zaterdag 20 oktober 2012

Pukkelpop (dag 1) - Kiewit (Hasselt) : Een groot weiland : donderdag 16 augustus 2012

Heet? Wat heet! Want tergend warm is het dit jaar op Pukkelpop. Met ruim boven de 30 graden Celsius stijgende temperaturen leent het festival zich niet om zoals gebruikelijk van band naar band te hoppen. Dat gebeurt weliswaar, echter minder vaak en alleen als de behoefte c.q. noodzaak groter is dan het gevecht tegen de hitte. Vorig jaar hadden we de storm die een even abrupt als tragisch einde maakte aan Pukkelpop 2011, maar dat was hoogstwaarschijnlijk een even unieke als bizarre eenmalige gebeurtenis. Doden vallen dit jaar gelukkig niet, hooguit van het dak vallende mussen. Het zijn vooral zwetende lijven, puffende gezichten en het zoeken naar schaduw en verkoeling die in 2012 het festivalbeeld bepalen. Natuurlijk gaat het ook om de muziek, maar daarover later meer. Want eerst moeten commando Billy, Wilms (mee voor één dag) en indindo en plekje zoeken voor tenten en auto. De geïmproviseerde camping waar we in 2011 voor het eerst onze haringen in de grond sloegen, blijkt dit jaar geen optie. Men viert namelijk een huwelijksfeest dus de camping is alleen voor genodigden. Begrijpelijk. Onze reguliere camping is eigenlijk al volzet, al weet headmusic een plek te regelen waar we uiteindelijk toch maar geen gebruik van maken. Het staat er reeds hutje mutje. En niet alleen daar, want wanneer we ons geluk beproeven bij het volgende kampeerterrein, blijkt die ook al vol te zijn. Na een stukje te zijn doorgereden, komen we terecht bij de laatste camping die Zonhoven scheidt van niemandsland en waar nog volop plek te vinden is. Het is van hier een stuk verder lopen naar het festivalterrein maar we hebben tenminste ruimte en rust. Nou ja, relatieve rust dan. Onze vaste brasserie (ontbijt-, was- en schijtgelegenheid) is gesloten (!) doch gelukkig is er een vlakbij gelegen alternatief. Voor het ontbijt althans. Nadat ik tijdens het tent opzetten en inruimen een liter zweet uit het lijf heb gegutst (Zonhoven? Zonneoven!), en dat enigszins heb kunnen aanvullen met een flesje Radler uit een serie van twaalf (thanks headmusic!), kunnen we onze eerste trektocht van dit jaar maken naar het festivalterrein. 

Eerste band: Cloud Nothings. Althans het staartje van hun optreden. Wel een ideale band om mee te beginnen, want die naam van ze leent zich uitstekend voor mijn hittethematiek. Cloud Nothings, wolken van niks. Als in: geen wolken, een correcte weergave van de weersomstandigheden. Waren er maar wolken, en dan zou ik het niet eens erg vinden als daar net zo’n kortstondig, onstuimig buitje uit zou vallen als op het podium valt waar te nemen. Indie rock met een rafelrandje, zo stel ik op het eerste gehoor vast. Doe rustig aan jongens, denk ik bij mezelf, het is veel te warm voor dit soort fratsen. Tijd voor een speciaal biertje, al zou een bekertje water nu beter zijn. Maar dat zal ik in de loop van dit festival vaak genoeg naar binnen gieten. 

Nietsvermoedend betreden we de tent die Castello heet. De plek van de tent is die waar eertijds de Wablief? Stage te vinden was, maar die is verplaatst naar de plek waar eerst de Chateau stond. De Chateau bestaat niet meer, uit piëteit met de slachtoffers van vorig jaar die daar gevallen zijn. Maar eigenlijk staat daar dus gewoon dezelfde tent. Kunt u het nog volgen? Hoe dan ook, de Castello. De naam suggereert een kasteel maar het is een tent waar de temperatuur hoog genoeg is om op je buik een eitje te bakken. Afijn, de naam Magnetron was beter geweest. Maar dat weten we nog niet wanneer we de tent binnenlopen. Ik wil een band uit Manchester zien genaamd Stay+. Eerste domper: in het halfduister staat een man achter een laptop dus dat is visueel gezien al niet zo interessant. Domper twee: de muziek – ik noem het even heel algemeen ‘dance’ – kan me niet bekoren. Maar eigenlijk is dat ook een meevaller want dat betekent dat we hier hoeven te blijven. Stay? Dacht het niet! 

