dinsdag 19 maart 2013

Februari 2013

CD’s

FIDLAR – Fidlar
“I drink cheap beer! So what? Fuck you!” Duidelijker kunnen de vier mannen uit Los Angeles hun levensfilosofie niet maken, en wel meteen in openingsnummer “Cheap beer” dat de aftrap vormt van een langspeler die via even opwindende als aanstekelijke punk en garagerock (denk in de richting van Ramones, Black Lips, The Cramps) de luisteraar mee op sleeptouw neemt langs de geneugten (bier, drugs, seks, skateboarden) en beslommeringen (geen geld voor bier en drugs) waar de band mee te maken heeft. De band houdt het tempo er stevig in, en ofschoon het vakje ‘vernieuwend’ onaangevinkt blijft, mogen termen als vitaal, onderhoudend en enerverend van dikke uitroeptekens worden voorzien. En dat de onderwerpskeuze redelijk één-dimensionaal is, mag de pret niet drukken. Integendeel, het spat er vanaf, en het moet wel heel raar lopen wanneer je niet al gelijk zit mee te blèren tijdens de refreintjes. Fuck It Dude, Life’s A Risk, want daar staat FIDLAR voor, stookt met hun debuutalbum het punk-vuur op, en menig moshpit heeft er al baat bij gehad. Meer dan een dik half uur hebben ze niet nodig, dus kom op Jan Smeets, daar moet op Pinkpop toch nog een gaatje voor te vinden zijn! 

ICEAGE – You’re nothing
Eén van de beste platen van 2011 was – naar mijn mening – debuutalbum “New brigade” van het Deense Iceage: een rauwe, opwindende en tegendraadse cocktail van (hardcore) punk, noise en post-punk. De brigade is nu twee jaar verder, niet meer ‘new’ dus, maar er is (gelukkig) weinig veranderd. “You’re nothing” klinkt strakker en minder drukkend dan “New brigade” en alle instrumenten zijn nu beter in de mix te horen doch zanger Elias Bender Rønnenfelt klinkt nog even woedend, wanhopig en getergd, en de muziek heeft niets aan urgentie, slagkracht en furie verloren. Dat geldt ook voor het balladeachtig overkomende “Morals” waarin zowaar een piano opduikt alsmede een drumpartij die hoort bij een gang naar het schavot. Met “You’re nothing”, een titel waar het punknihilisme vanaf druipt, bewijst Iceage dat er van enige dooi nog zo goed als geen sprake is en dat ze ijskoud hun eigen gang zijn blijven gaan.  

GIRLS NAMES – The new life
De eerste band die ik dit jaar live zag optreden was het Ierse kwartet Girls Names. Tijdens dat optreden speelden ze diverse nummers van het toen nog niet verschenen tweede album “The new life” die daar erg nieuwsgierig naar maakten, waaronder het titelnummer. Wat zich toen openbaarde, wordt door dit album bevestigd: GN heeft de koers verlegd van surfnoisegarage / C86 / The Jesus And Mary Chain pop naar de new wave van de vroege jaren tachtig, met The Cure circa “Seventeen seconds” / “Faith” in het bijzonder (“Drawing lines” mist enkel nog de inbreng van Robert Smith), en Echo & The Bunnymen als goede tweede zoals meteen blijkt uit tweede nummer “Pittura infamante” en “Second skin”. Ook de statigheid die van bepaalde Joy Division songs uitgaat, is hier bij vlagen terug te horen. De muzikale draai pakt goed uit, met “Hypnotic regression”, “Projecktions” en het uitgesponnen slotstuk “The new life” in de rol van meest in het oor springende pijlers. 

ESBEN AND THE WITCH – Wash the sins not only the face
Debuut “Violet cries” was het eerste interessante hoofdstuk van het zichzelf naar een Deens sprookje vernoemde trio uit Brighton, en met “Wash the sins not only the face” gaat het verhaal in stijgende lijn verder. In het nog immer fabelachtige woud waarin EATW zich ophoudt, weet het zonlicht vaker door te dringen door het bladerdek zoals in het fraaie “Slow wave” dat sprankelt à la Cocteau Twins. De shoegaze noise van “Iceland spar”, waar de plaat mee opent, zet je nog even op het verkeerde been, maar daarna is er meer lucht en licht. Mysterie, spanning en sensualiteit vermengen zich op het Warpaint-achtige “When that head splits”, gevolgd door de verstilde schoonheid van “Shimmering” dat iets van The XX in zich draagt, terwijl de eerste helft van “Yellow wood” een mistgordijn is van ambient. Invloeden van Cranes en Siouxsie & The Banshees zijn net als op “Violet cries” aanwezig, maar meer verwerkt tot een eigen stempel. De verbindende factor is de doordringende stem van Rachel Davies die je nog verder het sprookje intrekt. Het maakt benieuwd naar het verdere verloop van deze betoverende vertelling. 

FOXYGEN – We are the 21st century ambassadors of peace and magic
Duo Sam France en Jonathan Rado – samen Foxygen, maar live aangevuld tot een kwartet – hebben gevoel voor humor. In de albumtitel noemen ze zich vredesambassadeurs van de toekomst, terwijl ze in hun muziek juist teruggrijpen op het verleden, en wel de 20e eeuw, de jaren zestig en zeventig in het bijzonder. Het druipt van de productie af en het duo kent zijn klassiekers, maar de composities zijn sterk en fris genoeg om Foxygen niet meteen tot het zoveelste ‘retro’ bandje te bestempelen. De band doet niet moeilijk over hun invloeden, al is het aan de luisteraar om die eruit te pikken. “In the darkness” en “Oh no” voelen aan als resp. The Beatles en Lennon, Bob Dylan duikt op in “No destruction”, het refreintje van “On blue mountain” lijkt bijna op “Suspicious minds”, het titelnummer heeft wat weg van een versnelde versie van Creedence Clearwater Revival’s “Suzie Q” (vermengd met de psych-blues van The 13th Floor Elevators) en alleen “Oh yeah” komt in de buurt van het ‘heden’ omdat het aan MGMT doet denken. En uit alles spreekt dat Foxygen niet alleen gevoel voor humor heeft, maar ook gevoel (en verstand) van goede muziek!

FOALS – Holy fire
Heilig vuur? Ja zeker! Niet dat Foals het vuur kwijt was, maar op hun derde plaat is het lekker fikkie stoken geblazen. Misschien kan de term ‘heilig vuur’ hier beter vervangen worden door ‘vreugdevuur’, want de band maakt op dit album een lossere indruk, meer swingend, minder overpeinzend, meer ‘pop’, minder moeilijk en klaar voor het zelf georganiseerde feestje. Het aanstekelijke “My number” is daar het beste voorbeeld van, opgewekte punkfunk à la The Rapture. Vocalist / gitarist Yannis Philippakis zingt veelzijdiger en de band klinkt een stuk toegankelijker en luchtiger dan voorheen, bewust klaar voor de oversteek naar een groter publiek, zonder zich daarbij te verloochenen, zoals in onder andere “Everytime” en “Out of the woods”. Wanneer het album zijn einde nadert, met “Stepson” en “Moon”, kiest Foals voor down-tempo en atmosfeer, en minder voor ‘het liedje’ waardoor het vuur langzaam maar zeker als een nachtkaars uitgaat. Hoe dan ook is “Holy fire” naar mijn idee tot nog toe het beste Foals album uit hun carrière.

UNKNOWN MORTAL ORCHESTRA – II
Ruban Nielson, de drijvende kracht achter UMO, verraste in 2011 aangenaam met zijn eerste titelloze album, gevuld met verfrissende lo-fi liedjes met invalshoeken uiteenlopend van psychedelische pop tot garagerock of funk. Op zijn debuut stond Ruban er alleen voor maar inmiddels is UMO een trio. Op deze simpelweg als “II” betitelde opvolger vormt het songmateriaal stilistisch gezien meer een zachtaardige, klein gehouden neopsychedelische eenheid al zit er nog genoeg variatie in. Op “So good at being in trouble” kiest Ruban voor intimiteit, “One at a time” heeft een funky ondergrond, “No need for a leader” is een lo-fi rocker en “Monki” hangt dicht tegen soft-rock uit de jaren zeventig aan. Wat ze allemaal gemeen hebben is een warme, aangename sfeer, als een pluizige deken die over het geluid hangt, en dat kennen we bijvoorbeeld ook van Tame Impala. De band mag dan bij het grote publiek nog steeds ‘unknown’ zijn, maar hopelijk gaat “II” daar verandering in brengen. Het zou wel zo verdiend zijn.

JACCO GARDNER – Cabinet of curiosities
Op gebied van psychedelische muziek was Nederland in de jaren zestig op Engeland na, dé leverancier van Europa. Anno 2013 valt er vanuit ons landje op genoemd gebied weinig tot niets te melden met de 25-jarige Jacco Gardner als positieve uitzondering. In zijn curiosakabinet heeft de muzikant een twaalftal liedjes uitgestald die vallen onder de noemer psychedelische pop. Gardner recreëert op perfecte manier de sound van de Britse variant van genoemd genre zoals dat rond de periode ’67-’69 werd gemaakt. Naar eigen zeggen was Syd Barrett een bron van inspiratie, maar dat is amper terug te horen in zijn liedjes. Die zijn vooral warm, lief, relaxed en binnen de context van psychedelische pop redelijk traditioneel van karakter. De muzikale excentriciteit en idiosyncratische creativiteit van Jacco’s voorbeeld zal de luisteraar hier niet vinden, wel een verwantschap met The Zombies, The Beatles en The Beach Boys anno het eerder vermelde tijdsgewricht. Het werk van Gardner is dus niet zo curieus als de titel de luisteraar wil doen geloven maar daarom niet minder geslaagd, waarbij single “Silent air”, en de al net aangenaam klinkende “Puppets dangling” en “Watching the moon” bij ondergetekende nog het langst blijven hangen. 

 IAN SKELLY – Cut from a star
“Butterfly house”, het laatste album van The Coral, stamt alweer uit 2010 en vooralsnog doemt nog niets nieuws op aan de horizon. Helemaal stil aan het Coral front is het echter ook weer niet want drummer Ian Skelly bewandelt als eerste bandlid het solo-pad met dit debuutalbum. Verrassend, omdat je dat in eerste instantie zou verwachten van zijn (jongere) broer James, de belangrijkste songschrijver van de band. Maar die laat pas in mei van zich horen met zijn begeleidingsband The Intenders. Hoe dan ook, Ian schrijft dus eveneens liedjes die redelijk in het verlengde liggen van The Coral en een aantal had niet misstaan op een album van laatstgenoemde. Kwalitatief gezien blijft het echter in de schaduw staan van wat broerlief uit zijn mouw pleegt te schudden want daarvoor kabbelt het allemaal net iets te vaak voorbij zonder een blijvende indruk achter te laten. Het lijkt dan ook geen toeval dat de beste song op de plaat, “Caterpillar”, samen met James werd gecomponeerd. “Cut from a star” is geen slecht album, maar echt beklijven wil het over de gehele linie en op den duur ook niet. Het is op zijn best een aardig zoethoudertje voor fans van The Coral. 

THE HISTORY OF APPLE PIE – Out of sight
Ik ben persoonlijk niet bekend met de geschiedenis van appeltaart, maar wat ik in de loop der jaren wel proefondervindelijk heb ondervonden is dat ze in vele soorten en smaken bestaan. Een kwestie van receptuur, bereidingswijze én kookkunst. Van een geheim recept is hier geen sprake want het kost geen enkele moeite om de ingrediënten aan te wijzen die dit in Londen gevestigde kwintet in hun eerste baksel van LP lengte heeft gestopt: My Bloody Valentine, Lush, Ride en aanverwante smaakmakers uit begin jaren 90. Wat de bereiding en de kookkunst aangaat is dit een gevalletje van iets te vroeg uit de oven gehaald en het (nog) niet hebben van voldoende finesse of een eigen toevoeging aan het recept. Een aantal taartpunten zijn goed te pruimen: single “Do it wrong” was zelfs een van mijn favoriete plaatjes van 2012, en ook in de start (“Tug”) en finish (“Before you reach the end”) is het dankzij in het oor springend gitaarwerk fijn happen. Over het algemeen geldt echter, om een andere songtitel van ze aan te halen, dat THOAP nog een “Long way to go” heeft. 

DELPHIC – Collections
Na het verschijnen van voorganger “Acolyte” (2010) durfde ik stellig te beweren dat het album niet zou ontbreken in mijn eindejaar-lijst. Dat gebeurde inderdaad – al bleef ‘ie wel vanwege hevige concurrentie net buiten de top 10 steken – maar met eenzelfde overtuiging wil ik hier kwijt dat “Collections” niet eens in de buurt gaat komen van een overweging tot een plekje in mijn jaarlijst van 2013. De New Order / Friendly Fires / dance mix die zowel hun eerste singles als het gros van het debuut kenmerkte is op “Collections” grotendeels afwezig. Er waren nog wel wat flauwe echo’s rond maar het gevoel dat overheerst is dat je zit te luisteren naar een boyband à la East 17 en soortgelijke commerciële 90s pop. Voorbeelden te over zoals “Changes”, “Don’t let the dreamers take you away” en hiphop / R’n’B afsluiter “Exotic” (mét gastrapper). Single “Baiya” is aanstekelijk genoeg om er mee van door te kunnen gaan, het kalme “Tears before bedtime” valt op door het gebruik van voicemailberichten van een onbekende vrouw, falsetzang en een eenzaam trompetje maar echt opveren wordt alleen veroorzaakt door het ritmische electro-synthpop hoogtepunt “Memeo”. Doch gemeten over een heel album is dit een erg magere score.

Met terugwerkende kracht 

NEW MODEL ARMY – Vengeance – the whole story 1980-84
De oorspronkelijke, in 1984 verschenen debuutplaat van NMA, telde ‘slechts’ acht nummers maar voor deze heruitgave is dat aantal opgekrikt tot 37, met onder meer nooit eerder verschenen songs (demo’s), radiosessies (o.a. John Peel), en rondom het album verschenen singles en EP’s. Het hele verhaal, zoals de titel belooft, wordt daarmee wel verteld, met uiteraard als meest boeiende hoofdstuk “Vengeance”, het vitale post-punk debuut waarmee NMA zich overtuigend een plek veroverde in het alternatieve muzikale landschap van die tijd. Van vlammende opener “Christian militia” tot en met het tegen de Falklands oorlog gekante “Spirit of the Falklands” dat de plaat afsluit, klinkt “Vengeance” anno nu nog net zo fris, gepassioneerd en gedreven als destijds. Wat NMA ten tijde van “Vengeance” boven het maaiveld deed uitsteken was het meesterlijke bas-spel van Stuart Morrow en de scherpe, strijdbare vocalen / teksten van Justin Sullivan alias Slade the Leveller. In de vroegste demo’s is nog niet de band te herkennen die het zou worden. Ze zijn kwalitatief gezien niet heel interessant maar vanuit muziekhistorisch perspectief vormen ze een interessante aanvulling op de rest. Hoe dan ook is dit een essentiële heruitgave, en niet alleen voor NMA fans. 

Singles

STEVE MASON & EMILIANA TORRINI – I go out
Speedy Wunderground is een nieuw label, opgericht door de producer Dan Carey (o.a. Toy, Django Django, Mystery Jets, Franz Ferdinand) dat zich onder andere tot doel heeft gesteld elke release binnen één dag op te nemen en te mixen, en daarna zo snel mogelijk fysiek uit te brengen in een beperkte standaardoplage van 250 stuks op 7” vinyl. Oud-Beta Band zanger Steve Mason (die dit nummer schreef) en de IJslandse singer/songwriter Emiliana Torrini, muzikaal begeleid door de band Toy mogen het spits afbijten en zij bewijzen dat deze snelle werkwijze zijn vruchten afwerpt. “I go out” is bijna zeven minuten durende Krautdisco die vraagt om een glitterbol, een stroboscoop en een dansvloer. Heerlijk plaatje, dat reikhalzend doet uitkijken naar de volgende release op Speedy Wunderground! 

KING KRULE – Rock bottom
Al een half jaar oud (!), maar door mij over het hoofd gezien. Ik ga de single hier toch noemen omdat er verder weinig nieuws te melden valt zoals dat langverwachte album dat er maar niet van lijkt te komen. Op de King Krule website wordt vrolijk verwezen naar een nieuwe plaat die nu te koop is maar dat blijkt de EP uit 2011 te zijn. Optreden doet de band rondom Archie Marshall gelukkig gewoon nog wel, en dan spelen ze vast dit fijne jazzy gitaarpopliedje dat intiem en relaxed van start gaat maar met regelmaat even versnelt en de funky basgitaar doet opleven. De karakteristieke stem van Archie drukt er een opvallend stempel op.   

DROWNERS – Between us girls EP
Hoe gaaf is dat: een (Amerikaanse) band die zich heeft vernoemd naar de debuutsingle van Suede, en qua sound doet denken aan The Smiths? Dat geldt in ieder geval voor het uptempo duo “Long hair” en “You’ve got it all wrong” die voorbij zijn voordat je erg in hebt. De nummers klokken dan ook ieder onder de twee minuten. Sowieso houdt de band van opschieten: “Between us girls” heet een ‘extended play’ te zijn, maar duurt met drie liedjes in totaal nog geen zes minuten. En dat vraagt om meer…  

HAUNTED HEARTS – Something that feels bad is something that feels good
Dee Dee alias Kristin Gundred (Dum Dum Girls) en Brandon Welchez (Crocodiles) zijn al jaren een (getrouwd) koppel met ieder hun eigen band. Haunted Hearts is hun eerste gezamenlijke groep en voor wie bekend is met de muziek die ze normaliter maken, zal deze single met zijn lange titel vertrouwd terrein zijn. Alsof beide bands over de Amerikaanse highway scheuren in een oude Cadillac met open dak. Ik wil echter vooral de aandacht vestigen op de schitterende B-kant “House of lords”, dat met zijn Krautrockbeat, softe 60s psychedelica en zonovergoten sfeertje de laatst verschenen releases van zowel Dum Dum Girls als Crocodiles met gemak in de schaduw stelt. En dat alles gestoken in een provocatief, intrigerend hoesje dat de vraag oproept of Dee Dee wellicht model heeft gestaan...

LONDON GRAMMAR – Metal & dust 
Een trio uit (jawel!) Londen dat fraai debuteert met deze single – ook als EP verkrijgbaar, met twee extra songs – waarop, ook geldend voor het net zo mooie, op de andere zijde van het vinylplaatje geperste “Hey now”, de aanlokkelijke stem van Hannah Reid een sleutelrol vervult. “Metal and dust” begint subtiel en intiem à la The XX en krijgt gaandeweg vleugels die het nummer op gracieuze wijze naar een subtiel dansachtig triphopterrein doen fladderen.

DRENGE – Bloodsports
Volgens hun website behoren de interlandvoetbalmatch Engeland-Argentinië uit ’98, Anti Social Behavior Orders, ₤ 0.00 (een lege beurs) en Margaret (daar zal waarschijnlijk Thatcher mee bedoeld worden) tot hun invloeden. Aldus Drenge (Deens voor ‘jongens’), oftewel de gebroeders Eoin en Rory Loveless, de nieuwste loot aan de alsmaar uitdijende boom getiteld ‘gitaar / drumstel duo’, zoals eveneens recente ‘aanwinsten’ The Bots, Deap Vally en Bleached. Kan Drenge het verschil maken? “Blood sports”, waar de ruige rockversie van Arctic Monkeys, The White Stripes (uiteraard) en The Black Keys in te herkennen valt, is in ieder geval een hoopgevend debuut.

THE BELLE GAME – Wait up for you
“Wait up for you” is een voorproefje van het ‘ergens in de lente’ te verschijnen album “Ritual tradition habit”. Indien deze single indicatief is voor genoemde plaat, dan zou die hopelijk vol moeten staan met de nodige ‘voettappertjes’. Want dat is wat “Wait up for you” teweeg brengt: je voet gaat ervan mee tappen. Het maakt daarbij wel iets uit of je sympathie koestert voor Kings Of Leon en Arcade Fire, want dat leek ik op momenten te ruiken, als een vluchtig parfum voor de oren.  

WOLF ALICE – Fluffy
Oorspronkelijk vormden Ellie Rowsell, Joel Amey en Joff Odie samen een folk-trio, maar anno 2013, en met de toevoeging van bassist Theo Ellis, zijn ze een andere weg ingeslagen. Hoe ze voorheen klonken weet ik niet, maar afgaande op “Fluffy” zit Wolf Alice nu in het spoor van bands als The Breeders, The Joy Formidable en Elastica. De songtitel mag dus worden beschouwd als een poging de luisteraar op het verkeerde been te zetten, want in plaats van dons is “Fluffy” voorzien van scherpe randjes. En dat zorgt hier voor prettige prikkels.

RATS ON RAFTS – Emma Sofia
In eerste instantie verscheen deze single op het Nederlandse Top Notch, maar het plaatje werd daarna opgepikt door Louder Than War, het vanuit Manchester gerunde, door muzikant/journalist John Robb geïnitieerde label dat voortkwam uit de gelijknamige, goed gewaardeerde website. Deze release is dan ook een steuntje in de rug voor de Nederlandse post-punk band die hopelijk de deur naar Engeland (verder) openzet. “Emma Sofia” sluit muzikaal aan op album “The moon is big”, dus wie daarvan heeft genoten, kan deze single blind aanschaffen. 

EVERYTHING EVERYTHING – Kemosabe
De tweede single van het tweede album. “Kemosabe”, een woord afkomstig uit een oude Indianentaal, betekent zoiets als ‘trouwe vriend’. En zoals het een goede makker betaamt, stelt EE niet teleur met dit andermaal vernuftige popliedje met tot stotteren bewerkte zang, hoge gilletjes, een falsetrefrein en een paar aanstekelijke ‘Hey!’ kreten.  

MØ – Pilgrim
Iceage mag zich sinds 2011 de meest van zich doen sprekende band uit Kopenhagen noemen, maar wellicht dat we over een tijdje de mond vol hebben van stadsgenoot MØ. Geen band overigens, maar een soloartieste, gedoopt Karen Marie Ørsted, uit wiens initialen we haar artiestenaam kunnen afleiden. MØ (ook Deens voor ‘maagd’) laat zich op de B-kant remixen door Ms Mr, maar laatstgenoemde had blijkbaar weinig inspiratie want er is amper iets met het origineel gedaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten