dinsdag 30 oktober 2012

Pukkelpop (dag 3) - Kiewit (Hasselt) : Een groot weiland : zaterdag 19 augustus 2012

We beleven de laatste festivaldag van Pukkelpop, ofschoon commando Billy en ik na al het muzikale aanbod nog een laatste overnachting in Zonhoven te wachten staat. In de ochtend word ik iets vroeger dan de vorige dag al uit mijn tent gefikt. De zon toont zich opnieuw ongenadig. Na ons ontbijt lopen we naar het festivalterrein. Onderweg zien we iemand zich douchen in een autowasserette naast een tankstation – de persoon in kwestie heeft wel een zwembroek aangetrokken, want hij is voor iedereen zichtbaar – en we komen de eerste bezoekers tegemoet die sjouwend met hun kampeerspullen richting auto of bus gaan. We komen iets te vroeg aan en zodoende moeten we een minuut of tien wachten voordat de festivalpoorten worden geopend. Eenmaal binnen brengen we een bezoek aan de toiletunits waarvan er nu nog veel schoon want ongebruikt zijn. En dat is maar goed ook want in de toiletcabine is het vanwege de warmte niet te harden en dat zou met een penetrante poep- en/of pieslucht helemaal een verschrikking zijn geweest…

Voor ons staat een groepje zich stoer gedragende tieners zich vol te gieten met pintjes, alsof ze het noodlot willen tarten. Als dat over enkele uren maar geen comateuze toestanden oplevert. We staan in de Shelter waar we vandaag veelvuldig te vinden zijn, het meest van alle podia. Het programma-aanbod in deze tent spreekt me deze dag namelijk het meeste aan, te beginnen met Ceremony. De Amerikaanse band leerde ik dit jaar voor het eerst kennen via album “Zoo”, ofschoon ze al sinds 2005 aan de door punk geplaveide weg timmeren. Begonnen als hardcore band en inmiddels geëvolueerd naar gezelschap dat in hun stevige punk met schreeuwzang (van de energieke frontman Ross Farrar) elementen van onder meer Joy Division heeft geïncorporeerd. Van “Zoo” worden diverse songs gespeeld, met “Hysteria” als hoogtepunt, en pas tegen het einde van de set worden de beginwortels van de band aangeboord met sneller werk. Dat was ook wel nodig want het optreden dreigde wat te verzanden in een bepaalde eenvormigheid. 

Er staan hooguit een man of twintig in de hete Castello. Tja, onbekend maakt onbemind en het blijft onder deze weersomstandigheden nu eenmaal een tent waar je niet zomaar even naar binnenloopt. Zonde, want daardoor moet Troumaca (uit Birmingham) het stellen met een handjevol toeschouwers terwijl ze op basis van een frisse combinatie van dub, indie, drum’n’bass en tropische invloeden meer hadden verdiend. Ik raadde op dit weblog al eens aan hun gratis EP “The gems” te downloaden via hun website, en dat wil ik bij deze graag herhalen. “Fire”, het meest aanstekelijke nummer van die EP, bewaren ze tot het laatst. Dat het me desondanks tot slechts een halfslachtig dansje kan verleiden, ligt louter en alleen aan de hitte. Maar ja, dat was met zo’n songtitel ook wel te verwachten natuurlijk. 

Schuilend onder de schaduw biedende luifel van een kraam waar redelijk goede zaken worden gedaan met de verkoop van stukken meloen, horen we flarden van The Joy Formidable op het hoofdpodium. Veel krijgen we er niet van mee want we hebben meer oog voor passerende bezoekers. Bovendien is dit slechts een tussenstop op weg naar Howler. Voor mij is het de derde keer dit jaar dat ik de band live zie spelen. Het viertal gaat opvallend van start met een geslaagde Suicide cover (“Ghost rider”) en een nieuwe song (“Louise”) om vervolgens terug te keren op vertrouwd terrein met vooral van “America give up” getrokken liedjes die zich ophouden tussen surfrock en garagepunk. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat gezet tegenover de twee Howler concerten die ik zoals gezegd dit jaar al meemaakte (beide in Paradiso overigens), dit optreden op de een of andere wijze wat flets afsteekt. Niettemin vind ik het een van de leukste bandjes die 2012 tot nu toe heeft opgeleverd. 

Vroeger – ik heb het nu over begin jaren negentig – was ik fan van Thee Hypnotics, een cool as fuck band uit London die op zijn beurt fan was van MC5 en The Stooges. Zo klonken ze en zo zagen ze er ook uit. Alsof ze rechtstreeks met een tijdmachine uit het Detroit van eind jaren zestig, begin jaren zeventig waren gezapt. Een grote Thee Hypnotics poster sierde mijn slaapkamermuur en ik zag de band diverse malen gedurende de allengs minder wordende stadia van hun carrière. Hun eerste optreden in Nederland (Utrecht, Vrije Vloer) staat me onder meer bij omdat ik toen, op de eerste linie voor het podium, Jim Jones tussen twee nummers door een pepermuntje aanbod en hij me vroeg: “Is it spiked?” Nadat ik hem ervan had overtuigd dat er geen LSD inzat, stopte hij het snoepje in zijn mond. Afijn, Thee Hypnotics zijn in 1994 ophouden te bestaan, maar Jim is nog steeds actief, in zijn eigen The Jim Jones Revue. Leuk voor hem, maar geef mij Thee Hypnotics maar. In TJJR kan ik zo goed als niets ontdekken wat laatstgenoemde zo ruig, cool en spannend maakte, wel een hoop op mij als niet boven het maaiveld uitstekende rock’n’roll vermengd met blues en soul. Sorry Jim, maar het pepermuntje houd ik dit keer voor mezelf. 

“In the belly of the brazen bull” is de eerste plaat van The Cribs die ik niet van ze heb gekocht want de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat elk nieuw album dat ik aanschafte minder gedraaid werd dan de vorige. Het debuut en de opvolger bevallen me nog het best, en ofschoon daar zo nu en dan iets van live wordt gespeeld, laat ik de band voor wat het is. Althans, één nummertje meepikken doe ik wel, ‘for old time’s sake’. Wel kijk ik uit naar Trash Talk, het uit Californië afkomstige hardcore punk kwartet, dat ik twee maanden eerder in het Eindhovense skatedomein Area 51 gedurende een heftig half uur de boel op stelten zag zetten in een uit zijn voegen barstend zaaltje. De band heeft gedurende haar zevenjarig bestaan een geduchte live reputatie opgebouwd waar Pukkelpop vandaag mee kennis mag maken. Na een log en zwaar intro wordt al gauw het snelheidspedaal ingetrapt, en vanaf dat moment raast de band furieus en onstuimig door de setlist heen, met als spervuur op het publiek afgeschoten, korte, heftige nummers. Zanger Lee Spielman is halverwege het concert al het publiek ingedoken dat hem letterlijk op handen draagt. Gitarist Spencer Stevenson klimt tegen het einde een toren in om eenmaal boven aangekomen als een topless, van het zweet druipende veldheer het beneden liggende mosh slachtveld te overzien. En hij zag dat het goed was. En wij ook!

Ik moet even schakelen wanneer Jessie Ware zegt dat ze drie jaar geleden ook al eens op Pukkelpop stond. Was het festival er dan al zo vroeg bij deze artieste? Nee, want Jessie staat nog niet zo lang op eigen voeten. Ze refereert aan het optreden van Jack Peñate bij wie ze toen achtergrondzangeres was. Opeens valt het kwartje want ik was daarbij. Sterker nog: ik heb toen een foto van haar gemaakt zonder te weten wie ze was. Hoe dan ook, Jessie staat nu op eigen benen, haar met elegante soulpop gevulde debuutalbum “Devotion” mag op overwegend positieve kritieken rekenen en eh… ik ben nog niet helemaal overtuigd. Moest ik kiezen tussen Jessie en haar voormalige ‘broodheer’, dan ga ik voor de laatste. Toch geef ik haar het voordeel van de twijfel omdat ik denk dat haar liedjes, zoals het sensuele “Running”, beter tot hun recht zouden komen in een andere setting. 

‘Never a dull moment’ bij Pulled Apart By Horses. In Paradiso deden ze tijdens London Calling de kleine bovenzaal doen exploderen, en ook nu weten ze tijdens de toegestane veertig minuten speeltijd een puike show neer te zetten. Misschien niet zo heftig als tijdens Trash Talk, maar op zichzelf beschouwd maken ze van de Shelter ‘the place to be’ met knallende punksongs voorzien van titels die de lading meer dan dekken: “Back to the fuck yeah”, het venijnige “V.E.N.O.M.”, “I punched a lion in the throat” en het afsluitende “High five, swan dive, nose dive”. Tussen de nummers door wordt er gegrapt en gegrold met het publiek of onderling, want humor is een onderdeel van deze band. Daarna is het tijd voor een ijsje want met dit warme weer heb ik weinig trek in iets anders. De bouletten, hamburgers en frites laat ik voor wat ze zijn. Dat geldt ook voor The Shins die ik zo goed als helemaal mis, ofschoon ik er best wat meer van had willen zien. 

Kun je het nog herinneren? Of op zijn Zweeds: Hüsker dü? Yes we can. Het was in 1987 dat ik laatstgenoemde band voor het eerst én het laatst zag op Pinkpop. Een memorabel optreden. Ik weet niet of ik toen ook Bob Mould voor het laatst zag, of dat ik zijn volgende band Sugar ooit ergens live heb meegemaakt. Als dat al zo was, dan is me dat dus niet bijgebleven. Afijn, Bob is back, met grijs haar en een ziekenfondsbrilletje op zijn neus. Hij is hier helaas niet om Hüsker Dü een eerbetoon te geven maar om “Copper blue” (1992), het debuut van Sugar en NME’s album van dat jaar, te spelen. Jammer genoeg heb ik nooit zoveel opgehad met Sugar, dus wanneer Bob er toch één nummertje Hüsker Dü tegenaan gooit (“Make no sense at all”), dan is dát voor mij het moment om op te veren en te hopen dat Bob binnenkort ook door de reüniekoorts wordt aangestoken… Niet lang nadat Bob de bühne heeft verlaten, volgt het meest indrukwekkende ‘hüsker dü’ moment van het festival: de aangekondigde één minuut stilte ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de storm die vorig jaar over het Pukkelpop terrein raasde. Een bijzonder roerend stiltemonumentje dat gelukkig niet wordt ontsierd door ‘lollige’ schreeuwers of andere respectloze asocialen. Het enige wat wij, gezeten op de naast de Wablief? tent geplaatste tribune, als een droeve herinnering door de stilte heen horen, is het zachte gesnik van een meisje. Om stil van te worden. 

Na dit mooie moment laat ik me door commando Billy overhalen om weer eens de Castello in te duiken. Hij wil Lower Dens checken. Zelfs de naam zegt me weinig dus ik moet het programmaboekje uit mijn broekzak trekken ten behoeve van nadere informatie. Er wordt gestrooid met termen als post-rock, Krautrock, ‘kosmisch ritme’ en gerefereerd aan de bands The XX en Deerhunter. De hitte trotserend begin ik me bij het tweede nummer af te vragen of we wel bij de juiste band zijn. Hmm, tijd klopt, locatie ook. En toch, het kan aan mij liggen, maar waar in het boekje nadrukkelijk wordt ingezoomd op een frontvrouw, zie ik alleen maar kerels op het podium staan. Of is die ene met dat donkere haar dan soms…? Wanneer de derde song ten einde loopt, vind ik de vraag eigenlijk al niet meer zo interessant. Urgenter is de vraag: kunnen we a.u.b. deze zweetopwekkende sauna weer verlaten? 

Een stel Zweden dat rondhangt op een Graveyard. In uiterlijk en sound is evident dat ze daar aan het graven zijn geslagen. En wat hebben ze uit de grond getrokken: de jaren zestig en zeventig. De langharige variant welteverstaan, die heen en weer zwiept tussen Led Zeppelin, Cream en Black Sabbath, om de bekendste referentiepunten maar eens te noemen. Zo modern als een bruin / oranje pedaalemmer van Brabantia maar wat geeft het, de vier heren weten er wel raad mee. Wat oud is hoeft nog niet versleten te zijn. Waarschijnlijk is het in optima forma genietbaar met een stickie in je knar maar ook zonder geestverruimende middelen kun je het goed opzuigen. Als een stofzuiger van Nilfisk. Ook uit Zweden trouwens. 