Next stop: The Jezabels. Daar valt toch geen woordspeling op te maken die hitte-gerelateerd is, toch? Klopt. Maar ze hebben wel een single getiteld “Endless summer”. Een eindeloze zomer, zie je het al voor je? Dat je drie maanden lang moet zwoegen onder de terreur van een genadeloze zon. Dat valt uit te houden met een strand, privé-zwembad of permanente airco bij de hand, maar niet op een tot festivalterrein omgetoverd groot weiland waar ze uitgerekend die schaduwrijke bomen hebben neergehaald. The Jezabels moeten qua hitte wel wat gewend zijn, als Australiërs zijnde. Van hun muziek krijg ik geen koude rillingen – was nu wel fijn geweest – maar hun radiovriendelijke indierock met epische en ‘feel good’ trekjes lijkt me gesneden koek voor Amerika. Zangeres Hayley Mary is de onderscheidende factor. Niet omdat ze geen pondje teveel weegt, maar vanwege haar stem. 

En toen waren we weer terug bij de Magnetron alias Castello. Je gaat er niet voor je lol in, hadden we al kunnen vaststellen, maar nu sluiten we zelfs aan in een (korte) rij. Hebben die wachtenden het nog niet warm genoeg dan? Vast wel, maar de reden voor deze drukte is het feit dat Alt-J hier staat te spelen. Gelet op het succes van het album “An awesome wave” was een plek in de Marquee – om mee te beginnen – een meer voor de hand liggend podium geweest voor deze vier folktronica jongemannen uit Leeds. Ik heb zelf genoemd album aangeschaft maar het kost me moeite om me te warmen (!) aan meer dan een handvol nummers. De nummers zitten vernuftig in elkaar, het is origineel maar wat me op afstand houdt is dat stemmetje. Ik denk iedere keer: zingt Joe Newman met opzet zo of gaat dat vanzelf? Veel tijd om daarover na te denken gun ik me eigenlijk niet, want het zweet kringelt van mijn rug in mijn bilspleet. Alt-J, was het maar Kalt-J. Hoog tijd voor een koude jongen dus.  

“Wat zullen we drinken, zeven dagen lang? Wat zullen we drinken, wat een dorst”, zong de Nederlandstalige band Bots in de jaren zeventig. Hoe toepasselijk, ook al duurt Pukkelpop maar drie dagen. En wat we zullen drinken begint steeds meer duidelijk te worden: water. Veel water. Dat ik met Bots aan kom zetten, is niet toevallig, want het vormt een mooi bruggetje naar The Bots, een chocoladekleurig duo (twee broers) die tevergeefs proberen om met de simpele combinatie gitaar en drumstel iets te verzinnen wat de beperkingen van genoemd instrumentarium doet overstijgen. Sorry jongens, The White Stripes, The Black Keys en Blood Red Shoes – om de meest bekende maar even te noemen – zijn jullie al voor geweest. Ze spelen een soort punkrock, mocht u het echt iets interesseren. Ik zeg: breng Jack & Meg weer bij elkaar. Of alleen Meg voor mijn part. Laat haar een uur soundchecken en je krijgt de tent vol, hittegolf of niet. The Bots? NotS! 

Het heeft even geduurd maar eindelijk valt er vandaag een muzikaal hoogtepunt te noteren. Het was te verwachten dat The Horrors daar voor zorg zouden dragen. Met een albumscore van drie uit drie en goede ervaringen in het verleden – met hun optreden in Doornroosje in 2010 als mijn persoonlijke hoogtepunt – kon het eigenlijk niet misgaan. Bovendien krijg ik dit keer live uitvoeringen van derde album “Skying” te horen, want daar was bij eerdere optredens nog geen sprake van. De nadruk vandaag ligt op genoemde plaat, met een paar uitstapjes naar voorganger “Primary colours”, terwijl de fase “Strange house” een gesloten boek blijft. Zoals gezegd vormt de Krautrock – psychedelica – 80s new wave marinade van The Horrors het eerste lichtpuntje op muzikaal gebied van de dag, met prima uitvoeringen van onder meer “I can see through you”, “Still life” en het lange, afsluitende “Moving further away”. Het doet je bijna even de warmte vergeten. Want ja, die hitte zijn we voorlopig nog niet kwijt. Een ware horror. 

Oké, het wordt even zoeken met die bruggetjes naar warmte, hitte, zon en aanverwanten. Bij Django Django, want daar zijn we nu aanbeland, mag ik graag verwijzen naar de hoes van hun debuutalbum waar een niet nader te bepalen creatuur – of is het slechts een ‘vorm’ – zich voortbeweegt door een woestijn. U bent bekend met de weersomstandigheden in een woestijn tijdens kantooruren? Mooi, mijn punt is gemaakt. De vier heren hebben zich in identieke overhemden gehuld – waar zich ongetwijfeld van die zweetzoutkringen in hebben gevormd, of praat ik nu gewoon voor mezelf? – en hun meerstemmige liedjes, waarbij niet valt te ontkomen aan een vergelijking met The Beta Band, gaan erin als koek. Jammer dat er een overlap zat tussen DD en The Horrors want ik had graag meer van die koek gegeten. Zeker wanneer je een hap hebt genomen van “Default”, een van hun leukste liedjes, zoals te merken aan de publieksreacties. 

OK, de volgende woordspeling kwam spontaan voorbij gewaaid, zonder er over hoeven na te denken: Sunblock Party. Ik weet het, een briljante ingeving. Op de camping had ik me al goed ingesmeerd, maar als ik sommige hoofden en lijven om me heen zie, dan heeft dat niet voor iedereen prioriteit. Dat zij maar een pijnlijke en slapeloze nacht tegemoet mogen gaan. Maar eerst genieten van Bloc Party, ook al is nieuw album “Four” zo vers van de pers dat het nog niet is ingeburgerd bij de volle zon trotserende toeschouwers die zich voor het hoofdpodium hebben verzameld, ondergetekende incluis. Maakt niet uit, want tegenover elke onwennig ontvangen nieuwkomer (“Kettling”, “Team A”, “Octopus”) staan in verhouding drie vertrouwde publiekslievelingen die met het nodige enthousiasme worden omarmd. De setlist is een pick & mix uit de BP catalogus, en je merkt: hoe ouder de song (“Banquet”, “So here we are”, “Helicopter”), des te luider het gejoel. De grijns van Kele Okereke (kleurig shirt, korte broek) spreekt boekdelen. O ja, mag ik tenslotte ook even vermelden dat drummer Matt Tong een zonnebril over zijn eigen, gewone model droeg. Ik zou toch eens van die klepjes overwegen, Matt. Het ziet er niet sexy uit maar verscholen achter je drumstel valt dat amper op. 

Op North Sea Jazz dit jaar had Lianne La Havas  menig hart gestolen met haar ontwapenende uitstraling en fijne liedjes. Net wanneer ik de tent binnenloop speelt ze mijn favoriete nummer, het lieflijke “Au cinéma”. Ik zou het er bijna warm van krijgen ware het niet dat dit reeds het geval is. Het wordt derhalve tijd om weer een beetje schaduw op te zoeken en dan liefst zittend met een speciaal biertje in de hand. Die gedachte wordt door velen gedeeld dus het is bij de met zeilen overdekte zitbanken geen eenvoudige opgave om een plekje te vinden waar je niet wordt gehinderd door de niet aflatende zonnestralen. We smachten naar het moment dat de zon ondergaat en de temperatuur naar verwachting zich gaat verlagen naar aangenamere omstandigheden. Weten wij veel dat de weergoden vanavond anders hebben beslist. Afijn, tot hier mijn hitte-bruggetjes want ondanks de aanhoudende warmte komen we op een gegeven moment op het onvermijdelijke punt dat we, voor vandaag althans, de zon eindelijk kwijt zijn.

Het had niet veel gescheeld of ik had met Björk een taxi gedeeld. Dat zit zo: in 1993 gaf de zangeres voor het eerst een aantal concerten in Nederland. Ik had een ticket gekocht voor haar optreden in Noorderligt (RIP) te Tilburg. Ik was aan de late kant dus een taxi leek de beste optie. Toen ik er eentje opmerkte, zag ik een aantal jongedames er naar toe hollen. Eén van hen was Björk. In de wetenschap dat we dezelfde bestemming hadden, hoefde ik maar te roepen of ik er nog bij mocht, konden we de kosten delen. Niet gedaan. “Too shy”, om Kajagoogoo te citeren. Sindsdien heb ik Björk tenminste één keer (Pinkpop) en hooguit twee keer (eh… weet ik niet meer) gezien. Hoe dan ook zitten er pakweg twintig jaar tussen Noorderligt en Pukkelpop en in de tussentijd heeft de eigenzinnige zangeres zich gemanifesteerd als een blijvend en altijd voor verrassingen zorgend individu in de popmuziek. Alhoewel popmuziek, dat is een veel te enge term voor het spectrum dat Björk bestrijkt, zoals ook vanavond weer blijkt. Samen met een dameskoor in futuristisch aandoende jurken kiest Björk – zelf gehuld in buitenissige kledij (een jörk) en een blauwe carnavalspruik – niet voor de makkelijkste weg door de ‘hitjes’ achterwege te laten, en veelvuldig te putten uit “Biophilia”, haar laatste album dat enige investering vergt van de luisteraar. Veel relatief voor de grote massa onbekend materiaal dus, waarbij single “Hunter” – van “Homogenic” (1997) – misschien het meest bekend in de oren klinkt. Enerzijds kan ik Björks niet voor de hand liggende setlistkeuze wel waarderen, anderzijds had het geen kwaad gekund het publiek wat meer tegemoet te komen. 

Tijdens eerdere optredens die ik van ze zag vond ik The Big Pink wat zwaar op de hand en serieus. Meer The Big Black dan The Big Pink. Zeker toen ik tijdens een concert in Paradiso weinig meer van ze zag dat wat schimmige contouren. Met het meer popgerichte tweede album “Future this” is er kleur op de wangen gekomen. Misschien lijkt het slechtst zo, maar de band, in ieder geval zanger / gitarist Robbie Furze, maakt de indruk er meer lol in te hebben. “Velvet” klinkt bijna vrolijk. Of ligt dat aan mij? Blogparty vindt het leuk maar besluit op een gegeven moment toch dat het bedtijd is. Bed zoals in ‘bed & breakfast’. Tja, als er nou op loopafstand een dergelijke slaapgelegenheid zou zijn, en niet al te duur uiteraard, dan hadden we het over een serieus alternatief voor het gehannes in een tent in de hoop dat je buren jouw rust respecteren. Commando Billy heeft het over het meenemen van een fiets volgend jaar. Dat scheelt in het lopen, maar beter slapen – The Big Sleep – doe je er niet van. 

Eén van de meest bijzondere optredens die ik ooit op Pukkelpop heb mogen meemaken is er eentje van (Leslie) Feist, de Canadese singer/songwriter. Zeker weten doe ik het niet, maar ik geloof dat het in 2004 was. Ik kende haar muziek niet, ze trad ’s avonds laat op in de Club en ze verraste me op aangename wijze. In mijn concerteindejaarlijst eindigde ze ergens in de top 5. Daarna zag ik haar nog een keer of twee en ook toen viel ik voor de charme van de liedjes en haar vertolkster. Ditmaal is dat niet anders, in de staart van de eerste Pukkelpop dag, waar ze met band en een driekoppig, rond één microfoon verzameld dameskoortje (hoe knus!) de Marquee naar haar hand weet te zetten. Bijvoorbeeld met het vrolijke, lichtvoetige “I feel it all” of de uitbundige aanstekelijkheid van “Sea lion woman”. Zo wordt het zelfs een beeste feest met Feist. 

Social Distortion bestaat al sinds 1978, maar alleen zanger / gitarist Mike Ness is de enige overgeblevene van de originele line-up. Wat ooit een punkband was, moet in de loop der jaren zijn verworden tot een standaard rock gezelschap waar wat mij betreft alle scherpe randjes vanaf zijn geschaafd. Ik begrijp dat de band op basis van hun veteranenstatus tot afsluiter op de Shelter stage is verkozen, maar liever had ik op dit late uur nog wat echt vuurwerk meegemaakt. Mijn gedachten gaan hierbij uit naar een band als Cerebral Ballzy die de boel lekker had kunnen wakker schudden met een after midnight moshpit en soortgelijke capriolen. Een potje échte distortion dus. 

Vorig jaar stond ze ook op het programma, net als diverse andere bands, maar om bekende redenen heeft haar optreden toen niet plaatsgevonden. Ik ben blij dat Tune-Yards (eigenlijk tUnE-yArDs) in 2012 is teruggevraagd want haar vrolijke, maffe, originele popliedjes, waar tweede album “Whokill” vol van staat, wil ik graag eens in een live setting meemaken. Merrill Garbus is een aparte jongedame met verfstrepen in het gezicht die de kunst van vocale acrobatiek beheerst (op een creatieve, onorthodoxe wijze) en liedjes in elkaar knutselt met afropop, ukelele, onverwachte overgangen, scheve indie, lo-fi en een gezonde dosis eigengereidheid, conform hoe ze haar artiestennaam typografisch spelt. Een beetje vreemd maar wel lekker, en een goede keuze om in de late uurtjes van de Club het publiek mee te verrassen.

Het wordt tijd om huiswaarts te gaan. Nou ja, wat dan voor enkele dagen voor ‘thuis’ moet doorgaan: onze tenten in een weiland te Zonhoven. We sjokken langs de Marquee waar Mark Lanegan en zijn band een poging doen om ons nog wat langer op het festivalterrein te houden. Hij doet zijn best maar we vinden het wel goed zo. Ik bedenk me opeens dat ik Mark, al dan niet op Pukkelpop, in diverse hoedanigheden heb gezien: solo, als lid van Queens Of The Stoneage, samen met Isobel Campbell en als helft van The Gutter Twins. Maar als zanger van Screaming Trees, want zo leerde ik hem voor het eerst kennen eind jaren tachtig, heb ik hem nog niet meegemaakt. Kijk, dat lijkt me wel een reünie waard. En met die gedachte zetten we koers naar Zonhoven, voorzichtig marcherend in relatieve koelte. 

Meer foto’s hier!

2 opmerkingen:

  1. Euh, volgens mij ben ik de enige geweest die The Big Pink helemaal heeft uitgezeten want jij en Paul gingen op een gegeven moment tijdens het optreden elders iets kijken. Ik citeer uit mijn blog:

    The Big Pink is blijkbaar bekend van FIFA street op de Xbox en scoort bij mij een dikke 8. Ze stonden ook heerlijk laat geprogrammeerd in de Club en dan gaat zo’n potje electro rock erin als koek. Ook hier kwam ik weer een aantal vrienden tegen maar uiteindelijk stond ik toch in mijn uppie te swingen. You missed something guys! #electronicrock

    Door de hitte bevangen tijdens het schrijven van dit stukje? ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @Daniëlle: Dat moet inderdaad de hitte zijn geweest... in combinatie met mijn falende geheugen! Maar nu staat het me weer voor de geest: wij zijn 'm gepeerd bij TBP en niet jij. Sorry voor dit stukje onbedoelde geschiedvervalsing! Hopelijk gaat het met de stukjes over dag 2 en dag 3 beter... ;-) O ja, en fijn dat ik zo'n oplettende lezer heb! :-)

    BeantwoordenVerwijderen