijn eigenlijk vrij banaal. Dit jaar stond ze tevens op  Pinkpop maar de overvolle tent en de massa die er tot ver buiten stond opgesteld, deed ons besluiten het niet eens te willen proberen om binnen te komen. Dat we later van anderen te horen kregen dat we een leuk, jong meisje in een kort, sexy broekje hadden gemist, bracht toch enige spijt teweeg. O ja, en haar charmante, vrolijke single “Rollerblades” had ik wel willen horen, voordat u mocht gaan denken dat commando Billy en ondergetekende alleen op basis van uiterlijk hun festivalkeuzes maken… Afijn, Eliza blijkt inderdaad een frisse meid te zijn met vlechtjes, blote schouders en hotpants, maar verder kunnen we er niet warm of koud van worden.

Van ‘lekker wijf’ naar Trophy Wife, een trio – maar live uitgebreid met een extra mankracht – uit Oxford dat ik afgelopen mei op London Calling een heel aardig optreden zag geven. De muziek is verwant aan Hot Chip, en heel af en toe sluipt er iets doorheen wat riekt naar Vampire Weekend. De songs hebben een stuwende ‘drive’ en met hun zelf bedachte omschrijving ‘kantoordisco’ doen ze zichzelf, ofschoon vast met een zweem van ironie bedoeld, toch echt tekort.


Het is de derde keer dat ik White Denim live aan het werk zie, maar het is de eerste maal dat ik ze, door de toevoeging van tweede gitarist Austin Jenkins, als kwartet meemaak. Hun hutspot van rock, blues, jazz, prog, soul, garage en pop is er niet wezenlijk door gewijzigd, ik hoor het althans niet, maar er is wel een extra instrument bijgekomen zodat er nog meer ‘gefreakt’ kan worden. En dat doen de heren,  getalenteerde musici als ze zijn, met in elkaar overlopende nummers die ik eerlijk gezegd – nota bene al hun albums hebbend – niet eens (meer) herken. Maar goed, laatste album “D”, kan me eerlijk gezegd weinig bekoren wegens te druk, te rommelig en te weinig songgericht, dus die kende slechts een beperkt aantal draaibeurten toe. Live luistert White Denim nog wel lekker weg, zeker met dat aangename zonnetje boven ons, maar zo overrompelend als mijn eerste White Denim concert (in Paradiso) zal het hoogstwaarschijnlijk nooit meer worden.

De bandnaam Destroyer roept associaties op met punk, metal, hardrock of ander hard spul, maar achter dat stoere alias gaat een eenling schuil die je eerder zou verwachten in een metrotunnel met een akoestische gitaar om zijn schouders met voor zich een verfomfaaid hoedje zodat passanten er een muntje in kunnen werpen. In werkelijkheid maakt Dan Bejar, want zo heet onze eenling, die op de bühne de hulp heeft ingeroepen van een handvol musici, door de jaren tachtig beïnvloedde muziek. Denk daarbij aan pastelkleurige colbertjes met opgestroopte mouwen, zoals in genoemd tijdperk de bovengrondse mode was. Jammer dat we die vorm van uiterlijk vertoon dan weer niet terugzien bij de morsig ogende en met weinig bühneperformance behepte Destroyer want dan was ik misschien iets langer blijven hangen dan die anderhalve song. Mijn korte verblijf in de Chateau tent is niettemin geslaagd te noemen want bij het binnenwandelen stuit ik bij toeval op Ed Macfarlane, de frontman van Friendly Fires, één van de bands die ik beslist wil zien vandaag. Ik maak een praatje met Ed, geef mijn complimenten voor nieuwe album “Pala”, geef aan me erg te verheugen op het optreden later op de dag en laat me door commando Billy met Ed op de foto zetten. Maar goed ook, want meer dan dit stukje Friendly Fires maak ik niet mee vandaag.


Het meest interessante aspect aan Edward Sharpe And The Magnetic Zeroes is hun naam. Ik kan althans weinig met hun folkrock met een zweem van hippie, uitgevoerd door een veelkoppig gezelschap dat wordt aangevoerd door een bevlogen, dat dan weer wel, Edward Sharpe (niet zijn echte naam trouwens), die het uiterlijk heeft van een profeet aan het hoofd van een religieuze kult. Niet met discipelen die in gewaden rondlopen, want dat beeld slaat de gitarist in zijn Super Mario outfit (ofschoon meer toeval dan opzet) wel aan diggelen. In Amerika schijnen ze een grote aanhang te hebben. Maar ja, daar kostte het Charles Manson, Jim Jones en David Koresh ook niet zoveel moeite om volgelingen te rekruteren.

Twee jaar terug was ik getuige van een goed optreden van Glasvegas op Pukkelpop. Nu zijn ze weer terug en gepromoveerd tot het hoofdpodium. In de tussenliggende tijd zijn ze van vrouwelijke drummer gewisseld, zanger James Allan heeft zijn geheel zwarte kloffie ingeruild voor een geheel witte en ze hebben een tweede album uitgebracht. De aanschaf daarvan heb ik, in tegenstelling tot de voorganger, geen moment overwogen. De nieuwe is me te pompeus, ‘over the top’ dramatisch en meer van hetzelfde maar dan minder. En ik ben er gewoon klaar mee. Kan gebeuren. Ik hoor “Geraldine” en ik denk: “Zo kan het dus ook.”

   

Het beste optreden van de dag en daarmee ook van het festival gaat naar The Naked And Famous. Dat danken ze enerzijds aan het feit dat ik tot nu geen echte hoogtepunten heb mogen noteren en anderzijds omdat binnen een uur na afloop alle geplande optredens, en dus ‘concurrentie’, niet meer zullen plaatsvinden. Het jonge kwintet uit Auckland, NZ slaat een solide brug tussen indie rock en elektronische pop, met de stem van zangeres Alisa Xayalith als zich onderscheidende bijdrage. Met uitzondering van singles “Punching in a dream” en “Young blood” kon TNAF me tot dusverre niet echt boeien, maar live weten ze daar in hun negen nummers tellende set een wending in de goede richting aan te geven. Ook Skunk Anansie duwt me de juiste kant op, namelijk ver weg van ze. Niettemin een compliment voor de in het oog springende gevederde outfit van zangeres Skin.

De Amerikaanse punkband The Black Pacific (met voormalig Pennywise zanger Jim Lindberg, dus dan weet je al in welke hoek je het moet zoeken) komt de twijfelachtige eer toe de laatste band te zijn die we dit festival gaan zien, al weten we dat dan nog niet. Ze vormen niet meer dan een terloops tussenstation voor de bands die ik eigenlijk wil zien en aanstonds gaan beginnen: Miles Kane en The Smith Westerns. Daar laatstgenoemde als eerste op onze route ligt – de Chateau tent – en ik Miles al eens heb gezien, zal de Chateau de volgende halte worden. Doch dan wordt onze aandacht getrokken door een kale man in zwarte kledij die op het zo goed als verlaten grasterrein rechts van The Shelter staat. Hij maakt gebaren, kijkt recht voor zich uit, en hij lijkt in zichzelf te praten. Dan zien we dat hij gefilmd wordt. We komen wat dichterbij en de kale man begint me opeens bekend voor te komen. Dat lijkt wel… nee, dat kan niet… of toch… krijg nou wat, dat is ‘m!


De man in kwestie blijkt niemand minder dan Robert Harvey te zijn, voormalig zanger van The Music, de band die minder dan twee weken geleden haar afscheidsconcert gaf in Leeds en dat ik bijwoonde. Hoe bizar om hem hier en nu opeens tegen te komen! Ik spreek hem aan, heb het over genoemd concert  en vraag wat hij hier aan het doen is. Hij blijkt een videoclip op te nemen voor The Streets die later op de dag zullen optreden. Robert zal daar een bijdrage aan leveren. Dan valt me op dat de cameraman Mike Skinner is, de frontman van The Streets. Nadat ik me met Robert op de foto heb laten zetten, begeven ze zich naar het vlakbij gelegen Salon Fou, een uit containers opgetrokken kapsalon annex iets wat ons niet helemaal duidelijk is. Ik check het programma en ontdek dat The Streets samenvalt met een aangekruiste ‘must see’ band. Wat een dilemma… De bedoeling is dat we nu koers zetten naar de Chateau, maar ja, het volgen van Robert en Mike en hun verdere verrichtingen levert wellicht een meer unieke ervaring op dan een volgend bandje. Eenmaal in Salon Fou zijn de twee heren op een gegeven moment verdwenen, naar ik vermoed backstage. Vanuit de container kijken we naar buiten en we zien de lucht een dreigende, donkere kleur aannemen, terwijl een flinke wind begint op te steken. Ons bezoek aan The Smith Westerns in de Chateau moet nog maar even wachten, zeker nu we ons in een veilige schuilplaats bevinden.

Een fikse overtrekkende bui, maar meer ook niet, zo denken commando Billy en ik. We zien zelfs de humor wel in van het met een stel onbekende lotgenoten opeengepakt staan in een knusse, met lampjes versierde containerachtige setting, terwijl vuistdikke hagelstenen tegenover onze schuilplek op de grond kletteren. Presentator Luc Janssen staat op een meter van ons af met een bedenkelijk gezicht te wachten tot de bui is overgewaaid. Met opgewonden verbazing zien we de donkere lucht aan die langzaamaan weer een normale kleur krijgt. Commando Billy probeert aan te pappen met een productieassistente. De kapsters van Salon Fou kunnen rekenen op onze steelse blikken. Business as usual. Balen en toch ook lachen om het grasterrein waar we zo meteen niet over terug kunnen lopen maar doorheen moeten waden. Dat er uiteindelijk niets te lachen valt, wordt een beetje duidelijk wanneer een van de kapsters na de weersopklaring een telefoontje krijgt en begint te huilen. We weten niet waar het over gaat, maar op de een of andere manier voelt het aan alsof het iets met het noodweer te maken heeft. Daarna soppend over het grasterrein rondom The Shelter, nog niets aan de hand behalve doorweekte sokken. Een stel jongens dat bijna triomfantelijk een afgewaaide tak omhoog houdt. Dan zien we een boom die deels op The Shelter lijkt te zijn gevallen. Opmerkelijk maar niet dramatisch. Opeens valt op dat we nergens muziek horen. Wanneer we de Marquee aan het passeren zijn, zien we voor ons iets vreemds. We kijken uit op een soort verfomfaaide, platte bult op de plek waar normaal gesproken de Chateau staat. Dan komt het besef dat we naar een ingestorte tent staan te kijken. Het is precies op dat moment dat ik mezelf hoor denken: “Dat was het dan. Einde festival.” Daar moeten immers slachtoffers zijn gevallen, dat kan niet anders.


Steeds dieper in de modder wegzakkend, lopen we richting de doorgang die leidt naar de Dance Hall / Boiler Room, de ingang / uitgang en de kluisjes. De doorgangen blijken deels ingestort. Bij de kluisjes komen we stukje bij beetje de rest van het gezelschap tegen waar we vanochtend nog vol goede moed en zin mee naar het festivalterrein waren gelopen. Het lijkt ons allemaal sterk dat de draad van het festival meteen weer wordt opgepikt, als dat al gaat gebeuren. Er heerst een sfeer van verwarring en chaos. Niemand lijkt te weten waar we aan toe zijn. We besluiten gezamenlijk terug te keren naar de camping(s). Onderweg zien we een hoop afgerukte takken. Er worden pogingen ondernomen om te bellen of een sms bericht te sturen. Het lukt me nog het thuisfront gerust te stellen maar daarna kom ik er niet of nauwelijks meer door. Terug op de camping staat alles nog zoals we het hebben achtergelaten. Het tijdelijke onderkomen van headmusic & co heeft het niet droog gehouden maar verder heeft niemand schade geleden. Commando Billy en ik wachten bij onze tenten op verder nieuws via de autoradio van een Vlaams stelletje dat naast ons geparkeerd staat. Het duurt even voordat we genoeg weten om de terugtocht te gaan aanvaarden. Vanavond is het gedaan met Pukkelpop, morgen is nog een vraagteken. Voor de zekerheid laten we de tenten staan. De volgende ochtend zien, horen en lezen we waar we eigenlijk al rekening mee hadden gehouden. We keren terug naar onze camping die met uitzondering van onze tenten geheel verlaten is. Het biedt een mistroostige aanblik, geheel in lijn met wat we daarna waarnemen, in een slakkengang rijdend langs het festivalterrein en de talloze festivalgangers op weg naar huis of gelaten wachtend op een auto of bus. Pukkelpop 2011. Een onvergetelijk festival, maar om de verkeerde redenen.

Meer foto’s hier!

2 opmerkingen:

  1. Draagt Ed Macfarlane een Obituary-shirt? Heerser!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Marco: Dat viel me toen ook meteen op. Ik heb hem voor de grap nog gevraagd of het een indicatie was m.b.t. de muzikale toekomst van Friendly Fires :-)

    BeantwoordenVerwijderen