Rap, ik heb er weinig mee. Althans live, want dan vind ik het maar al te vaak verzanden in door elkaar heen schreeuwende individuen die om de haverklap roepen dat ik mijn handen in de lucht moet gooien alsof het me niets interesseert. Ik ga dan ook meer uit nieuwsgierigheid kijken naar Odd Future – voluit Odd Future Wolf Gang Kill Them All of ingekort OFWGKTA – dan dat het me muzikaal interesseert. Na alle positieve berichtgeving over het controversiële rapcollectief ben ik via internet aan het luisteren geslagen maar sorry, heren critici, dit is niet aan mij besteed. Net zo min als de her en der seksistische, anti-homo en andere voor het shockeffect bedoelde teksten van Tyler, The Creator, die meer blijk geven van een dwarse tiener dan een creatief genie. Jammer dat niet gekozen is voor het veel interessantere The Internet, van OFWGKTA leden Syd Tha Kyd en Matt Martians dat begin dit jaar met het helaas ondergesneeuwde “Purple naked ladies” (soul / hiphop voor de 21e eeuw) met wat mij betreft één van de beste platen van 2012 op de proppen kwam.     

Op Pinkpop dit jaar liet ik ze schieten, maar nu pikken we – eigenlijk meer door toeval dan door opzet – toch een stuk van The Hives mee. En in ieder geval een paar van hun leukste nummers zoals “Hate to say I told you so”, “Go right ahead” en “Tick tick boom”. De band gaat voor het beproefde recept met Howlin’ Pelle Almqvist in de rol van veelvuldig met het publiek communiceerde spreekstalmeester. In 2000 zag ik de band voor de eerste keer (in de Effenaar) en toen viel mijn mond bijkans open. Twaalf jaar later blijkt aan de formule op zowel plaat als bühne amper te zijn gesleuteld – eigenlijk alleen de uniforme outfits zijn aan verandering onderhevig – en die biedt hooguit aan de nieuwbakken fans iets verrassends. 

Is het mogelijk om twee bands tegelijkertijd te ondergaan? En dan ook nog eens van een afstand? Commando Billy en ik doen in ieder geval een dappere poging. Gezeten op een zodanige plek op de tribune bij de Wablief? tent kunnen we zowel een blik werpen in de Marquee waar Miike Snow – een van de opvallend vele Zweedse acts dit jaar – hun dance pop ten beste geven als uitzicht hebben – al is het slechts een gaatje – op duo The Black Keys die op het hoofdpodium hun gestaag toenemende populariteit en uiteindelijke doorbraak vieren met hun alternatieve rock’n’roll. Om laatstgenoemde ook echt te horen moet ik me toch even naar het hoofdterrein begeven. Een kleine tien jaar geleden stond de band op het Metropolis festival. Ik heb ze toen gezien maar ik kreeg toen niet de indruk dat ze ooit nog eens zo groot zou gaan worden. Een insluipende vorm van metaalmoeheid voorkomt dat ik lang blijf hangen, en de hitte begint toch ook weer parten te spelen. Terug naar de tribune maar weer, waar eerlijk gezegd ook Miike Snow langs me heen gaat. Twee bands tegelijkertijd, nee, dat werkt dus niet. Hadden we kunnen weten.  

Een fan van Enter Shikari zal ik wel nooit worden. Een paar nummers van de (o.a.) metal / drum’n’bass / indie band trek ik nog wel, maar een heel concert… Het zal ook de reden zijn waarom ik nooit albums en alleen een paar singles van de band heb aangeschaft. Eigenlijk zijn we hier nu vooral aanbeland omdat er verder toch niets anders is dat onze interesse wekt en omdat we naar verwachting – en dat blijkt ook te kloppen – weer diverse vrienden en bekenden tegen het lijf zullen lopen. Van de zon hebben we gelukkig weinig last meer want die is al aan een afdaling begonnen. Het aftellen kan bovendien beginnen want er zijn nog maar enkele uren te gaan voordat Pukkelpop voor ons dit jaar ten einde is. Op weg naar het hoofdterrein passeren we de Marquee waar Wilco net begonnen is met hun set in een redelijk gevulde tent. Verder lijkt iedereen zich nu te begeven richting hoofdpodium waar het een drukte van belang is. 

Het siert de sympathieke Dave Grohl dat hij perse terug wilde keren naar Pukkelpop als goedmaker voor iedereen die ze vorig jaar moest missen na het afgelasten van het festival vanwege de storm met dodelijke gevolgen. Je kunt van Foo Fighters houden of niet maar er valt niet te ontkennen dat de band zich live voor het volle pond geeft. Ze staan dan ook ingepland voor een 2,5 uur durend concert. Dat is mij teveel van het goede – het is daarbij niet de eerste maal dat ik de band zie – maar op wat ik ervan meekrijg, en dat is ruim een uur, valt niets af te dingen. Opener “White limo”, te vinden op de door indindo samengestelde promotionele cd die Chokri onder diverse bezoekers werd verspreid :-), is een knallend begin, gevolgd door een trits singles (“Rope”, “My hero”, “All my life”) die de stemming er meteen inbrengen. We wisten al dat Bob Mould als gastspeler zou worden geïntroduceerd en dat gebeurt al vroeg in de set. Uiteraard na “My hero”, want Bob is Dave’s muzikale held. Jammer dat er niet samen met Bob iets uit de Hüsker Dü catalogus wordt gevist, en dat de gastmuzikant slechts met twee FF liedjes mag meespelen alvorens weer in de coulissen te verdwijnen. Grohl herinnert zich de eerste keer dat hij hier stond, zijn debuut op een groot festival voor een handvol mensen dat de moeite had genomen naar de eerste band van de dag te komen kijken. Toen bestond Pukkelpop uit nog maar één podium en stonden er minder dan tien bands op het affiche. Op dat affiche prijkte de naam Limbomaniacs maar die hadden afgezegd en ter vervanging werd een nog onbekende groep namens Nirvana neergezet. Afijn, ik was er toen ook, en helaas ook weer niet. Nirvana deed destijds de Pukkelpop aftrap, 21 jaar later mag Grohl het met trots afsluiten. 

Ons laatste bezoek aan de Shelter heeft voor ons een aangename verrassing in petto. Het zich sinds dit jaar weer bijeengeraapte Refused – alweer een Zweedse act trouwens – zet namelijk een gedreven en zeer overtuigende performance neer. Binnen het punkgenre wordt Refused als een legende betiteld, niet in de laatste plaats dankzij album “The shape of punk to come”, dus bepaalde verwachtingen zijn er wel. Nu zijn in het verleden behaalde successen geen garantie voor de toekomst maar Refused maakt de belofte meer dan waar. Zanger Dennis Lyxzén is een bevlogen frontman die ergens voor staat. “Free Pussy Riot” staat op de bassdrum gekalkt en dat is geen loze, ‘lekker makkelijk scoren’ gebaar. Lyxzén houdt een vlammend betoog, en zijn collega bandleden vormen het muzikale equivalent waarbij genoemd album ruimschoots aan bod komt. “Refused are fucking dead” heet een van de songs. Nou, dacht het niet! Want in weerwil van hun naam is Refused een meer dan welkome, levendige afsluiter in de Shelter.  

Nog één act scheidt ons van het vuurwerk waarmee Pukkelpop traditioneel wordt afgesloten, en dat is Dizzee Rascal. Die wacht niet totdat in de nachtelijke hemel vuurpijlen in veelkleurigheid uiteenspatten, want hij heeft zo zijn eigen knallers. “Holiday” bijvoorbeeld, en dat is ook altijd een beetje het gevoel tijdens deze dagen, en natuurlijk “Bonkers”, de ultieme partytrack die nooit gaat vervelen. Een confettikanon spuit iedereen onder, de meute ontploft en iedereen gooit er nog een laatste spring- hos- of dansbeweging uit. Terwijl we onze eigen naborrel houden van onze laatste consumptiebonnen en we naderende, met linten gewapende festivalvrijwilligers het terrein even gestaag als gedecideerd zien verkleinen, brengen we een toast uit op een veel te warme maar uiteindelijk wel weer geslaagde Pukkelpop editie. Want we dan nog niet weten is dat onze nachtrust in de vroege ochtend zal worden verstoord door campingburen met een voorliefde voor één specifiek electro album. Toegegeven, een verdomd goede plaat van een mij onbekende artiest, maar niet als je probeert te slapen, en dat wordt door commando Billy dan ook luid en duidelijk te verstaan gegeven… met succes! Enkele uren later, na een korte nachtrust, pakken we ons boeltje op en in, Zonhoven achter ons latend. De zon daarentegen reist met ons mee, nog feller en heter dan voorgaande dagen. Om ‘bonkers’ van te worden. 

Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten