dinsdag 7 augustus 2012

Pinkpop (dag 3) - Landgraaf : Megaland : maandag 28 mei 2012

Zijn we op de derde en laatste Pinkpop dag op tijd voor Rival Sons? Commando Billy en ondergetekende schuiven in ieder geval tijdig aan in de rij wachtenden voor de toegangspoort van Megaland, maar je weet nooit hoe snel het gaat vlotten. Best snel, zo blijkt, en zo kunnen niet veel later de verrichtingen aanschouwen van de vier heren van Rival Sons. Ik ken ze niet, maar goed, we gaan op het positieve oordeel af van platenzaakeigenaar Rino. Die hoeven we na afloop van het concert niet op te zoeken om een hartig woordje mee te hebben, evenmin om te vragen of hij een cd van de band op voorraad heeft. Het is in de houding, aankleding en vooral de muziek van Rival Sons niet moeilijk gissen waar ze de inspiratie vandaan halen: jaren zeventig rock. Free, Led Zeppelin, Thin Lizzy, dat werk dus. Het kwartet voegt feitelijk niks toe aan wat we van het genre al kennen, clichés worden niet geschuwd, maar ach, voor een openingsband op de 3FM stage vervult het een nuttige functie.

Gers “Ik neem je mee hee hee hee hee!” Pardoel komt het hoofdpodium opgelopen met in zwart pak en zonnebril gestoken lijfwachten in lilliputterformaat, een ironische bedoelde knipoog naar al die zichzelf zo belangrijk vindende Amerikaanse rappers die zich graag laten omringen door kleerkasten, ook tijdens optredens. Gezien zijn populariteit is een opening spot op het hoofdpodium een logische keuze en de sympathieke Gers Pardoel maakt er dankbaar gebruik van. Het publiek laat zich “Broodje pakbao” – met The Opposites – goed smaken, en ook met “Bagagedrager” en vooral (en uiteraard) uitsmijter “Ik neem je mee” bereikt Gers het gewenste effect. Gers hangt niet de gangster uit, doet niet overdreven stoer, en appelleert met zijn positieve houding en catchy deuntjes aan een breed publiek. Van mij mag ‘ie.

Drie albums heeft Blood Red Shoes inmiddels uitgebracht, maar verder dan die eerste, het prima “Box of secrets” (2008), ben ik nooit gekomen. Niet dat Laura-Mary Carter en Steven Ansell het daarna zorgwekkend slechter gingen doen, maar zoals wel vaker met bands het geval is, hebben ze met hun debuut eigenlijk al hun beste kruit verschoten. Dat blijkt ook met dit optreden, waarin de echte smaakmakers van “Box of secrets” afkomstig zijn – o.a. “It’s getting boring by the sea”, “I wish I was someone better” en “You bring me down” – met de singles van de andere platen als goede, maar meer van hetzelfde, tweede. Zolang ze binnen hetzelfde idioom blijven opereren, lopen ze al snel tegen de beperkingen van hun eigen ‘gitaar-zang-drums-en dat was het’ kaders aan. The White Stripes konden dat met hetzelfde instrumentarium wel. Maar goed, misschien kan Laura-Mary – nog steeds een prettige verschijning overigens – inspiratie halen bij haar vriendje Felix White die met zijn band The Maccabees met album nummer drie een voorlopig artistiek hoogtepunt heeft bereikt. Jammer dus dat Pinkpop nou net die band dit jaar niet heeft teruggevraagd. 

Misschien leuk voor tussen de schuifdeuren of op het straatmuzikantenfestival, maar op het hoofdpodium van Pinkpop wordt al gauw duidelijk dat Seasick Steve hier feitelijk niets te zoeken heeft. Een zeventiger met een markante kop en een scriptwaardig levensverhaal die zijn eigen gitaren in elkaar knutselt is ongetwijfeld interessant als curiositeit maar de muzikale kant van het verhaal is toch beduidend minder opmerkelijk. Als Steve en zijn drummende kompaan het bij twee nummers hadden gelaten, dan was dat precies voldoende geweest, daarmee zo ongeveer de reikwijdte van zijn muzikale spectrum afdekkend. Helaas heeft hij een uur tot zijn beschikking, dat onder meer wordt benut voor het uit het publiek op het podium halen van een voor Steve veel te jonge meid die even bij opa op schoot mag komen zitten. Beetje dubieus natuurlijk, doch vertel dat maar eens aan zijn seasick sjtieve. 

Liefkozend wordt hij ‘Herbie’ genoemd, net als die VW (ook Duits!) uit de Disney films, en dan heb ik het over Herbert Grönemeyer. Een opvallende want niet voor de hand liggende naam binnen de Pinkpop programmering maar Jan Smeets is fan en vergis je niet: Herbert verkoopt de HMH uit. Mijn oudste broer, zelfverklaard liefhebber van Herbie, kan het weten want hij was erbij. Ofschoon onze muzikale smaken behoorlijk verschillen, geef ik hem te kennen dat ik de kans om Herbie te gaan zien niet aan mij voorbij zal laten gaan. Zo gezegd, zo gedaan, al is het niet van begin tot einde, want met The Specials in aantocht, is het zaak om op tijd in het voorste vak bij het hoofdpodium plaats te nemen. Herbie heeft er zin in, niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat hij al jarenlang had gehoopt op een uitnodiging van Jan. Als hij zich waagt aan een behoorlijk beetje Nederlands met voldoende Duits accent, dan heeft hij de toeschouwers eigenlijk al voor zich gewonnen. Mij ook, zeker met publieksfavoriet “Halt mich”, dat vrij snel in de set opduikt, en dat ik in verband met een werkopdracht – lang verhaal – gedurende enige weken vaak heb gehoord, niet tot vervelens toe overigens, want het intrigeerde alleen maar meer. De kers op de taart volgt ’s avonds, wanneer ik tot mijn grote verbazing en verrassing Herbie op nog geen twee meter van me zie afstaan, kijkend naar Bruce Springsteen. Niemand lijkt het te beseffen, behalve ik. Zonder probleem gaat de goede man met mij op de foto, en wanneer omstanders in de gaten hebben om wie het gaat, is Herbie na nog een fotoverzoekje of drie weer vertrokken naar – zo ik vermoed – de luwte van de backstage area. Herbie, bedankt! 

Het was een feestelijk optreden dat The Specials vorig jaar gaven in de AB te Brussel, en met die goede herinnering wandel ik met gelijkgestemden het voorste vak in om verzekerd te zijn van een plek op korte afstand van het podium. We hadden ons de moeite van het tijdig inschuiven kunnen besparen, want net als twee dagen eerder, toen The Cure hier aantrad, blijft het er rustig. En heel wat lui die er al stonden voor onze komst, blijken niet of nauwelijks interesse te hebben voor The Specials. Zij zijn namelijk in afwachting van The Boss. Achter me staat de ene Springsteen fan aan de ander uit te leggen dat er zo dadelijk een ‘reggae bandje’ gaat spelen, en als het optreden eenmaal van start is gegaan, en ik mijn enthousiasme betuig door mee te zingen en te dansen, kan dat rekenen op meewarige blikken van de Boss adepten. Het feestje moet het toch al doen zonder de zieke Neville Staple, waardoor de communicatie met het publiek meer bij gitarist Lynval Golding en de doorgaans stugge Terry Hall komt te liggen. De ideale sfeer of in ieder geval zoals ik die in de AB ervoer, kan derhalve jammer genoeg niet worden gecreëerd, maar dat mag de pret niet drukken. Hoe zou dat ook kunnen met een setlist waar geen speld tussen te krijgen valt, klassiekers en/of persoonlijke favorieten bevattend als “Too much too young”, “Rat race”, “Gangsters”, “A message to you Rudy”, “Stereotype” en “Man at C&A”. Dat ook nu weer “Ghost town” opvallend absent is, het zij de band vergeven. “Enjoy yourself” zo zongen ze, en zo is het maar net.   

Niet gedacht dat folk ooit nog eens zo populair zou worden. Er was een tijd dat het genre toch vooral geassocieerd kon worden met geitenwollen sokken types, ongewassen mannen in slobbertruien met baarden en lang haar, oubolligheid, en allesbehalve sexy. Nu staan al ruim voor aanvang de fans, veelal jonge meiden, vooraan het podium te dampen in afwachting van Mumford & Sons. Folk is de nieuwe indie, al dan niet vermengd met pop en rock, en gezichtsbeharing is optioneel geworden. Zanger Marcus Mumford is door zijn huwelijk met actrice Carey Mulligan – een goede keuze, als je het mij vraagt – bovendien interessant geworden voor paparazzi. Allemaal leuk en aardig, maar de band is niet aan mij besteed. Ik ben toch al geen ‘folkie’, en als het toch moet, dan liever met een briljante dronkaard achter de microfoon, luisterend naar de naam Shane MacGowan. Daar had ik al die meisjes wel eens voor willen zien soppen…

Pinkpop nadert zijn einde, in ieder geval op de 3FM stage, waar we al aangenaam verpozend op een bankje de bijpassende klanken van James Morrison tot ons nemen. Een beetje braaf weliswaar – Sky Radio is nooit ver weg – maar de timing is perfect: de juiste muziek op het juiste moment. Het zonnetje schijnt nog steeds, de sfeer is relaxed en de sympathieke en montere James – als zijn roepnaam ‘Jim’ is, dan hebben we een verder niet ter zake doend Doors moment – kabbelt aangenaam voorbij. Af en toe hoor ik iets dat me bekend voorkomt, in het bijzonder de prettige single “You give me something”. Ik heb zelf ook een ‘something’ gekregen. Of gekregen, was het maar, want gekocht voor twee bonnen, ergo € 5,-. Daarvoor heb ik dan een stokje gekregen met er in gekrulde vorm omheen gewikkeld een soortement van aaneengeregen chips – in kwantiteit minder dan de inhoud van een mini zakje - gedoopt in chilipoeder. Het zag er intrigerend uit maar uiteindelijk heb ik me dus laten foppen door een hoopje gebakken lucht. Benieuwd wat ze volgend jaar gaan bedenken. 

Je kunt zeggen wat je wilt van al die Boss fans, maar trouw en fanatiek zijn ze wel. De rest van het programma kan ze ogenschijnlijk geen ruk schelen, de echte diehards houden al de gehele dag residentie in het voorste vak – met alle irritaties van dien – en ze laten hun liefde niet onbetuigd door en masse te komen opdagen in verscheidene, de lange carrière van The Boss overspannende T-shirts. Kijk, daar loopt er eentje rond in een tour shirt van twintig jaar geleden. Waarschijnlijk heeft iedereen ook een exemplaar aangekocht waarop de datum van vandaag prijkt. Zoals bekend stond Bruce Springsteen & The E-Street Band hier twee jaar geleden ook al, maar het schijnt dat hij zelf graag wilde terugkomen. En Jan Smeets zal de laatste zijn om daar ‘nee’ tegen te zeggen, al was het maar vanwege de verzekerde ticketinkomsten die het met zich meebrengt. Afijn, Bruce doet zijn ding, en of je er nu van houdt of niet, ’s mans werklust, enthousiasme en passie zijn even ongebreideld als bewonderenswaardig. De echte fans kennen uiteraard elk nummer, zelfs van meest recente album “Wrecking ball”, maar voor mensen zoals mij gooit Bruce er gelukkig enkele wie-kent-ze-niet songs / hits doorheen zoals “Because the night”, “I’m on fire”, “The river”, “Born to run” en “Born in the USA”. Leuk en onverwacht is zijn cover van “69 tears”, samen met Garland Jeffreys, die over enige tijd voor heel wat minder publiek op dezelfde plek mag terugkomen voor een bijdrage aan Pinkpop Classic. En zo eindigt de 43e editie van Pinkpop dat het voor ondergetekende in muzikaal opzicht vooral van oudgedienden moest hebben en daarnaast, zoals gewoonlijk, van sfeer, gezelligheid en vrienden. De Pinkpop 2012 app kan van de telefoon worden verwijderd, volgend jaar download ik geheid de opvolger. 

Meer foto’s hier!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten