zaterdag 15 oktober 2011

Juli 2011

CD’s


ICEAGE – New brigade
En toen was daar, zo goed als uit het niets, deze opmerkelijke, opwindende plaat van vier tieners uit Kopenhagen, deel uitmakend van ‘the new way of Danish fuck you’ beweging. Twaalf nummers in vijfentwintig minuten, een rauwe, ongepolijste, energieke en de oren doen spitsende mix van post-punk, noise, no wave en hardcore. Waar de teksten over gaan weet ik niet, maar de sfeer is er een van woede, wanhoop, vervreemding en non-conformisme. Invloeden, bewust of niet, zijn her en der traceerbaar (o.a. de dissonantie van vroege Sonic Youth, de tegendraadsheid van Wire, de schaduw van Joy Division en voorloper Warsaw) maar het Deense kwartet geeft er een frisse en creatieve draai aan, een broodnodige muzikale schop onder de kont zoals sinds lange tijd niet meer gehoord. Laat die ijstijd maar komen! 

THE HORRORS – Skying
Van sixties garage (“Strange house”) door naar shoegaze Krautrock (“Primary colours”) met als nieuw station de psychedelische pop met 80s invalshoeken op “Skying”: de vernieuwende metamorfose c.q. muzikale ontwikkeling die The Horrors binnen een tijdsbestek van zes jaar / drie albums hebben doorgemaakt is even snel en opvallend als lovenswaardig. Op “Skying” toont de band zich op zijn warmst en popgericht (zonder ooit banaal te zijn), er is sprake van een romantische grandeur (à la Simple Minds in de tijd dat ze er nog echt toe deden), een combinatie van focus, inspiratie en een geslaagde symbiose van invloeden. Zwakke momenten zijn er nauwelijks (“Oceans burning” is wat langdradig), dus richt ik de spotlight maar even op persoonlijke hoogtepunten: “I can see through you”, het twee gezichten hebbende “Endless blue” en het Krautrockachtige “Moving further away”. Kortom, de derde goede plaat op rij van een van de beste Britse bands van de laatste jaren.

ATARI TEENAGE RIOT – Is this hyperreal?
Hyperreal of niet: Atari Teenage Riot is terug. Uiteraard met Alec Empire (want zonder hem geen ATR), collega Nic Endo in de rol van de wegens stemproblemen niet meer op het oude nest teruggekeerde Hanin Elias en de Amerikaan CX KiDTRONiK als vervanger van de in 2001 overleden Carl Crack. Een nieuwe start en in een zekere zin ook muzikaal terug naar af, want dit album komt na het gevarieerde, overrompelende debuut “1995” als tweede beste uit de bus, juist omdat het stilistisch gezien er het meest van weg heeft. De basisingrediënten zijn nog steeds hetzelfde: gabberpunk, overstuurde elektronica en geschreeuwde, opruiende anti-establishment vocalen, voorzien van titels als “Digital decay”, “The collapse of history” en “Blood in my eyes”.

JAMES BLAKE – James Blake
Verknipte elektronica en pianoklanken, stiltes, gesmoorde beats, vervormde stemmen, melancholisch minimalisme: het zijn bepalende elementen van dit debuutalbum van de talentvolle James Blake die hier een persoonlijk want uniek geluidsdecor creëert. Misschien niet altijd even fascinerend als de schitterende single en Feist cover “Limit to your love”, het prachtige “The Wilhelm scream”, “I never learnt to share”, “Unluck” en “I mind”, maar dat komt omdat ze de lat zo hoog leggen voor de rest van het album. Afijn, alleen al genoemde songs maken de aanschaf van deze plaat waard.

JONATHAN JEREMIAH – A solitary man
Op zijn eerste album, waar Jonathan Jeremiah naar verluidt zeven jaar aan heeft gewerkt, presenteert de singer-songwriter zich als maker van warme, aangename, met een scheutje melancholie verrijkte songs die beelden oproepen van romantische zonsondergangen, tranen van ontroering en hartstocht, en die mooie herinneringen van een passende soundtrack kunnen voorzien. Tijdloos, nou ja, bijna dan, want er ligt een authentiek aandoende filter van de jaren zestig overheen. “See (it doesn’t bother me)” doet allesbehalve wat de titel suggereert, omdat het je als luisteraar zo raakt en emotioneert, met dank aan de mooi gearrangeerde strijkers en blazers, en de croonende bariton van JJ. Zonde dat “A solitary man” zich af en toe zoet en veilig opstelt, maar wanneer de warme gloed en oprechtheid van nummers als “Justified”, “Lost” en single “Happiness” zich doen gelden, ben je dat alweer vergeten.

WU LYF – Go tell fire to the mountain
Nu de geheimzinnigheid en het zelfgecreëerde mysterie rondom de vier Mancunians is verdwenen, en de bijbehorende pershype is gaan liggen, kan alle aandacht uitgaan naar de muziek van World Unite Lucifer Youth Foundation, op albumniveau samengebald in tien ‘heavy pop’ (een omschrijving van de band zelf) songs. Heavy is het wel, met pop heeft het weinig te maken, met postrock des te meer. De tien nummers karakteriseren zich door de rasperige, met beperkte reikwijdte behepte schreeuwzang van Ellery Roberts, kerkorgelachtig toetsenwerk, klaterende, soms Afropopachtige gitaren, en het toewerken naar een versnelling en crescendo. Als ook goede wil (om groots en episch over te komen) en ambitie. Wat de band, en daarmee de plaat echter opbreekt, is het gebrek aan variatie. Hoe vernieuwend het ook moge zijn: het songstramien begint op een gegeven moment voorspelbaar te worden.

Met terugwerkende kracht


SUEDE – Suede
Het grootse, meeslepende en ongeëvenaarde debuutalbum van Suede uit 1993, heruitgebracht ter ere van de reünie(concerten), gemaakt in de originele, klassieke bezetting, dus inclusief een excellerende Bernard Butler, Britse rock / pop op zelfverzekerde en flamboyante wijze weer op de kaart zettend na de Amerikaanse grunge invasie. Geen perfecte plaat, zoals frontman Brett Anderson terecht aangeeft in de ‘liner notes’, want het tot single B-kant veroordeelde duo “My insatiable one” en “To the birds” (mijn persoonlijke favoriet) is opvallend afwezig ten gunste van wat mindere broeders (“Animal lover”, “Breakdown”, maar dat is mijn mening). Ondanks die imperfectie is dit een monument van een plaat, een van de topstukken uit de Britse muziekhistorie.

Singles


S.C.U.M. – Amber hands
Het heeft maar liefst drie jaar geduurd voordat de duistere, dreigende debuutsingle “Visions arise” eindelijk werd opgevolgd door een nieuwe release maar het wachten is het meer dan waard geweest.
Wat zeg ik: vanaf het moment dat ik het nummer voor het eerst hoorde was ik verkocht en flitste al de eretitel ‘single van het jaar’ door mijn hoofd. “Amber hands” is een intrigerende mengeling van Echo & The Bunnymen (circa ’81) en The Horrors (na “Strange house” welteverstaan), piekend in het refrein met gracieuze, sensueel majestueuze synthesizerklanken. Verre van ‘scum’ is dit, want een parel van satijn en goud. 

YOUNGHUSBAND – Carousel
Prima debuutsingle van band uit Londen. Het heeft wel iets weg van een heiige The Stone Roses, de band gehoord via het aurale equivalent van een soft focus lens. De song is refreinloos, gaat een dikke vier minuten op dezelfde wijze voort (carrousel!) en heeft een atmosferisch karakter. B-kant “Nothing nothing” is eveneens aangenaam, een plek waar (wederom) The Stone Roses versmelten met Stereolab.   

BORN BLONDE – Solar
“Solar” is de eerste release van deze nieuwe band uit het westen van Londen. Muzikaal gezien begeeft dit debuut zich op het territorium van Doves, Verve en The Charlatans (“Opportunity”). Aangenaam zweverig en toch zelfverzekerd met een dansbare beat eronder gezet. O ja, wat die naam betreft: elk bandlid is als blond jochie geboren. Het is maar dat je het weet…

THE VACCINES – All in white
De vierde single alweer van debuut “What did you expect from The Vaccines?” Die vraag kan in ieder geval beantwoord worden met ‘een vijfde single’, want die gaat er zeker van komen. Het The Strokes gezinde “All in white” zou niet mijn keuze zijn geweest, maar dat is een kwestie van voorkeur en niet om te suggereren dat het een slecht nummer is, want ook dit scoort een overtuigende voldoende.

ECHO LAKE – Another day
Na hun eerder dit jaar verschenen EP “Young silence” is “Another day” de tweede uitgave van het kwintet uit Londen dat de shoegaze pedalen ditmaal beduidend minder diep heeft ingedrukt. De gitaren rinkelen (‘jangling’ zoals dat in het Engels heet) meer dan dat ze stofzuigen, en zangeres Linda draagt met haar zoetgevooisde vocalen bij aan het dromerige sfeertje. Een onbekommerde verpozing aan het meer.

LITTLE GREEN CARS – The John Wayne
Wat John Wayne hiervan zou denken, weet ik niet, maar hoogstwaarschijnlijk zou hij het meer waarderen dan MDC’s kultklassieker “John Wayne was a Nazi”. Dit debuut van vijf Engelsen kenmerkt zich door een gestage, repetitieve opbouw en multiple gelaagde vocalen, in de laatste minuut zich vanuit ruststand naar sprintmodus ontwikkelend, op dezelfde renbaan waar eerder door onder andere Noah And The Whale werd gerend.

BEADY EYE – The beat goes on
De ‘beat goes on’ is zowel van toepassing op de band als op het nummer, want de ex-Oasis leden doen hier wat in hun vorige band met regelmaat gebeurde: refereren aan The Beatles. En dan John Lennon in het bijzonder, voor wie Liam Gallagher altijd al een fixatie had. “The beat goes on” gaat zodoende verder op oude voet, maar is meer een netjes binnen de lijnen kleurende Lennon pastiche dan een fris geluid van een nieuwe band.

THE HISTORY OF APPLE PIE – You’re so cool
In de categorie ‘opvallende bandnamen’ – en laat ik daarbij in het midden of het grappig dan wel stupide is – presenteren vijf Britse jongelingen zich als hierboven genoemd. Op “You’re so cool” horen we hoe dit appeltaartrecept tot stand is gekomen. Men neme een klontje vocale 60s meidenband. Voeg enkele eetlepels C86 eraan toe, en besprenkel het met enkele Amerikaanse indie gitaarbands uit eind jaren 80. Het resultaat: aardig maar ik mis de slagroom.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten